alles biologie en genetica

0.0(0)
studied byStudied by 0 people
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
Card Sorting

1/675

encourage image

There's no tags or description

Looks like no tags are added yet.

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

676 Terms

1
New cards

Solvent

Oplosmiddel

(Vloeistof waarin andere substanties oplossen.)

2
New cards

Solute

Opgeloste stof

3
New cards

Hydrofiele moleculen

Polaire moleculen die door water worden aangetrokken.

4
New cards

Hydrofobische moleculen

Niet polaire moleculen die water afstoten.

5
New cards

Wat gebeurt er wanneer er te veel zout is in een cel?

Cel krimpt in.

6
New cards

Wat gebeurt er als er te weinig zout is in een cel?

Water gaat in de cellen en zo kunnen ze barsten.

7
New cards

Intracellulaire ruimtes

Ruimtes binnen de cellen.

8
New cards

Extracellulaire ruimtes

Ruimtes buiten de cellen.

(Maar wel nog binnen de weefsels.)

9
New cards

Wat produceert watermoleculen?

Synthese van koolhydraten, eiwitten en lipiden.

10
New cards

Wat verbruikt watermoleculen?

Afbraak van koolhydraten, eiwitten en lipiden.

11
New cards

Wat wordt doormiddel van de PH-schaal uitgedrukt?

Waterstofionenconcentratie

12
New cards

Wat is een base?

Chemische stof die in staat is waterstofionen (H+) te accepteren/ op te nemen of hydroxide-ionen (OH-) af te geven.

Bases verminderen de zuurgraad van een oplossing.

13
New cards

Buffer

Substantie/ oplossing dat veranderingen in pH minimaliseert door zuren of basen aan een oplossing toe te voegen.

Zuur/ base evenwicht!

14
New cards

Wat zijn de belangrijkste bufferparen in het menselijk lichaam?

koolzuur (H2CO3) en bicarbonaat (HCO3-)

15
New cards

Dehydratie

Water komt vrij, moleculen worden opgebouwd.

16
New cards

Hydrolyse

Moleculen worden geknipt in kleinere eenheden door toevoeging van water.

17
New cards

De macromoleculen in ons lichaam zijn:

1) Koolhydraten (suikers)

2) Lipiden (vetten)

3) Proteïnen (eiwitten)

4) Nucleïnezuren

18
New cards

Algemene formule voor Koolhydraten

Cn(H20)n

19
New cards

Monosachariden

Enkelvoudige suikers:

1) Fructose

2) Ribose

3) Desoxyribose

20
New cards

Disachariden

Tweevoudige suikers:

1) Sacharose (glucose + fructose)

2) Maltose (glucose + glucose)

3) Lactose (glucose + galactose)

21
New cards

Polysachariden

Complexe koolhydraten die bestaan uit lange ketens van vele monosacharide-eenheden die met elkaar zijn verbonden.

Functie: Opslaan van energie

22
New cards

De 4 polysachariden

1) Zetmeel

opslagpolysacharide in planten (glucose)

2) Glycogeen

opslagpolysacharide in dieren, inclusief mensen

3) Cellulose

Een structureel polysacharide in planten, belangrijk onderdeel van celwanden.

Mensen kunnen cellulose niet goed verteren, maar speelt rol in de vezels die bijdragen aan een gezonde spijsvertering.

4) Chitine

Structureel polysacharide in het exoskelet van geleedpotige en in de celwanden van sommige schimmels.

23
New cards

Lipiden (vetten)

1) Triglyceriden

Moleculen voor energie opslag in het lichaam.

2) Fosfolipiden

Bouwelementen van cellen

3) Steroïden

Kleine lipiden moleculen die fungeren als chemische boodschappers in het lichaam door te binden aan specifieke receptoren in doelcellen.

24
New cards

Triglyceriden

lipiden opgebouwd uit 1 molecule glycerol waaraan 3 moleculen vetzuren zijn verbonden

25
New cards

Verzadigde vetten

1) Dierlijk

2) Vast bij kamertemperatuur

3) Enkelvoudige binding

26
New cards

Onverzadigde vetten

1) Plantaardig

2) Vloeibaar bij kamertemperatuur

3) Dubbele binding

27
New cards

Fosfolipiden

Glycerol + fosfaatgroep en twee vetzuren

28
New cards

Steroïden

Lipideachtige moleculen opgebouwd uit 4 koolstofringstructuren

Bv. Cholesterol en geslachthormonen

<p>Lipideachtige moleculen opgebouwd uit 4 koolstofringstructuren</p><p>Bv. Cholesterol en geslachthormonen</p>
29
New cards

proteïne (eiwitten)

Complexe en diverse macromoleculen die uit aminozuur-eenheden zijn opgebouwd

30
New cards

aminozuren

Bouwstenen van eiwitten

31
New cards

Vanaf hoeveel aminozuren spreekt men over een eiwit?

100

32
New cards

Peptidebinding

Een peptide is een molecuul dat wordt gevormd door de verbinding van aminozuren met elkaar.

33
New cards

Eiwit structuren

knowt flashcard image
34
New cards

Primaire structuur (eiwit)

Opeenvolging van verschillende soorten aminozuren.

