1/33
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
Desoxyribonucleïnezuur (DNA)
=belangrijkste nucleïnzuur
->blijft in celkern
->bevat alle nodige genetische info
Ribosoom
=moleculair complex ->eiwitsynthese
Lysosomen
=membraanblaasjes >Golgi-apparaat
->functie=afbraak overbodige macromoleculen
=digestie gefagocyteerde partikels
Peroxisomen
-Neutraliseren giftige stoffen
Glycocalix
=laag koolhydraten
->bedekt buitenkant cel
->belang. functie bij interacties tss cellen
Homo-oligomeer
=kanaal opgebouwd uit reeks subunits van dezelfde soort
Hetero-oligomeer
=subunits versch. soorten maken het porievormende gebied van het ionenkanaal uit
Dendrieten
=boomvormige vertakte uitlopers v/h cellichaam
->ontvangen prikkels andere zenuwcellen
->geleiden prikkels nr cellichaam
Zenuwcellen/neuronen
=morfologische & functionele eenheid van ZS
->exciteerbare cellen (verw. info + doorsturen & opslaan)
Enzymen
=chemische katalysatoren (vaak in eiwitstructuur)
->specifiek enzym vr elke biochemische reactie
->veroorzaken chemische reacties
Eiwitsynthese
1) Transcriptie
->stukje DNA dat specifiek codeert vr eiwit X wordt overgeschreven op mRNA
2) Translatie
->ribosomen zorgen vr vertaling genetische code op mRNA nr eiwit
Membraan
=dubbele laag fosfolipiden
->functie=transport & beweeglijkheid
->houden stoffen buiten & binnen cel
->kanalen vr transport
Gating
=overgang van open nr gesloten toestand ionenkanaal (& omgekeerd)
-2 manieren:
1) Structurele wijziging gehele ionenkanaal
2) Ion gate: speciale subunit die porie blokkeert
Ligandgemedieerde kanalen
+ligand (eiwit) bindt aan receptor ionenkanaal
->E komt vrij, wordt gebruikt kanaal openen
Fosforgemedieerde kanalen
1. Phosphorylation=open
2. Dephosphorylation=dicht
->fosforgroep bindt aan ionenkanaal
->verhouding elektrische ladingen wijzigt
->kanaal open (of dicht als fosfor weggehaald)
Potentiaalgemedieerde kanalen
=spanningsgevoelig (voltage-gated)
1. Depolarisatie=open
2. Polarisatie=dicht
->verandering membraanpotentiaal: energie vrij
Mechanische kanalen
=stretch- & pressure-gated
->mechanisch geopend & gesloten dr verankering aan cytoskelet
->vervormingen membraan of ganse cel
4 grote onderdelen motorneuron
1) Cellichaam/soma
=metabool centrum cel
->celkern, organellen, intercellulaire structuren, neurofilamenten & pigmenten
2) Dendrieten
=boomvormig vertakte uitlopers cellichaam
->ontvangen prikkels & geleiden nr soma
3) Axonen
=lange, dikke uitlopers cellichaam
->wegleiden prikkel (splitst aan einde op in collateralen/vertakkingen)
→axonheuvel: stapelt pigment lipofuscine op (onverteerd materiaal >lysosomen)
4) Presynaptische zenuw
->hierin eindigen axonvertakkingen
->synapsen: uiteinden (eindknoppen) maken contact m. andere neuronen
4 functionele componenten neuron
1) Lokale inputzone
->toekomen prikkels op neuron
2) Integratiezone
->prikkels samengeteld bij axonheuvel
3) Conductiezone
->geleiding impulsen nr axonuiteinden
4) Outputzone
->contact m. volgende zenuwcel
+omzetting elektrische info nr chemisch signaal (=neurotransmitter)
3 soorten vormen neuronen
1) Bipolaire neuronen
=soma met 2 uitlopers
2) Pseudo-unipolaire neuronen
=1 axon dicht bij soma: opgesplitst in 2 takken
Bv: neuronen in dorsale wortels van ruggenmerg
3) Multipolaire neuronen
=1 axon, meerdere dendrieten (ontspringen op versch. plaatsen uit soma)
->meestvoorkomend, bv: motorneuron ruggenmerg, piramidecel cerebrale cortex, Purkinjecel in cerebellum…
Axon
=in staat om elektrische signalen te geleiden
→splitst zich aan uiteinde op in collateralen/vertakkingen
Corticale piramidecel / piramidaal neuron
=typisch multipolaire cel
->voorkomen in grote cerebrale cortex
-Versch vormen, gemeenschappelijk:
1) Dendritische boom
2) Piramidevormige soma (cellich.)
