Instructions frans 2

studied byStudied by 21 people
5.0(1)
Get a hint
Hint

Kom binnen!

1 / 103

flashcard set

Earn XP

Description and Tags

104 Terms

1

Kom binnen!

Entre/Entrez!

New cards
2

Ga zitten!

Assieds-toi/asseyez-vous!

New cards
3

Is iedereen klaar?

Tout le monde est prĂŞt?

New cards
4

Haal jullie spullen in stilte uit!

Sortez votre matériel/vos affaires en silence

New cards
5

Haal je spullen in stilte uit!

Sors ton matériel/tes affaires en silence!

New cards
6

Allemaal opgelet!

Je demande toute votre attention! Attention tout le monde!

New cards
7

Aan het werk!

Au travail!

New cards
8

Neem je / jullie boek op pagina 12

Prends ton/prenez votre livre Ă  la page 12

New cards
9

Open je / jullie boek op pagina 12

Ouvre ton /ouvrez votre livre Ă  la page 12

New cards
10

Luister naar de CD

Ecoute / Ecoutez le CD

New cards
11

Kijk naar het bord / het scherm

Regarde / Regardez le tableau / l’écran

New cards
12

Lees de tekst

Lis / lisez le texte

New cards
13

Is er een vrijwilliger?

Il y a un volontaire?

New cards
14

Zijn er vrijwilligers?

Il y a des volontaires?

New cards
15

Zeg na!

Répète!

New cards
16

de volgende!

au suivant!

New cards
17

steek je vinger op!

lève le doigt! Levez le doigt!

New cards
18

wie is er aan de beurt?

C’est le tour de qui?

New cards
19

Om beurten

A tour de rĂ´le

New cards
20

Schrijf op in je oefenschrift!

Ecris dans ton / ecrivez dans votre cahier d’exercices

New cards
21

Schrijf op het bord

Ecris /ecrivez au tableau

New cards
22

X , veeg het bord uit

X , efface au tableau

New cards
23

Is iedereen klaar?

Tout le monde a terminé/fini?

New cards
24

We gaan corrigeren

On va corriger

New cards
25

Jullie werken alleen / per twee / in groep

Vous travaillez seuls / Ă  deux / en groupe

New cards
26

Ga per 2 zitten

Mettez - vous par deux

New cards
27

Doe met zijn tweeën

A deux , faites … !

New cards
28

Maak groepjes van vier!

Formez des groupes de quatre personnes!

New cards
29

Vraag je buurman om hulp!

Demande de l’aide à ton voisin!

New cards
30

Doe de deur / het raam / het gordijn dicht!

Ferme / fermez la porte/ la fenĂŞtre / le rideau!

New cards
31

Kom naar het bord!

Viens/venez au tableau!

New cards
32

Er wordt op de deur geklopt!

On frappe Ă  la porte

New cards
33

Zet de verwarming aan.

J’allume le radiateur/le chauffage

New cards
34

Hier! Pak aan!

Tiens/ Tenez

New cards
35

De bel gaat zo

Ca va sonner

New cards
36

Het is bijna tijd

Il est presque temps / c’est presque l’heure

New cards
37

Boeken dicht

Ferme tes livres! Fermez vos livres!

New cards
38

Ruim jullie spullen op!

range tes affaires! Rangez vos affaires!

New cards
39

X , haal de blaadjes op!

X , ramasse les copies!

New cards
40

Marianne is er niet

Marianne n’est pas là

New cards
41

Hoe is het met Marianne

Et Marianne , comment va - t - elle

New cards
42

Hou op met praten / kletsen.

ArrĂŞte/arrĂŞtez de parler/ bavarder

New cards
43

Jullie maken echt te veel lawaai

Vous faites vraiment trop de bruit.

New cards
44

Ik wil niets meer horen

Je ne veux plus rien entendre

New cards
45

Rustig aan , jullie twee!

Du calme, vous deux!

New cards
46

Stop met mokken!

ArrĂŞte/arrĂŞtez de bouder.

New cards
47

Ik heb er genoeg van!

j’en ai assez, j’en ai marre , j’en ai ras-le-bol

New cards
48

Wil je je pet uitdoen?

Veux - tu enlever ta casquette?

New cards
49

Je zult dat voor morgen 25 keer overschrijven.

Tu ( me ) recopieras cela 25 fois pour demain.

New cards
50

Je kunt naar je plaats teruggaan.

Vous pouvez retourner Ă  votre place.

New cards
51

Er wordt niet gespiekt/ingefluisterd!

On ne triche/souffle pas!

New cards
52

Geen sprake van!

Pas question!

New cards
53

Ik heb mijn spullen niet bij me.

j’ai oublié mes affaires.

New cards
54

Ik voel me niet goed.

Je ne me sens pas bien.

New cards
55

Schuif een beetje op.

Pousse-toi un peu / poussez - vous un peu!

New cards
56

Doe maar

Vas - y / alles- y

New cards
57

Ik begin/ beëindig de les met een spelletje.

Je commence/finis la leçon par un petit jeu.

New cards
58

Wat was het ook alweer?

C’était quoi déjà?

New cards
59

Wat wil je daarmee zeggen?

