1/109
Looks like no tags are added yet.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
|---|
No study sessions yet.
accorder
toekennen
s'accorder
overeenkomen, samengaan
anglais
Engels
appartenir à
behoren tot
un bébé
een baby
une boite
een doos
bonsoir
goedenavond
un boulot
een baan, een job
un comité
een comité
commun
gemeenschappelijk
une commune
een gemeente
un contrat
een contract
un conseil
een controle
la culture
de cultuur
debout
rechtopstaand, overeind
emporter
meenemen
entrainer
met zich meebrengen, veroorzaken, trainen
s'entrainer
oefenen, trainen
une espèce
een soort
une étude
een studie
exactement
juist, precies
une expérience
een ervaring, een experiment
février
februari
un gout
een smaak
la joie
de vreugde
une lèvre
een lip
local
plaatselijk
une matière
een materie, een onderwerp
mille
duizend
moindre
minder
la nature
de natuur
nécessaire
noodzakelijk
normal
gebruikelijk, normaal
une odeur
een geur
un oncle
een oom
l'or
het goud
partager
delen, verdelen
se partager
onder elkaar verdelen
une pensée
een gedachte
prévenir
verwittigen
produire
produceren
se produire
gebeuren, voorkomen, optreden
protéger
beschermen
se protéger contre
zich beschermen tegen
une qualité
een eigenschap, een kwaliteit
un/une responsable
een verantwoordelijke
réunir
verzamelen, samenbrengen
se réunir
samenkomen
rouler
rollen, rijden
sale
vuil
un/une secretaire
een secretaris, een secretaresse
un secteur
een sector
une série
een reeks
le sol
de grond, de vloer, de bodem
troisième
derde
une victoire
een overwinning
Un acteur
Een acteur
Adorer
zeer veel houden van, dol zijn op
Un agent
een agent
Un après-midi
een namiddag
Une arrivée
een aankomst
Un/une artiste
een kunstenaar/kunstenares
Attaquer
aanvallen
Un bateau
een schip
Une chaine
Een keten
Un champ
een veld, een gebied
Un chat
een kat
Un chiffre
een cijfer
Une communauté
een gemeenschap
Construire
bouwen, opstellen
Se construire
gebouwd worden
Un contact
een contact
Le contraire
het omgekeerde
Court(e)
Kort
La création
de oprichting, de creatie
Une cuisine
een keuken, (het) koken
Danser
dansen
Dehors
buiten
Durer
duren, voortduren
Une élection
een verkiezing
Une erreur
een vergissing, een fout
Un évènement
een evenement
Évoquer
Ter sprake brengen, aanhalen
Un fil
Een draad
Une fonction
een functie
Former
Vormen
Se former
zich vormen
Une gueule
een smoel
Une ile
een eiland
Jurer
zweren
Léger
Licht
Le lendemain
de volgende dag
Mentir
Liegen
Observer
Observeren, behouden
S'observer
Waargenomen worden
Participer à
deelnemen aan
Une poche
een zak (in een kledingstuk)
Le présent
het heden
Un prince
een prins
Publiera
Publiceren, uitgeven