Kaarten: Methododen Deel 1, KULeuven Hoofdstuk 1 | Quizlet

kennisclaims

zogezegde gekende 'feiten'

gezond verstand

verschillende metingen van menselijk gedrag om een niet wetenschappelijke manier: vasthoudendheid, intuïtie, autoriteit, rationalisme en empirie

vasthoudendheid (tenacity)

beroep op traditie = is altijd zo, nu ook... clichés
(= niet kritisch)

intuïtie

gut feeling/instinct → is nuttig in tijdnood
(= niet kritisch)

autoriteit

informatie die afkomstig is van een expert
→ goed als startpunt van kennis, maar niet sluitend
(= niet kritisch)

→ methode van geloof

alle informatie die van een expert komt, volledig geloven en aannemen

rationalisme

logisch redeneren → vertrekken van premisse(n)
(= kritisch)

premisse

al eerder gekende feiten

empirie

directe waarneming met de zintuigen, directe sensorische ervaring
(= kritisch)

De wetenschappelijke methode

Manier om kennis te vergaren waarbij specifieke vragen geformuleerd worden en er vervolgens systematisch naar antwoorden gezocht wordt

wetenschappelijke kennis

kennis die verworven is door wetenschappelijk onderzoek = systematisch

Empirische cyclus

Een onderzoeksproces, manier waarop de wetenschappelijke methode toegepast wordt om een interessante vraag te beantwoorden

inductie

van een specifieke situatie naar een algemeen beeld

deductie

van een algemeen beeld naar een specifieke situatie

replicatie

een studie die een andere studie volledig nadoet om te kijken of die dezelfde resultaten krijgen

peer review

mensen die een review schrijven over wetenschappelijke artikels (voor ze gepubliceerd worden)

blinde procedures

alles in het onderzoek moet zo blind mogelijk gebeuren zodat de participant/proefleider niet weet wat er exact onderzocht wordt → gedrag aanpassen