kwantitatief 1

studied byStudied by 0 people
0.0(0)
learn
LearnA personalized and smart learning plan
exam
Practice TestTake a test on your terms and definitions
spaced repetition
Spaced RepetitionScientifically backed study method
heart puzzle
Matching GameHow quick can you match all your cards?
flashcards
FlashcardsStudy terms and definitions

1 / 50

encourage image

There's no tags or description

Looks like no one added any tags here yet for you.

51 Terms

1

Alternatieve hypothese

Gaat ervan uit dat er voldoende bewijs is.

New cards
2

Aselecte steekproeftrekking

Steekproefelementen worden willekeurig gekozen.

New cards
3

Associatiemaat

Zegt iets over de sterkte van de relatie tussen twee of meer variabelen.

New cards
4

Beperkte steekproeftrekking

Tijdens de steekproeftrekking heeft ieder element een verschillende kans om gekozen te worden.

New cards
5

Beschrijvend model

Een model dat het gedrag van de variabelen in een systeem toont.

New cards
6

Call-back procedures

De respondent wordt hierbij herinnerd mee te doen aan het onderzoek.

New cards
7

Cluster steekproeftrekking

Er worden willekeurig een aantal groepen gekozen.

New cards
8

Complex random sampling

Steekproeftrekking die uit twee soorten bestaat: gestratificeerde steekproeftrekking en cluster steekproeftrekking.

New cards
9

Communicatieonderzoek

De onderzoeker neemt het gedrag van de respondenten op en beschouwt hun reacties.

New cards
10

Cronbach’s alpha

Een instrument dat gebruikt wordt om de onderlinge betrouwbaarheid van een bepaald aantal onderdelen te bekijken wanneer er een somscore berekend moet worden.

New cards
11

Directe observatie

De respondent wordt geobserveerd door de onderzoeker zelf.

New cards
12

Dubbele steekproeftrekking

Er wordt informatie gebruikt uit de eerste steekproef voor een volgende steekproef.

New cards
13

Eenheid van analyse

Beschrijft op welk niveau het onderzoek plaatsvindt en welke objecten er worden onderzocht.

New cards
14

Gemakkelijke steekproeftrekking

Elementen die in de buurt zijn

New cards
15

Gerichte steekproeftrekking

Elementen die voldoen aan bepaalde criteria worden gekozen.

New cards
16

Gestratificeerde steekproeftrekking

Elementen worden gekozen uit de verschillende strata.

New cards
17

Hypothese

Een stelling met een voorlopig karakter.

New cards
18

Indirecte observatie

De respondent wordt geobserveerd aan de hand van apparatuur.

New cards
19

Kwalitatief onderzoek

De informatie wordt verzameld aan de hand van individuele interviews of observatie van respondenten.

New cards
20

Kwantitatief onderzoek

De informatie wordt verzameld aan de hand van gestandaardiseerde interviews (zoals surveys) of gestructureerde observaties.

New cards
21

Mann-Whitney U-test

Wordt toegepast wanneer twee groepen (k=2) worden vergeleken op een ordinale variabele of als assumpties van de t-test niet voldoen.

New cards
22

Model

Een visuele weergave van een theorie.

New cards
23

Niet-aselecte steekproeftrekking

Steekproefelementen worden subjectief gekozen.

New cards
24

Nieuwe subpopulatie

De onderzoeker behandelt alle niet-respondenten als een nieuwe subpopulatie.

New cards
25

Non-response error

Een fout die ontstaat als respondenten niet antwoorden.

New cards
26

Nulhypothese

Geldt zolang er geen bewijs is voor de alternatieve hypothese.

New cards
27

Observatieonderzoek

De onderzoeker observeert respondenten zonder dat er direct contact is.

New cards
28

Onbeperkte steekproeftrekking

Tijdens de steekproeftrekking heeft ieder element een gelijke kans om gekozen te worden.

New cards
29

Participant-initiated error

De respondent heeft niet accuraat of volledig geantwoord.

New cards
30

Pearson correlatie

Een maat voor de sterkte van de lineaire relatie tussen twee intervalvariabelen uitgedrukt in r.

New cards
31

Populatie

Alle elementen waarover in het onderzoek een conclusie getrokken zal worden.

New cards
32

Precisie

De mate waarin een steekproef vrij is van fouten.

New cards
33

Probing

Respondenten stimuleren meer en beter te antwoorden tijdens een interview.

New cards
34

Propositie

Een uitspraak over een concept in het onderzoek die als waar of onwaar beschouwd kan worden.

New cards
35

P-waarde

De kans dat een bepaald resultaat op toeval berust.

New cards
36

Quota steekproeftrekking

Elementen worden zo gekozen dat de steekproef in verhouding overeenkomt met de populatie.

New cards
37

Regressie

Een test waarbij intervalvariabele Y uit intervalvariabele X voorspeld wordt.

New cards
38

Simple random sampling

Steekproeftrekking waarbij elk element dezelfde kans heeft om gekozen te worden. Deze kans is groter dan een.

New cards
39

Simulatiemodel

Een model dat de structurele relaties tussen variabelen verduidelijkt.

New cards
40

Sneeuwbal steekproeftrekking

Elementen worden via andere elementen gekozen.

New cards
41

Steekproef

Een gekozen selectie uit een steekproefkader.

New cards
42

Steekproeffout

Een fout die altijd ontstaat bij het trekken van een steekproef.

New cards
43

Steekproeftrekking

Slechts een deel van de populatie onderzoeken

New cards
44

Systematische non-response

Een vertekend beeld van de werkelijkheid

New cards
45

Systematische variantie

De resultaten van twee verschillende steekproeven zijn verschillend

New cards
46

Telling

Het tellen van alle elementen in de populatie.

New cards
47

Toetsen

Zeggen iets over de generaliseerbaarheid van de resultaten van een steekproef naar een populatie.

New cards
48

Toevallige non-response

De respondenten en de non-respondenten verschillen niet op belangrijke variabelen

New cards
49

T-test

Wordt gebruikt wanneer een nominale variabele wordt vergeleken met een interval variabele.

New cards
50

Venn-diagrammen

Diagrammen die de variantie die gevonden wordt in een bepaalde steekproef weergeven.

New cards
51

Verklarend model

Een model dat de toepassing van een theorie vergroot of verder verduidelijkt.

New cards
robot