H3: Basiselementen van de opvoeding 👩‍👦

0.0(0)
studied byStudied by 0 people
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
Card Sorting

1/36

flashcard set

Earn XP

Description and Tags

E2

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

37 Terms

1
New cards

Pedagogiek (opvoedkunde)

De wetenschap van het begeleiden of opvoeden van kinderen.

2
New cards

Orthopedagogiek

De wetenschap die de opvoeding bestudeerd in problematische opvoedingssituaties.

3
New cards

Kuipers

3 opvoedingsdoelen:

  • zelfstandigheid

  • zelfredzaamheid

  • zelfvertrouwen

4
New cards

Eerste mensbeeld

  • kind = vat vol driften & impulsen

  • doel: zelfcontrole & geweten verwerven

  • opvoeder:

    • kind in goede banen leiden

    • vgl. brandweer die brandjes blust

5
New cards

Tweede mensbeeld

  • kind = onbeschreven blad

    • → ontwikkeling kan alle kanten uit gaan

  • opvoeder:

    • goed voorbeeld bieden

    • juiste kennis en vaardigheden aanleren

    • vgl. leerkracht

  • Pedagogische optimisme

6
New cards

Derde mensbeeld

  • kind = van nature goed wezen

  • opvoeder:

    • mag pad voor kind niet zelf bepalen

    • stimuleren + kansen bieden om zich te ontplooien

    • vgl. tuiniers

7
New cards

Transactioneel proces

proces, waarin ouders en kinderen elkaar wederzijds beïnvloeden in relatie met de specifieke omgeving van het gezin

3 actoren

  • opvoeder

  • kind

    • omgeving

8
New cards

opvoedingsmilieu

Alle actoren samen.

9
New cards

Primaire opvoedingsmilieu

= gezin

rollen in het gezin

  • cultureel gebonden

  • andere gezinsvormen: kinderen ervaren geen nadelen

gezinscohesie

  • loszandgezin

  • halfopen/halfgesloten gezin

  • kluwengezin

10
New cards

Loszandgezin

  • weinig cohesie

  • geen grenzen/controle

  • kind is op zichzelf aangewezen

gevolgen:

  • moeilijkheden met gezag

  • moeite om rekening te houden met anderen

  • moeite met zelfontplooiing door onvoldoende uitdagng

11
New cards

Halfopen/halfgesloten gezin

  • goede hoeveelheid cohesie

  • emotionele betrokkenheid

  • open communicatie

gevolgen:

  • volledige ontplooiing doordat omgeving veiligheid en acceptatie biedt

12
New cards

Kluwengezin

  • weinig autonomie en individualisme

  • verstikkend

  • belemmerd zelfontplooiing

gevolgen

  • niet ontplooien door versmachting

  • schuldgevoelens over verlaten van gezin

13
New cards

Differentieel opvoeden

kinderen in het zelfde gezin op een andere manier behandelen , het is een reactie op de genetische verschillen tussen kinderen.

14
New cards

secundair opvoedingsmilieu

= beroepsopvoeders

  1. kinderopvang

  2. school

    1. vroeger: kennisinstituut

    2. nu: prominentere rol in opvoeding

15
New cards

Tertiair opvoedingsmilieu

= georganiseerde activiteiten

→ ontstaan door verbod op kinderarbeid + leerplicht

16
New cards

Quartair opvoedingsmilieu

= maatschappij

formele controle

  • = wetten en regels

informele controle

  • sociale controle

massamedia

  • vroegere sociale puberteit

  • Koops: “gemankeerde volwassenen”

  • reclame = gevaarlijk

  • iedereen een max = campagne tegen groomers

17
New cards

Bakker

Balansmodel: een overzicht van kenmerken die de opvoeding positief of negatief beïnvloeden

