Studied by 2 people
Looks like no one added any tags here yet for you.
bestellen (besteld - heeft besteld)
commander
bestelling, de
la commande
product, het
le produit
mailbox, de
la boîte mail
korting, de
la réduction
kortingsbon, de
le bon de réduction
winkelmandje, het
le panier
winkelwagen, de
le caddie, chariot
wachten (wachtte - heeft gewacht)
attendre
kopiëren (kopieerde - heeft gekopieerd)
copier
plakken (plakte - heeft geplakt)
coller
veranderen (veranderde - heeft veranderd)
changer
in werkelijkheid
en réalité
opmerken (merkte op - heeft opgemerkt)
remarquer
boodschap, de
le message
toestel, het
l'appareil
winkelen (winkelde - heeft gewinkeld)
faire du shopping
voordeel, het
l'avantage
zonder
sans
met
avec
nadeel, het
l'inconvénient
verzendkosten, de
les frais d'expédition
betrouwbaar
fiable
gelukkig
heureusement
verzending, de
l'expédition, l'envoi
retournering, de
le retour
webshop, de
le magasin en ligne
regen, de
la pluie
paskamer, de
la cabine d'essayage
ongeduldig
impatient
verwachten (verwachtte - heeft verwacht)
s'attendre à
terugvinden
retrouver
levertijd, de
le temps de livraison
ruimte, de
l'espace
voldoende
assez, suffisamment
spul, het --> de spullen
la chose --> les affaires
verzenden (verzond - heeft verzonden)
envoyer
zodra
dès que
voorraad, de
le stock
uitverkocht
épuisé (= tout est vendu)
eenvoudig
simple
ervaring, de
l'expérience
gebruiker, de
l'utilisateur
reden, de mv: de redenen
la raison
winstmarge, de
la marge bénéficiaire
gebied, het
le domaine
kortingscode, de
le code de réduction
beschikbaar
disponible
ontvangen (ontving - heeft ontvangen)
recevoir
Vlaming, de
le flamand (la personne)
onderzoek, het (= enquête, de)
l'enquête
Uit een onderzoek blijkt dat...
Il ressort d'une enquête que...
opvallend
frappant
verschil, het
la différence
woordvoerder, de
le porte-parole
helft, de
la moitié
koppel, het
le couple
alleenstaande, de
la personne seule
gezin, het
la famille
minstens
au moins
supermarkt, de
le supermarché
bedoeling, de
le but, l'intention
binnenkomen (kwam binnen - is binnengekomen)
rentrer
buitengaan (ging buiten - is buitengegaan)
sortir
vaste uitgaven, de
les dépenses fixes
dagelijkse uitgaven, de
les dépenses journalières
gewoonte, de (mv: de gewoonten / gewoontes)
l'habitude
tegenvallen (viel tegen - is tegengevallen)
décevoir
stap, de
l'étape
prioriteiten stellen
se fixer des priorités
een keuze maken
faire un choix
haalbaar
atteignable
één gouden tip
un bon conseil
wachten (wachtte - heeft gewacht)
attendre
pakken (pakte - heeft gepakt)
prendre
leverancier, de
le fournisseur
verbruik, het
la consommation
aanraden (raadde aan - heeft aangeraden)
conseiller
tariefplan, het
le plan tarifaire
graag gedaan
avec plaisir
uitzetten (zette uit - heeft uitgezet)
éteindre
meten (mat - heeft gemeten)
mesurer
eerlijk
honnête(ment)
boodschappenlijst, de
la liste de courses
merkproduct, het
le produit de marque
knie, de
le genou
de moeite doen om
faire l'effort de
Note
Flashcard