35
New cards

Secundaire structuur (eiwit)

Ketting van aminozuren in ruimte georiënteerd.

1) Alfahelix

Spiraal structuur

2) Bèta sheet

Twee bèta strengen die met elkaar verbinden

36
New cards

Tertiare structuur (eiwit)

Drie dimensionale vorm

37
New cards

Quartaire structuur (eiwit)

Twee of meer polypeptide ketens die een eiwit vormen.

38
New cards

Denaturatie

Permanent onderbreken van eiwit structuur waardoor het zijn biologische functie verliest.

39
New cards

Enzymen

Eiwitten die chemische reacties versnellen (katalyseren)

40
New cards

De functionele vorm van enzymen is afhankelijk van:

1) Temperatuur

2) pH

3) Ionenconcentratie

4) Aanwezigheid van remmers

41
New cards

Nucleïnezuren

Macromoleculen verantwoordelijk zijn het opslaan, overdragen en overbrengen van genetische informatie in levende organismen.

1) DNA (Deoxyribonucleïnezuur)

2) RNA (Ribonucleïnezuur)

42
New cards

Nucleïnezuren (afbeelding)

knowt flashcard image
43
New cards

DNA (Deoxyribonucleïnezuur)

DNA slaat genetische informatie op en wordt gebruikt als sjabloon voor RNA-synthese.

44
New cards

RNA (Ribonucleïnezuur)

RNA is betrokken bij het overbrengen en vertalen van die genetische informatie om eiwitten te produceren, evenals bij het reguleren van genexpressie.

45
New cards

DNA structuur

1) Dubbelstreng

2) Nucleotiden bevatten:

- Desoxyribose (suiker)

- Stikstofhoudende basen:

1. Adenine

2. Guanine

3. Cytosine

4. Thymine

3) Koppeling

Adenine - Thymine

Guanine - Cytosine

<p>1) Dubbelstreng </p><p>2) Nucleotiden bevatten:</p><p>- Desoxyribose (suiker)</p><p>- Stikstofhoudende basen:</p><p>1. Adenine </p><p>2. Guanine</p><p>3. Cytosine </p><p>4. Thymine </p><p>3) Koppeling</p><p>Adenine - Thymine </p><p>Guanine - Cytosine </p>
46
New cards

RNA structuur

1) Enkelstreng

2) Nucleotiden bevatten:

- Ribose

- Stikstofhoudende base:

1. Adenine

2. Guanine

3. Cytosine

4. Uracil

<p>1) Enkelstreng </p><p>2) Nucleotiden bevatten:</p><p>- Ribose </p><p>- Stikstofhoudende base: </p><p>1. Adenine </p><p>2. Guanine</p><p>3. Cytosine </p><p>4. Uracil </p>
47
New cards

ATP (adenosinetrifosfaat)

moleculen die worden gemaakt in de mitochondriën en de belangrijkste energieleverancier zijn voor processen in de cel

48
New cards

Prokaryote cellen

Geen celkern

twee groepen van bacteriën;

1. eubacteriën

2. archaebacteriën

<p>Geen celkern</p><p>twee groepen van bacteriën;</p><p>1. eubacteriën</p><p>2. archaebacteriën</p>
49
New cards

Eukaryote cellen

Nucleus

Zitten in;

Dieren, planten, paddenstoelen, en sommige eencellige organisme

<p>Nucleus</p><p>Zitten in;</p><p>Dieren, planten, paddenstoelen, en sommige eencellige organisme</p>
50
New cards

lichtmicroscoop

vergroot tot 1000x

51
New cards

transmissie-elektronenmicroscoop

vergroot 100.000%

52
New cards

Scanning elektronen microscoop

vergoot 100.000%

3D beeld

53
New cards

functie celkern

- Bevat al het genetische materiaal.

- Maakt ribosomen aan.

- Controleert al de activiteiten van de cel

54
New cards

Soorten vesikels

1) Secretory vesicles/ uitscheidingsblaasjes

2) Endocytische blaasjes

3) Perocisomen

4) Lysosomen

55
New cards

endocytotic vesicles

Nemen stoffen om van buiten de cel

(Importeert cellen van uit de externe omgeving.)

56
New cards

Peroxisoom

Breekt gifstoffen af tot onschadelijke afvalstoffen

57
New cards

lysosoom

Breekt versleten organellen af

Verteert bacteriën, en scheid restafval uit.