18
New cards

Microsysteem: factoren

  • kindfactoren

  • ouderfactoren

  • gezinsfactoren

19
New cards

Mesosysteem: factoren

  • sociale gezinsfactoren

  • sociale buurtfactoren

20
New cards

Macrosysteem: factoren

  • sociaaleconomische factoren

  • culturele factoren

  • maatschappelijke factoren

21
New cards

verpaupering

verval tot armoede

22
New cards

Baumrind

opvoedingsstijlen: algemenen houding van de opvoeder ten opzichte van het kind

23
New cards

Martin & Maccoby

= 2 opvoedingsdimensies: responsiviteit & controle

24
New cards

Autoritaire opvoeding

  • hoge controle

  • lage responsiviteit

  • strenge regels, hoge eisen, discipline

  • gehoorzaamheid > behoeften kind

  • geen warmte & genegenheid

25
New cards

Autoritatieve opvoeding

  • hoge controle

  • hoge responsiviteit

  • aandacht voor: behoeften & positieve kwaliteiten

  • respecteren: autonomie & verantwoordelijkheid

  • communicatiestijl = onderhandelen

  • balans: grenzen ←→ vrijheid

  • Baumrind: vindt deze beste

26
New cards

Permissieve opvoeding

  • lage controle

  • hoge responsiviteit

  • weinig grenzen + moeite behouden

  • nauwelijks straffen

  • grote beslissingsvrijheid

  • vormen van verwenning

    • materiele

    • pedagogische

    • affectieve

  • ≠ anti- autoritaire opvoeding: geen verwenning maar willen dat kind eigen keuzes maakt

27
New cards

Verwaarlozende opvoeding

  • lage controle

  • lage responsiviteit

  • amper interesse in kind

  • geen regels of eisen

  • bijna geen opvoedingsrelatie

→ kan leiden tot verwaarlozing

→ geen bewuste keuze

28
New cards

effecten van opvoedingsstijlen

Autoritatief

  • hoge sociale competenties + schoolse competenties

  • lage internalisering van problemen, druggebruik en delinquentie

Autoritair

  • hoge: schoolse competenties + internalisering van problemen

  • lage: sociale competenties + druggebruik en delinquentie

permissief

  • hoge: schoolse competenties + sociale competenties + druggebruik + delinquentie (= gedragsproblemen)

Verwaarlozend

  • hoge: internalisering van problemen + druggebruik + delinquentie (= probleemgedrag)

29
New cards

opvoedingsdimensies

Verwijst naar een bepaald gedragskenmerk dat meer/minder voorkomt in een opvoedingsrelatie

30
New cards

responsiviteit

  • = mate van ondersteuning

    • warmte en tederheid

    • troost en steun

  • gevolgen

    • kind voelt zich aanvaard en gewaardeerd

    • verwerven betere sociale competenties

    • minder eenzaam

  • mogelijke verklaringen

    • steunende houding → positief zelfbeeld + vertrouwen in anderen

    • empathisch + goed in zijn vel → andere helpen en betere sociale competenties

31
New cards

gedragsmatige controle

  • = mate waarin opvoeder gedrag reguleert en controleert

  • door:

    • regels

    • toezicht houden

    • reageren bij overtredingen

  • gevolgen

    • minder externaliseren van problemen

32
New cards

psychologische controle

  • = mate waarin opvoeders proberen het gedrag van hun kinderen te beïnvloeden

  • 2 vormen

    • afhankelijkheidsgeoriënteerde psychologische controle

    • prestatiegeoriënteerde druk

  • manieren

    • schuldgevoelens opwekken

    • schaamte opwekken

    • voorwaardelijke aandacht of liefde

  • gevolgen

    • minder zelfstandigheid

    • laag zelfbeeld

    • internaliseren van problemen

  • mogelijke verklaringen

    • leidt tot perfectionisme en zelfkritiek → lage eigenwaarde en welbevinden

    • leidt tot relationele agressie → interpersoonlijke problemen (→ eenzaamheid)

33
New cards

opvoedingsmiddelen

  • regels

  • straffen

  • belonen

  • modeleren

34
New cards

Regels

voorwaarden om succesvol te zijn:

  • resultaat van overleg en communicatie

  • duidelijk

  • consequent toegepast

  • aangepast een ontwikkelingsniveau (veranderen doorheen de tijd)

  • waardering als kind zich eraan houdt

35
New cards

Straffen

3 categorieën

  • fysieke straffen

  • actieve straffen

  • sociale straffen

Waarom ze niet werken:

  • moet als een straf ervaren worden

  • moeilijk om consequent toe te passen

  • Straf moet onmiddellijk gegeven worden

  • soms is bekrachtiging > straf

neveneffecten

  • effect is van korte duur → steeds zwaardere straffen

  • door woede is opvoeder een slecht voorbeeld

  • aangeleerde hulpeloosheid

  • leert gedrag niet af maar leert ontsnappingsgedrag aan

36
New cards

belonen

3 categorieën

  • materiele

  • activiteit

  • sociale

aandachtspunten bij het belonen:

  • afspraak nakomen

  • kind moet het ervaren als een beloning

  • onmiddellijk na gedrag

  • vermijd te grote materiele- en activiteit beloningen → overrechtvaardiging

  • sociale beloningen = effectiefste

37
New cards

Modelleren

opvoeders hebben een constante voorbeeldfunctie