1/50
Looks like no tags are added yet.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
een spreekkamer
un cabinet
een pil
un cachet
een lepel
une cuillerée
een diagnose
un diagnostic
een medisch onderzoek
un examen médical
de koorts
la fièvre
een druppel
une goutte
de verbeelding
l'imagination
een (huis) arts
un médecin (généraliste)
een voorschrift
une ordonnance
een verband
un pansement
een wonde
une plaie
een gips
un plâtre
een voorschrift
une prescription
een röntgenfoto
une radiographie
een verkoudheid
un rhume
een wachtzaal
une salle d'attente
de hoest
la toux
een huisbezoek
une visite à domicile
verzwakt
affaibli, affaiblie
moeilijk, ingewikkeld
compliqué, compliquée
diep
profond, profonde
school
scolaire
overhit
surchauffé, surchauffée
dringend
urgent, urgente
gaan liggen, zich uitstrekken
s'allonger
circuleren, rondgaan
circuler
ontsmetten
désinfecter
uitdoen (kleding)
enlever
niezen
éternuer
strekken
étendre
onderzoeken
examiner
genezen
guérir
wegen
peser
voorschrijven
prescrire
(de mond) spoelen
(se) rincer (la bouche)
bloeden
saigner
flauwvallen
s'évanouir
zich verzorgen
se soigner
ondergaan
subir
hoesten
tousser
er goed uit zien
avoir bonne mine
er slecht uit zien
avoir mauvaise mine
een loopneus hebben
avoir le nez qui coule
besmet zijn met
être atteint, atteinte par
een afspraak vastleggen
fixer un rendez-vous
het is beter te + infinitief
il vaut mieux + infinitif
alstublieft
je vous en prie
er niet in slagen
ne pas y arriver
flauwvallen
tomber dans les pommes
ziek worden
tomber malade