58
New cards

Mitochondriën

Energiecentrales van de cel

59
New cards

Cellulaire respiratie

O2 gebruik om ATP te produceren met CO2 als afval

60
New cards

glycogeen

polysacharide, opgebouwd uit glucose-eenheden. Glycogeen wordt als reservestof opgehoopt in bijvoorbeeld spier- en levercellen

61
New cards

vetten

Brandstoffen, bouwstoffen, reservestoffen

62
New cards

Triglyceriden

lipiden opgebouwd uit 1 molecule glycerol waaraan 3 moleculen vetzuren zijn verbonden

63
New cards

celstructuren die beweging mogelijk maken;

1) Cilia

2) Flagella

3) Centriolen

64
New cards

Microtubuli

vezels in het cytoskelet, zien er uit als een soort buisjes, gevormd door eiwitten

<p>vezels in het cytoskelet, zien er uit als een soort buisjes, gevormd door eiwitten</p>
65
New cards

microfilamenten

vezels in het cytoskelet, zien er uit als een gedraaide draad, gevormd door eiwitten

=> Betrokken bij beweging

<p>vezels in het cytoskelet, zien er uit als een gedraaide draad, gevormd door eiwitten</p><p>=&gt; Betrokken bij beweging</p>
66
New cards

Cilia (trilharen)

Verplaatsen de omringende vloeistof langs het plasmamembraan via bewegende haartjes

(gevonden op cellen die luchtwegen bekleden)

<p>Verplaatsen de omringende vloeistof langs het plasmamembraan via bewegende haartjes</p><p>(gevonden op cellen die luchtwegen bekleden)</p>
67
New cards

Flagellen/zweepharen

Zweepstaartjes, dient voor de voortbeweging van een cellig organisme.

68
New cards

Centriolen

kleine cilindertjes van eiwitbuisjes

belangrijk bij celdeling

<p>kleine cilindertjes van eiwitbuisjes</p><p>belangrijk bij celdeling</p>
69
New cards

membraan

vetlaagje dat de cel afsluit

<p>vetlaagje dat de cel afsluit</p>
70
New cards

fosfolipide

vetachtige stof met een fosfaatgroep, bouwstof voor membranen

=> Bevatten een polaire kop, en niet polaire staart

71
New cards

cholesterol (functie binnen membraan)

maakt membraan stijven

72
New cards

eiwitten (functie binnen membraan)

Transport door membraan

73
New cards

koolhydraten (functie binnen membraan)

herkenningspatroon voor cellen en organisme

74
New cards

passief transport

transport waarvoor geen energie nodig is (via diffussie of osmose)

75
New cards

actief transport

transport waarvoor energie nodig is

76
New cards

bulktransport

transport in grote hoeveelheden

membraanblaasjes zijn betrokken

- endocytose

- exocytose

77
New cards

diffusie

verplaatsing van een stof van een hoge concentratie naar een lage concentratie, tot er een gelijke verdeling is van beide stoffen

78
New cards

Netto beweging

willekeurige beweging van deeltjes

79
New cards

equilibrium

Zorgt voor evenwicht,

als er dus te veel moleculen in de cel zijn, zullen andere de cel verlaten

80
New cards

osmose

verspreiding van water

81
New cards

diffusie door lipide bilaag

- kleine ongeladen apolaire moleculen

- O2, CO2, ureum

82
New cards

diffusie door eiwitkanalen in bilaag

- H2O ionen

- Ionen

83
New cards

Gefaciliteerde diffusie

Passieve verplaatsing van een stof door een celmembraan door een dragereiwit (bv. glucose)

84
New cards

Endocytose

afsnoeren van blaasjes door het celmembraan om stoffen in de cel op te nemen

85
New cards

Exocytose

afsnoeren van blaasjes door het celmembraan om stoffen naar buiten de cel te transporteren

86
New cards

natrium-kaliumpomp

Eiwit dat mbv energie natriumionen de cel uit en kaliumionen de cel in transporteert

<p>Eiwit dat mbv energie natriumionen de cel uit en kaliumionen de cel in transporteert</p>
87
New cards

Toniciteit

Het vermogen van een extracellulaire oplossing om water via osmose in of uit een cel te laten migreren

88
New cards

isotoon

extracellulaire en intracellulaire concentraties zijn gelijk

89
New cards

isotoop

Een atoomsoort van zelfde chemisch element met evenveel protonen, maar een ander aantal neutronen.

90
New cards

hypertonische oplossing

Extracellulaire concentratie is hoger dan intracellulair

water diffundeert uit de cel

cel krimpt en sterft af

91
New cards

hypotone oplossing

Extracellulaire concentratie is lager dan intracellulair

water diffundeert in de cel

cel zwelt op en barst

92
New cards

metabolisme

stofwisseling; alle biochemische processen in cellen en organismen

93
New cards

anabolisme

Grote moleculen worden samengesteld uit kleine moleculen

ATP INPUT

94
New cards

Katabolisme

Grote moleculen worden afgebroken

ATP OUTPUT

95
New cards

Weefsel

Een groep cellen die dezelfde taak uitvoeren.

Vergelijkbare cellen.

96
New cards

Vier types weefsel

1) Epitheel

2) Bindweefsel

3) Spierweefsel

4) Zenuwweefsel

97
New cards

Epitheelweefsel

Cellen die lichaamsoppervlakken en lichaamsholtes bedekken.

98
New cards

klieren

Epitheelweefsels die gespecialiseerd zijn in het synthetiseren en afscheiden van product.

99
New cards

Exocriene klieren

Klieren die hun product afscheiden in een hol orgaan of kanaal.

(Buiten lichaam)

100
New cards

Endocriene klieren

Klieren die hun product afscheiden in bloedbanen.

(Binnen lichaam)