1/167
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
hoeveel (mensen)
combien (de gens)
veel te weinig (mensen)
trop peu (de gens)
weinig (mensen)
peu (de gens)
minder (mensen)
moins (de gens)
genoeg (mensen)
assez (de gens)
meer (mensen)
plus (de gens)
veel (mensen)
beaucoup (de gens)
zeer veel/ heel veel (mensen)
énormément (de gens)
te veel (mensen)
trop (de gens)
veel te veel (mensen)
beaucoup trop (de gens)
een aantal (personen)
un nombre (de personnes)
een groot aantal (problemen)
un bon nombre (de problèmes)
een paar (schoenen)
un paire (de chaussures)
een heleboel/een hoop (vragen)
un tas (de questions)
meerdere (oplossingen)
plusieurs (solutions)
enkele (opmerkingen)
quelques (remarques)
de meeste (+subst.)
le plupart des (+subst. pl.)
de meeste
la plupart
een meerderheid van (+ subst.)
une majorité de (+ subst. pl.)
een minderheid van (+ subst.)
une minorité de (subst. pl.)
de helft van (+subst.)
la moitié des (subst. pl.)
ongeveer
environ/à peu près
bijna
presque/près de
de helft
la moitié
50%
50 pour cent
een derde
un tiers
een vierde
un quart
een vijfde
un cinquième
ongeveer 10
une diziane
ongeveer 20
une vingtaine
ongeveer 30
une trentaine
ongeveer 40
une quarantaine
ongeveer 50
une cinquantaine
ongeveer 60
une soixantaine
ongeveer 70
une septantaine
ongeveer 90
une nonantaine
ongeveer 100
une centaine
ongeveer 12
une douzaine
ongeveer 15
une quinzaine
samenwerken
collaborer
(onder elkaar) verdelen
mettre en commun/partager
het verdelen/ de verdeling
le partage
de ruil
l’échange
de huur, verhuur
la location
een privépersoon
un particulier
het bewustzijn, besef
le conscience
opvallende, die te koop loopt met
ostentatoire
het geld
la thune
uitwisselen, ruilen
échanger
onder elkaar ruilen
s’échanger
de voorloper
le précurseur
zich aanpassen
s’adapter
het carpoolen
le covoiturage
in
au sein de
de gemeenschap
la communauté
punten geven
noter
sowieso
forcément
lid zijn van
adhérer à
het bezit
la possession
de toegang
l’accès
de bankier
le banquier
de winst
le bénéfice
het koopgedrag
le comportement d’achat
de zichtrekening
le compte courant
de lening (van)
l’emprunt
de investering
l’investissement/ le placement
het spaarboekje
le livret d’épargne
de belegging
le placement/ l’investissement
de koopkracht
le pouvoir d’achat
het inkomen
le revenu
de lening (aan)
le prêt
de loontrekkende
le salarié
de peiling
le sondage
het percentage, het cijfer, het gehalte
le taux
(hier) het aandeel
l’action
de uitgave
la dépense
de oplichting
l’escroquerie
de loonbrief
la fiche de paie
de schommeling
la fluctuation
het gemiddelde
la moyenne
gebruiken, lenen aan
prêter/ donner
een lening toestaan
accorder un prêt
gebruiken, lenen van
emprunter/ employer
genieten van, voordelen
bénéficier de
de rentevoet, interestvoet
le taux d’intérêt
(be)sparen
économiser
uitvoeren
effectuer
sparen
épargner
beheren
gérer
(hier) afhalen
retirer
opbrengen
rapporter
handels-
commercial
zuinig
économe
financieel
financier
munt-
monétaire
rendabel
rentable
stabiel
stable
(be)sparen
faire des économies
de eindjes aan elkaar knopen
joindre les deux bouts
het budget
le budget