Nederlands III - Test 1 woordenschat
Studied by 19 people
Learn
Practice Test
Spaced Repetition
Match
Flashcards1/134
There's no tags or description
Looks like no tags are added yet.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
|---|
No study sessions yet.
135 Terms
De bedrijfsomschrijving
la description de l’entreprise
Het bedrijf
l’entreprise
De omschrijving
la description
Het loopbaanbeleid
la politique de carrière
De loopbaan
la carrière
Het beleid
la politique
De verkoop
la vente
De verkoopondersteunde tools
les outils d’aide à la vente
De ondersteun
le soutien
Het dienstverband
l’emploi
De fietsvergoeding
l’indemnité vélo
De dagdienst
l’équipe du jour
Tools
les outils
Een overeenstemming
un accord
een onberispelijke spelling
un orthographe irréprochable
bekwame
qualifié
Veelzijdig
polyvalent
De waarde
la valeur
De bepaling
la détermination
De waardebepaling
l’évaluation
De concurrentie
la concurrence
De analyse
l’analyse
De concurrentieanalyses
l’analyse concurrentielle
De werkzaamheid
l’efficacité
Het werk
le travail
De ervaring
l’expérience
De werkervaring
l’expérience professionnelle
Gedreven
motivé
De professional
le professionnel
Gedreven professionals
des professionnels motivés
De huisvesting
le logement
De bereikbaarheid
l’accessibilité
De arbeid
le travail
Het contract
le contrat
Het arbeidscontract
le contrat de travail
Het team
l’équipe
Het uitje
la sortie
Het teamuitje
la sortie d’équipe
Het dienstverband
l’emploi
De reis
le voyage
De kosten
les frais
De vergoeding
l’indemnité
De reiskostenvergoeding
les frais de déplacement
De bonus
le bonus
De regeling
le règlement
De bonusregeling
le système de prime
De beheersing
le contrôle
Gezellig
convivial
De reis
le voyage
De kost
le coût
De vergoeding
le remboursement
De reiskostenvergoeding
l’indemnité de déplacement
De tijdelijke aanstelling
contrat à durée indéterminée
Tijdelijk
temporaire
De aanstelling
la désignation
Het personeelslid
membre du personnel
Aan de slag zijn
travailler
De slag
le mouvement
Toekomstgericht
tourné vers le futur
gericht zijn op
viser
De werkgevers
l’employeur
De vakgroep
le département
Het gelijkwaardigheidsattest
le certificat d’équivalence
De waardigheid
la qualité
De beleidskunde
la politique de l’entreprise
De dienstverlening
le service
Het diploma
le diplome
De bijdrage
la contribution
Het aanbod
l’offre
Het voordeel
l’avantage
Boeiend
passionnant
Solliciteren
postuler
De opdracht
la mission, la tâche
Tewerkgesteld worden
être employé
Besteden
consacrer
Aan te pakken
résoudre
Hedendaags
actuel
Meewerken
collaborer
De houder
le détenteur
Overtuigd
Convaincu
Akkoord gaan met
être d’accord avec
Voor
pour
Tegen
contre
voorstander
partisan
tegenstander
opposant
Spreken over
parler de
nodig hebben
avoir besoin
noodzakelijk
nécessaire
zin hebben in
avoir envie de
houden van
aimer
ik zou graag
j’aimerais
ik zou liever
je préfère
op de hoogte zijn van
être au courant de
op de hoogte brengen
mettre au courant
op de hoogte houden
tenir au courant
geïnteresseerd zijn in
être intéressé par
voorstellen
présenter
vaststellen
constater
zich bewust zijn van
être conscient de
de nadruk leggen op
mettre l’accent sur
Note 
Flashcards (35)