1/85
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
Permanente magneet
Magneten die hun magnetische eigenschap altijd behouden.
Elektromagneet
Magneten die enkel magnetische eigenschappen vertonen bij elektrische stroom.
Ferromagnetische stoffen
Stoffen die enkel worden aangetrokken tot een magneet, zoals nikkel, kobalt, ijzer en hun legeringen.
Magnetische influentie
Het verschijnsel waarbij een ferromagnetische stof tijdelijk een magneet wordt wanneer het in de buurt komt van een magneet.
Magnetische polarisatie
Het fenomeen waarbij ferromagnetisch materiaal polen krijgt.
Elektromagnetisme
De wetenschap die het verband tussen elektriciteit en magnetisme bestudeert.
Magnetisch dipoolveld
Een staafmagneet met twee ongelijksoortige polen.
Magnetische veldlijnen
Het lijnenpatroon dat het gedrag van ferromagnetische materialen beschrijft in een magnetisch veld.
Monopool
Puntlading zonder gesloten veldlijnen.
Cilinderveld
Het magnetisch veld rond een rechte stroomvoerende geleider.
Rechterhandregel 1
Regels om de richting van magnetische veldlijnen te bepalen bij geleiders, lussen en spoelen.
Moleculair
Elementair magnetisch deeltje, een ondeelbaar magnetisch dipool.
Dipool
Bestaat door de beweging van elektronen: kringstroom en elektronspin.
Kringstroom
De rotatie van een elektron rond een kern.
Elektronspin
De rotatie van een elektron rond zijn eigen as.
Magnetisch veld
Kan opgewekt worden door kringstroom en elektronspin.
Weissgebieden
Kleine gebieden in ferromagnetische stoffen waarbij de dipolen dezelfde oriëntatie hebben.
Magnetiseren
Proces waarbij een ferromagnetische stof magnetische eigenschappen krijgt door ordening van Weissgebieden.
Week ijzer
Weissgebieden oriënteren makkelijk, maar verdwijnen snel door thermische beweging.
Sterk ijzer
Weissgebieden oriënteren moeilijk, maar blijven na wegnemen van extern veld.
Demagnetiseren
Ordening van Weissgebieden wordt opgeheven door verhitting, schokken of tegengesteld veld.
Magnetische veldsterkte
Vectoriële grootheid die de eigenschappen van een magnetisch veld beschrijft.
Permeabiliteit
Eigenschap van een materiaal om stoffen door te laten.
Laplace kracht
Kracht die een bewegende lading of stroomvoerende geleider ondervindt in een magnetisch veld.
Rechterhandregel 2
Duim: B‑veld; vingers: stroom; kracht: richting door handpalm.
Lorentzkracht
Magnetische kracht op een enkele bewegende lading.
Luidspreker
Permanente magneet en spoel; Laplace kracht laat conus meetrillen en geluid ontstaat.
Gelijkstroommotor
Motor met spoel en magneet; spoel draait onder invloed van Laplace kracht.
Fluxverandering
Maat voor het aantal magnetische veldlijnen dat een oppervlak doorkruist.
Elektromagnetische inductie
Proces waarbij spanning wordt opgewekt door fluxverandering.
Inductiespanning
Opgewekte spanning door veranderend magnetisch veld.
Inductiestroom
Stroom die ontstaat door een fluxverandering.
Factoren flux
Grootte B, oppervlakte A en hoek tussen B en A.
Wet van Lenz
Geïnduceerd magnetisch veld werkt fluxverandering tegen.
Tempo van fluxverandering
De snelheid waarmee de magnetische flux verandert in de tijd.
Inductiewet van Faraday
Veranderend magnetisch veld in gesloten kring wekt spanning op evenredig met fluxverandering.
Generator
Zet mechanische draaibeweging om in elektrische energie.
Fietsdynamo
Met spierkracht draai je een magneet die tussen spoelen inductiespanning opwekt.
Wervelstroom
Inductiestroom geproduceerd door bewegende fluxverandering.
Inductiekookplaat
Wisselstroom‑spoel veroorzaakt wervelstromen in kookpotbodem, die opwarmt.
Nucleonen
Protonen en neutronen.
A (nucleonental)
Totaal aantal protonen en neutronen.
Z (protonental)
Aantal protonen.
Femtometer
10^{-15} m, grootte van nucleonen.
Isotopen
Kernen met hetzelfde aantal protonen, verschillend aantal neutronen.
Quarks
Kleiner dan protonen en neutronen: up en down quarks.
Fundamentele deeltjes
Elektronen en quarks, de kleinst mogelijke deeltjes.
Gravitationele interactie
Aantrekking tussen massa’s.
Zwakke interactie
Omzetting van protonen in neutronen en omgekeerd.
Elektromagnetische interactie
Afstoting tussen protonen.
Sterke interactie
Houdt protonen en neutronen bij elkaar in de kern.
Radioactief verval
Instabiele kernen vervallen naar stabielere vormen onder straling.
Natuurlijke radionucliden
Radionucliden van natuurlijke oorsprong.
Kunstmatige radionucliden
Gemaakt in laboratoria.
Halveringstijd
Tijd waarin helft van de radionucliden vervalt.
Statistisch proces
Radioactief verval is onvoorspelbaar per kern, wel voorspelbaar over groep.
Atomaire massa‑eenheid
1 u = 1,66054 \times 10^{-27} kg.
Massadefect
Verschil tussen som massa’s van nucleonen en de kernmassa.
Rustenergie
Energie van een object puur vanwege zijn massa.
Relativiteitstheorie
Massa kan omgezet worden in energie en omgekeerd.
Elektronvolt
Energieverandering van een elektron bij 1 V potentiaalverschil.
Specifieke rustenergie
Gemiddelde rustenergie van een nucleon.
Specifieke bindingsenergie
Energie per nucleon die vrijkomt bij kernvorming of nodig is om nucleon los te maken.
Kernsplitsing (fissie)
Zware kernen vallen uiteen in middelzware kernen.
Kernfusie
Lichte kernen smelten samen tot zwaardere kern.
Plasma
Gas van kernen en elektronen.
Radioactiviteit
Instabiele kernen vervallen en zenden straling uit.
Alpha-straling
He-kernen, groot ioniserend en klein doordringend vermogen.
Beta-straling
Hoogenergetische elektronen of positronen.
Gamma-straling
Hoogenergetische fotonen, klein ioniserend en groot doordringend vermogen.
Alpha-verval
He-kern wordt afgestoten om kernenergie te verlagen.
Beta-verval
Neutron → proton (Beta–) of proton → neutron (Beta+).
Gamma-verval
Zendt fotonen uit zonder A of Z te veranderen.
Kernreactie
Samenstelling van een kern verandert.
Isomeer
Kern in metastabiele toestand.
Bestraling
Contact met straling zonder radionucliden in lichaam.
Besmetting
Radioactieve stof in of op lichaam.
Gemiddelde activiteit
Tempo van verval in becquerel.
Geabsorbeerde dosis
Stralingsenergie geabsorbeerd per kg (gray).
Equivalente dosis
Houdt rekening met soort straling (sievert).
Effectieve dosis
Houdt rekening met soort weefsel en straling.
Kosmische straling
Straling vanuit het universum.
Dosislimiet
Maximale jaarlijkse blootstelling aan straling.
Röntgenstralen
Hoogenergetische fotonen voor beeldvorming.
CT-scan
Draaiende röntgenbuis maakt doorsneden van lichaam.
Gebruik van radioactieve tracers voor