1/36
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
Pedagogiek (opvoedkunde)
De wetenschap van het begeleiden of opvoeden van kinderen.
Orthopedagogiek
De wetenschap die de opvoeding bestudeerd in problematische opvoedingssituaties.
Kuipers
3 opvoedingsdoelen:
zelfstandigheid
zelfredzaamheid
zelfvertrouwen
Eerste mensbeeld
kind = vat vol driften & impulsen
doel: zelfcontrole & geweten verwerven
opvoeder:
kind in goede banen leiden
vgl. brandweer die brandjes blust
Tweede mensbeeld
kind = onbeschreven blad
→ ontwikkeling kan alle kanten uit gaan
opvoeder:
goed voorbeeld bieden
juiste kennis en vaardigheden aanleren
vgl. leerkracht
Pedagogische optimisme
Derde mensbeeld
kind = van nature goed wezen
opvoeder:
mag pad voor kind niet zelf bepalen
stimuleren + kansen bieden om zich te ontplooien
vgl. tuiniers
Transactioneel proces
proces, waarin ouders en kinderen elkaar wederzijds beïnvloeden in relatie met de specifieke omgeving van het gezin
3 actoren
opvoeder
kind
omgeving
opvoedingsmilieu
Alle actoren samen.
Primaire opvoedingsmilieu
= gezin
rollen in het gezin
cultureel gebonden
andere gezinsvormen: kinderen ervaren geen nadelen
gezinscohesie
loszandgezin
halfopen/halfgesloten gezin
kluwengezin
Loszandgezin
weinig cohesie
geen grenzen/controle
kind is op zichzelf aangewezen
gevolgen:
moeilijkheden met gezag
moeite om rekening te houden met anderen
moeite met zelfontplooiing door onvoldoende uitdagng
Halfopen/halfgesloten gezin
goede hoeveelheid cohesie
emotionele betrokkenheid
open communicatie
gevolgen:
volledige ontplooiing doordat omgeving veiligheid en acceptatie biedt
Kluwengezin
weinig autonomie en individualisme
verstikkend
belemmerd zelfontplooiing
gevolgen
niet ontplooien door versmachting
schuldgevoelens over verlaten van gezin
Differentieel opvoeden
kinderen in het zelfde gezin op een andere manier behandelen , het is een reactie op de genetische verschillen tussen kinderen.
secundair opvoedingsmilieu
= beroepsopvoeders
kinderopvang
school
vroeger: kennisinstituut
nu: prominentere rol in opvoeding
Tertiair opvoedingsmilieu
= georganiseerde activiteiten
→ ontstaan door verbod op kinderarbeid + leerplicht
Quartair opvoedingsmilieu
= maatschappij
formele controle
= wetten en regels
informele controle
sociale controle
massamedia
vroegere sociale puberteit
Koops: “gemankeerde volwassenen”
reclame = gevaarlijk
iedereen een max = campagne tegen groomers
Bakker
Balansmodel: een overzicht van kenmerken die de opvoeding positief of negatief beïnvloeden
Microsysteem: factoren
kindfactoren
ouderfactoren
gezinsfactoren
Mesosysteem: factoren
sociale gezinsfactoren
sociale buurtfactoren
Macrosysteem: factoren
sociaaleconomische factoren
culturele factoren
maatschappelijke factoren
verpaupering
verval tot armoede
Baumrind
opvoedingsstijlen: algemenen houding van de opvoeder ten opzichte van het kind
Martin & Maccoby
= 2 opvoedingsdimensies: responsiviteit & controle
Autoritaire opvoeding
hoge controle
lage responsiviteit
strenge regels, hoge eisen, discipline
gehoorzaamheid > behoeften kind
geen warmte & genegenheid
Autoritatieve opvoeding
hoge controle
hoge responsiviteit
aandacht voor: behoeften & positieve kwaliteiten
respecteren: autonomie & verantwoordelijkheid
communicatiestijl = onderhandelen
balans: grenzen ←→ vrijheid
Baumrind: vindt deze beste
Permissieve opvoeding
lage controle
hoge responsiviteit
weinig grenzen + moeite behouden
nauwelijks straffen
grote beslissingsvrijheid
vormen van verwenning
materiele
pedagogische
affectieve
≠ anti- autoritaire opvoeding: geen verwenning maar willen dat kind eigen keuzes maakt
Verwaarlozende opvoeding
lage controle
lage responsiviteit
amper interesse in kind
geen regels of eisen
bijna geen opvoedingsrelatie
→ kan leiden tot verwaarlozing
→ geen bewuste keuze
effecten van opvoedingsstijlen
Autoritatief
hoge sociale competenties + schoolse competenties
lage internalisering van problemen, druggebruik en delinquentie
Autoritair
hoge: schoolse competenties + internalisering van problemen
lage: sociale competenties + druggebruik en delinquentie
permissief
hoge: schoolse competenties + sociale competenties + druggebruik + delinquentie (= gedragsproblemen)
Verwaarlozend
hoge: internalisering van problemen + druggebruik + delinquentie (= probleemgedrag)
opvoedingsdimensies
Verwijst naar een bepaald gedragskenmerk dat meer/minder voorkomt in een opvoedingsrelatie
responsiviteit
= mate van ondersteuning
warmte en tederheid
troost en steun
gevolgen
kind voelt zich aanvaard en gewaardeerd
verwerven betere sociale competenties
minder eenzaam
mogelijke verklaringen
steunende houding → positief zelfbeeld + vertrouwen in anderen
empathisch + goed in zijn vel → andere helpen en betere sociale competenties
gedragsmatige controle
= mate waarin opvoeder gedrag reguleert en controleert
door:
regels
toezicht houden
reageren bij overtredingen
gevolgen
minder externaliseren van problemen
psychologische controle
= mate waarin opvoeders proberen het gedrag van hun kinderen te beïnvloeden
2 vormen
afhankelijkheidsgeoriënteerde psychologische controle
prestatiegeoriënteerde druk
manieren
schuldgevoelens opwekken
schaamte opwekken
voorwaardelijke aandacht of liefde
gevolgen
minder zelfstandigheid
laag zelfbeeld
internaliseren van problemen
mogelijke verklaringen
leidt tot perfectionisme en zelfkritiek → lage eigenwaarde en welbevinden
leidt tot relationele agressie → interpersoonlijke problemen (→ eenzaamheid)
opvoedingsmiddelen
regels
straffen
belonen
modeleren
Regels
voorwaarden om succesvol te zijn:
resultaat van overleg en communicatie
duidelijk
consequent toegepast
aangepast een ontwikkelingsniveau (veranderen doorheen de tijd)
waardering als kind zich eraan houdt
Straffen
3 categorieën
fysieke straffen
actieve straffen
sociale straffen
Waarom ze niet werken:
moet als een straf ervaren worden
moeilijk om consequent toe te passen
Straf moet onmiddellijk gegeven worden
soms is bekrachtiging > straf
neveneffecten
effect is van korte duur → steeds zwaardere straffen
door woede is opvoeder een slecht voorbeeld
aangeleerde hulpeloosheid
leert gedrag niet af maar leert ontsnappingsgedrag aan
belonen
3 categorieën
materiele
activiteit
sociale
aandachtspunten bij het belonen:
afspraak nakomen
kind moet het ervaren als een beloning
onmiddellijk na gedrag
vermijd te grote materiele- en activiteit beloningen → overrechtvaardiging
sociale beloningen = effectiefste
Modelleren
opvoeders hebben een constante voorbeeldfunctie