Studied by 26 people
un travail
een werk
à plein temps / à temps plein
voltijds
à mi-temps
halftijds
à temps partiel / à temps réduit
deeltijds
intérimaire / un intérim
tijdelijk / tijdelijke job
temporaire
tijdelijk
saisonnier
seizoens-
intellectuel
geestelijke
manuel
handen-
posté
in ploegdienst
une carte de travail / un permis de travail
een arbeidsvergunning
un travailleur, une travailleuse
werker, arbeider, werknemer
intelectuel(le)
hoofd-
manuel(le)
manueel, hand-
indépendant(e)
zelfstandig
un indépendant / une indépendante
zelfstandige
immigré(e)
gast-
intérimaire
interim-
un(e) intérimaire
een interim
à la chaîne
aan de lopende band
en équipe(s)
in ploegen
au noir
in het zwart
une profession
een beroep, ambt
une profession libérale
een vrij beroep
professionnel, professionnelle
professioneel, beroeps-
un métier
een beroep
exercer un métier
een beroep uitoefenen
un emploi
een baan, functie
chercher un emploi
een baan zoeken
chercher de l'emploi
werk zoeken
être sans emploi
werkloos zijn
le / la ministre de l'Emploi
de minister van Werk
une fonction
een betrekking, functie
un poste
een post, functie, betrekking
nommer qqn à un poste
iem. op een post benoemen
nommer (qqn) directeur
iemand tot directeur benoemen
être nommé à un poste
benoemd zijn op een post
pourvoir à un poste
een post / functie invullen
un contrat (de travail)
een (arbeids)overeenkomst
un contrat (de travail) à durée déterminée / indéterminée
(arbeids)overeenkomst van bepaalde / onbepaalde tijd
signer un contrat
een contract tekenen
un job
een job
de vacances
vakantie-
d'été
vakantie-
détudiant
studenten-
un boulot
een job, werk
une activité complémentaire
een klus
exercer une activité complémentaire
bijklussen
le marché de l'emploi / du travail
de arbeidsmarkt
la population active
de beroepsbevolking
l'effectif, les effectifs
het personeelsbestand, personeelsbezetting (m)
un employeur, une employeuse
een werkgever/werkgeefster
un employé(e)
een bediende
employer
tewerkstellen
le patronat
de werkgevers
un chef de bureau
een kantoorchef
un(e) fonctionnaire
een ambtenaar
un(e) comptable
een boekhouder
un(e) représentant(e) commercial
handelsvertegenwoordiger
un(e) débutant(e)
een beginneling, debutant
un(e) spécialiste
een specialist
se spécialiser en
zich specialiseren in
spécialisé(e) dans
gespecialiseerd in
un(e) expert(e)
een deskundige
une expérience
een ervaring, experiment
expérimenté(e)
ervaren
un(e) assistant(e)
een assistent
un(e) adjoint(e)
een adjunct, medewerker
recruter qqn
(iem) rekruteren, aanwerven
le recrutement
de aanwerving
engager qqn
iemand aanwerven, in dienst nemen
s'engager qqch.
zich verbinden tot, zich engageren voor
l'engagement
indienstneming, verbintenis
embaucher qqn
iemand aanwerven, in dienst nemen
décrocher un (bon) emploi
een (goede) baan in de wacht slepen
un demandeur d'emploi, une demandeuse d'emploi
een werkzoekende
une offre d'emploi
een werkaanbieding
pour entrée immédiate
voor onmiddellijke indiensttreding
une vacance
een vacature
vacant, vacante
vacant, open
un poste vacant / une place vacante
een open betrekking
un(e) candidat(e)
een kandidaat
être candidat à un emploi
kandidaat zijn voor een post
une candidature
een kandidatuur
poser sa candidature (pour / à un emploi)
zich kandidaat stellen (voor een betrekking)
se porter candidate ( pour un emploi)
zich kandidaat stellen (voor een betrekking)
postuler (pour / à) un emploi
naar een betrekking solliciteren
un postulant, une postulante
een sollicitant
une lettre de motivation / de demande d'emploi
sollicitatiebrief
un curriculum vitae (C.V)
een curriculum vitae (cv)
un entretien d'embauche
een sollicitatiegesprek
un profil
een profiel
le profil recherché / requis
het gezochte / vereiste profiel
répondre/ correspondre au profil requis
aan het vereiste profiel beantwoorden
une formation
een opleiding
former qqn.
(iem) opleiden, vormen
une qualification professionnelle
beroepsbekwaamheid, beroepskwalificatie
qualifié, qualifiée
gekwalificeerd, bekwaam
la compétence
de bekwaamheid, de deskundigheid
compétent, compétente
bekwaam, deskundig
Note
Flashcard