Nederlands: lexicon

Alter ego

Een tweede persoonlijkheid

Buffer

Iets dat verstoringen opvangt, bv. financiëel

Connotatie

De gevoelswaarde van een woord

Discours

De manier waarop iemand praat over een specifiek onderwerp

Excelleren

Uitblinken in iets

Fingerspitzengefühl

Het vermogen een lastige situatie intuïtief goed in te schatten en adequaat te handelen.

Grensoverschrijdend gedrag

Gedrag waardoor je je ongemakkelijk voelt.

Hiaat

Een leegte of leemte.

Inclusie

Iemand ergens bij betrekken.

Jargon

Het taalgebruik dat je hanteert binnen een bepaalde situatie of omgeving.

Knowhow

Weten hoe je bepaalde dingen moet doen.

Lingua franca

Een gemeenschappelijke omgangstaal die twee mensen gebruiken als ze niet dezelfde (moeder)taal spreken.

Mantra

Een uitspraak waarmee je je leven lijdt.

No-nonsensementaliteit

Iemand die doelgericht is, zonder teveel poespas.

Ondertoon

De figuurlijke betekenis die doordringt in een zin.

Paradox

Een schijnbare tegenstelling, het klopt in eerste instantie niet maar als je erover nadenkt wel.

Quasi

bijna, zoal

Rendabel

Iets dat winstgevend is

Stigmatiseren

Iemand uitsluiten of ergens een label op plakken

Turbulent

Met veel onrust, met gewoel

Überhaupt

zelfs, eigenlijk

Vergrijzing

Het fenomeen waarbij de oude bevolking van een land groter is dan de actieve bevolking.

Wijdverbreid

Op veel plaatsen aanwezig, bekend.

Xenofoob

De angst voor het vreemde, vaak in de context van immigranten.

Yuppie

Young Urban Professional = jonge, hoogopgeleide stedelijke professional die een carrière najaagt in de stad en een luxueus leven leidt.

Zelfredzaam

Iemand die zelfstandig is en altijd zélf een oplossing kan vinden.

Afstomping

Bepaalde gevoelige dingen raken je niet meer.

Opzienbarend

Iets bijzonders dat veel aandacht/ophef trekt.

Verguisd

Niet meer geliefd