Qu’est - ce que tu veux dir par là ?

New cards
60

Ik ben het helemaal met je eens.

je suis tout à fait d’accord avec toi.

New cards
61

Ik ben ervoor / Ik ben ertegen

Je suis pour / Je suis contre

New cards
62

Ik heb daarover geen mening.

Je n’ai pas d’opinion là - dessus

New cards
63

Er is een voordeel en een nadeel

Il y a un avantage et un désavantage / un inconvénient

New cards
64

Is het duidelijk voor iedereen?

C’est clair pour tout le monde?

New cards
65

Iedereen dient zijn huiswerk in

Tout le monde remet son devoir

New cards
66

Er staan punten op die test

Ce test sera noté

New cards
67

Kan je me je potlood lenen?

Peux- tu me prĂŞter ton crayon?

New cards
68

Ik heb hulp nodig.

J’ai besoin d’aide

New cards
69

Dat zullen we klassikaal doen

Nous le ferons tous ensemble

New cards
70

We corrigeren die oefening klassikaal

Nous corrigeons cet exercice avec tout la classe

New cards
71

De tekst handelt over

Le texte parle de / dans le text , il s’agit de ..

New cards
72

Bovenaan/onderdaan de bladzijde.

En haut de lage page , en bas de la page

New cards
73

Op de eerste regel

A la première ligne

New cards
74

Waarover gaat het in grote lijnen?

De quoi s’agit - il en général?

New cards
75

Lees de eerste alinea hardop

Lis/lisez le premier alinéa à haute voix.

New cards
76

De tekst bestaat uit twee delen

Le texte se compose de deux parties

New cards
77

Zijn de beweringen waar of vals?

Les affirmations sons - elles vraies ou fausses?

New cards
78

Een stadsplan of een advertentie?

Un plan de ville ou une annonce?

New cards
79

Welke afbeelding past het best bij de alinea / paragraaf / tekst

Quelle image correspond le mieux à l’alinéa : au paragraphe / au texte?

New cards
80

Hang het woord aan het bord , bij ( naast , boven , onder ) de juiste tekening

Mets / Mettez le mot au tableau , près du ( à côté du , au dessus du , au dessous du ) bon dessin

New cards
81

Schrijf met een potlood

Ecris / Ă©crivez au crayon

New cards
82

Schrijf groter

Ecris / Ă©crivez plus grand

New cards
83

Schrijf netjes

Ecris / Ă©crivez au proprement / correctement.

New cards
84

Schrijf die eigennaam met een hoofdletter

Mets/mettez une majuscule Ă  ce nom propre

New cards
85

Je hebt veel spelfouten gemaakt/begaan

Tu as fait / commis beaucoup de fautes d’orthographe

New cards
86

Schrijf in het klad / in het net

Ecris , Ă©crivez au brouillon/au net

New cards
87

Ik ga het geluid harder zetten

Je vais mettre le son plus fort

New cards
88

Kan iedereen het goed horen?

Tout le monde bien l’entend bien?

New cards
89

Waar praat men over?

De quoi parle - t - on ?

New cards
90

Waar speelt het verhaal zich af

Ou l’histoire se passe-t-elle?

New cards
91

Kruis het goede antwoord aan

Coche / cochez la bonne réponse

New cards
92

Lees eerst de vragen

Lis / lisez d’abord les questions

New cards
93

Bekijk eerst die afbeelding

Regarde/regardez d’abord cette image.

New cards
94

Doorstreep de woorden die je niet gehoord hebt.

Barre les mots que tu n’as pas entendus.

New cards
95

Doorstreep de woorden die jullie niet gehoord hebben.

Barrez les mots que vous n’avez pas entendus.

New cards
96

Zet ze in de goede volgorde

Mets-les / mettez - les dans le bon ordre.

New cards
97
New cards
98

Aan het werk!

Au travail!

New cards
99
New cards
100
New cards

Explore top notes

note Note
studied byStudied by 18 people
... ago
4.0(1)
note Note
studied byStudied by 12 people
... ago
5.0(1)
note Note
studied byStudied by 34 people
... ago
5.0(1)
note Note
studied byStudied by 13 people
... ago
5.0(2)
note Note
studied byStudied by 1 person
... ago
5.0(1)
note Note
studied byStudied by 57 people
... ago
5.0(1)
note Note
studied byStudied by 22 people
... ago
5.0(1)
note Note
studied byStudied by 1975 people
... ago
4.7(11)

Explore top flashcards

flashcards Flashcard (93)
studied byStudied by 1 person
... ago
5.0(1)
flashcards Flashcard (115)
studied byStudied by 13 people
... ago
5.0(2)
flashcards Flashcard (22)
studied byStudied by 17 people
... ago
5.0(3)
flashcards Flashcard (75)
studied byStudied by 2 people
... ago
5.0(1)
flashcards Flashcard (29)
studied byStudied by 27 people
... ago
5.0(2)
flashcards Flashcard (40)
studied byStudied by 1 person
... ago
5.0(1)
flashcards Flashcard (20)
studied byStudied by 1 person
... ago
5.0(1)
flashcards Flashcard (134)
studied byStudied by 2615 people
... ago
4.0(26)
robot