3) Dendrieten bezaaid met dendritic spines (stekels), ontvangen input van axonen
Soorten neuronen (obv functie)
1) Receptorcel (=sensorisch neuron)
->gespecialiseerd, afferent (zintuiglijke info van periferie nr CZ)
->perceptie & motorische coördinatie mogelijk hierdr
2) Effectorcel (=motorisch neuron)
->lange axonen, efferent (zenuwimpulsen van CZ naar periferie)
3) Interneuronen
->niet specifiek motorsisch/sensorisch
->info ontvangen, verw, doorsturen
-Onderscheid:
1. Projectie-interneuronen
->lange axonen, signalen over lange afstand
2. Lokale interneuronen
->infoverw binnen lokaal circuit
Synaps
=contactplaats neuron m. ander neuron, spiercel of kliercel
->ontvangen zeer veel zulke contacten
→structureel & functioneel onderhouden dr steuncellen
Synapsspleet
=ruimte tss pre- en postsynaptische membraan
Soorten gliacellen
1) Macroglia
->astrocyten, oligodendorycten, Schwanncellen
2) Microglia
->afweer hersenweefsel
->transport afval- & afbraakstoffen (dood weefsel verwijderen)
3) Ependymale cellen
->begrenzende cellaag hersenen (aanmaak CSV)
Oligodendrocyten
-in grijze & witte stof CZ
->zorgen vr myeline omhulling axonen CZ
Myeline
=versch. lagen celmembranen: worden dr eiwitten aan elkaar gehouden
Schwanncellen
~zorgen vr myelinisatie axonen perifere ZS
Astrocyten
=meest voorkomende & grootste gliacellen
→stervormig onregelmatig lich. (veel uitlopers)
→verspreid over hersenen & ruggenmerg
-Functies:
1) Structurele ondersteuning neuronen
2) Herstellen hersenweefsel na beschadiging
3) Nutritionele rol: brug tss haarvaatjes & zenuwcellen
4) Vormen gesloten kring rond bloedvaten in hersenen (bloed-hersenbarrière)
5) Stofuitwisseling met neuronen (reactie op synaptische activiteit, regulatie van neurotransmitters)
Auxiliaire subunits
=hulponderdelen die de doorlaatbaarheid vd kanalen moduleren (gating)
Myelineschede
=zorgt vr hogere transmissiesnelheid
→gevormd dr steuncellen (Schwann-cellen: 1 per myelinestukje, oligodendrocyten: 1 voor meerdere axonen)
→knopen van Ranvier =stukjes van myelinescheden gescheiden dr onderbrekingen
Soorten vesikels
1) Grote dense-cored vesikels
→in Golgi-apparaat samengesteld
→bevat neuropeptiden
→via axonaal transport nr zenuwuiteinde (langs microtubili)
2) Synaptische vesikels
→klein, pas gevormd & gevuld aan zenuwuiteinde (met klein-moleculaire neurotransmitters)
Axonaal transport
exocytotisch secretieproces heel gelijkaardig aan andere cellen
→verschil met lokale synthese: locatie exocytose vaak heel ver verwijderd van locatie waar vrijgestelde stoffen gesynthetiseerd worden
→adhv 2 soorten vesikels (dense-cored & synaptische vesikels): na vrijstelling gaan membranen v. vesikels terug nr celllichaam: hergebruikt of afgebroken