1/30
Looks like no tags are added yet.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
BBP
Bruto binnenlands product: waarde totale productie aan goederen en diensten van een land in één jaar
Omvang BBP berekenen
Objectieve methode: toegevoegde waarde bedrijven en overheid
Subjectieve methode: via beloningen productiefactoren
Bestedingen: Y = C + I + O + E - M
Netto toegevoegde waarde (formule)
Bruto toegevoegde waarde - afschrijving
Nationaal inkomen
Primaire inkomens in Nederland - inkomens in NL door buitenlanders + inkomen door NL’ers in buitenland
S-I (term)
Particulier spaarsaldo
B-O
Overheidssaldo
E-M
Saldo op lopende rekening
Welvaart in enge zin
Koopkracht besteedbaar inkomen → uitdrukken in geld
Welvaart in ruime zin
De mate om behoeften te kunnen voorzien (niet meetbaar), zoals gezondheid, veiligheid, onderwijs, milieu, vrije tijd.
Beperkingen BBP als maatstaf
zegt niets over inkomensverdeling
informele economie niet meegenomen
zegt alleen iets over materiële behoeften (niet over vrije tijd etc)
geen rekening houden met negatieve externe effecten
geen rekening houden met uitputting natuurlijke hulpbronnen
Ruimere welvaartsbegrippen (alternatieven BBP)
Groen BBP
Human Development Index (HDI)
World Happiness Index
Productiefactoren
Kapitaal
Arbeid
Natuur
Ondernemerschap
Afnemende meeropbrengsten
Elke extra arbeider levert minder extra/marginale productie (door vaste hoeveelheid kapitaal)
Verband loonkosten per eenheid product en export
Loonkosten per eenheid product stijgen → bedrijf verhoogt verkoopprijs → internationale concurrentiepositie verslechtert → export daalt.
Welvaart in enge zin is niet in ruime zin
Negatieve externe effecten
ongelijke verdeling inkomen
ethische problemen bij goedkopere producten
Welvaart in ruime zin is niet in enge zin
positieve externe effecten: kwaliteit verbetering onderwijs/milieu zie je niet in inkomen
informele sector onbekend
toename vrije tijd/geluk/mate democratie niet in inkomen
Structuur
aanbodkant economie (productiecapaciteit)
gericht op langere termijn
kwantiteit en kwaliteit productiefactoren
Conjunctuur
schommelingen in de economie op “kortere” termijn
vraagkant economie
bestedingen
Hoogconjunctuur
overbesteding (vraag>capaciteit)
inflatie loopt op
krappe arbeidsmarkt (mensen moeten overwerken en veel vraag naar arbeid)
Laagconjunctuur
onderbesteding: vraag<capaciteit
lage inflatie of deflatie
ruime arbeidsmarkt (hoge werkloosheid)
Positieve outputgap
Vraag > productiecapaciteit
Conjunctuurindicatoren
vertrouwensindicatoren: consumenten en productenvertrouwen, orders
economische indicatoren: consumptie, export, investeringen
arbeidsmarktindicatoren: werkloosheid, vacatures
Conjuncturele werkloosheid (+ formule)
in laagconjunctuur → lage productie → arbeidsvraag neemt af → werkloosheid stijgt.
Uc = Av* - Av
Structurele werkloosheid (+ formule)
Zelfs als het goed gaat met de economie is er werkloosheid.
Us = Aa - Av* (Aa = beroepsbevolking)
Anticyclisch beleid
Afremmen in hoogconjunctuur, stimuleren in laagconjunctuur.
Voordelen anticyclisch beleid
Sociale zekerheid: uitkeringen in laagconjunctuur
Minimumloon: garantie op koopkracht
Progressieve belastingen: in laagconjunctuur minder belasting, in hoogconjunctuur meer belasting
Nadelen anticyclisch beleid
importlek
spaarlek
time lags: effect van beleid te laat (door lange besluitvorming)
overheidssaldo: EMU bepaalt normen tekorten/schulden (beperking stimulans)
crowding out: als overheid veel leent wordt investeren duurder
Secundair inkomen
Primair inkomen (productiefactoren) + overdrachtsinkomen (sociale uitkeringen en toeslagen)
Soorten belastingstelsels
Progressief: hogere inkomens hogere belastingpercentages (nivellering)
Proportioneel belastingstelsel: iedereen hetzelfde percentage (geen nivellering of denivellering)
Degressief belastingstelsel: iedereen betaald hetzelfde bedrag (denivellering)
Overheidsingrijpen
Primair inkomen: minimumloon, maximumtarieven, gelijke behandeling
secundair inkomen: belastingstelsel en inkomensoverdrachten
tertiair inkomen: prijsverhogende belasting, prijsverlagende subsidie, prijsdifferentiatie
Armoedeval
Riskering financieel achteruitgaan als mensen van uitkeringen naar betaald werk gaan (armen worden niet gestimuleerd te werken)