Functionele indeling longen
geleidende deel / dode ruimte
anatomische indeling longen
bovenste en onderste luchtwegen
Cavitas nasi
neusholte, eerste holte bovenste luchtwegen
vestibulum nasi
voorhof van neus, bevat de neusharen
septum nasi
tussenschot neusgaten, bestaande uit ventraal kraakbeen en dorsaal bot
conchae nasales
neusschelpen, zuivert, warmt op en bevochtigd lucht. Er is een superior concha, middle concha en inferior concha. Bevatten zwellichamen, zwellen zorgt voor herstel slijmvlies
bijholtes
schedel wordt lichter, minder belasting belasting nekspieren
sinusitus
zwellichamen in bijholtes ontsteken bij verkoudheid
traanbuizen
achter zwellichamen, hierdoor neus verstopt bij huilen
choana
overgang cavitas nasi naar pharynx
pharynx
keelholte / kieuwdarm, komt mond ook op uit
tuba auditiva
buis van eustachius, de connectie met middenoor
larynx
strottenhoofd, bevat scheiding tussen trachea en oesophagus
epiglottis
strottenklepje, scheidt voedsel en lucht naar juiste pijp
plicae vocales
stembanden
pomum ademi
adamsappel
geleidende deel luchtwegen
hier vindt geen gasuitwisseling plaats: cavitas nasi, nasopharynx, larynx, trachea, bronchi, bronchioli terminalis
respiratoire deel
vindt gasuitwisseling plaats: bronchioli respiratori, ductuli alveolaris, sacculi alveolares, alveoli
trachea
luchtpijp
trachea opbouw
kraakbeenringen (hoefijzervormig, want dan kan oesophagus van vorm veranderen) rondom een pijp van 10-12 cm
carina
hier splitst de trachea in de bronchus principalis dexter en de bronchus principalis sinister; direct achter angulus sterni
bronchus principalis dexter
deze heeft een grotere diameter en loop steiler naar beneden. Daarom, als er iets in de longen komt, is dit vaak in de rechter long
bronchus principalis sinister
langer, dunner en minder steil want deze moet langs het hart
longkwabben
rechts 3 en links 2, wordt gescheiden door vertakkingen van bronchi
fissuren
lijnen tussen kwabben
segmenten
andere soort indeling longen; rechts 11 en links 10, elk segment is een los functionerende eenheid met eigen bloed/lucht toevoer
longhilus
segmenten komen hier samen; long verbonden met de wand; bovenin ligt arteria pulmonalis en onderin de vena pulmonalis; hoofdbronchi loopt dorsaal tov vaten in hilus
intrasegmentaal
arterie loopt in een segment
intersegmentaal
oppervlak tussen 2 segmenten; uitwisseling tussen segmenten
intrabronchaal segment
hele systeem van intra- en intersegmentaal
a. bronchialis
O2 rijke aanvoer in bronchiën; intrasegmentaal; bestaat uit a. bronchialis dextra en 2x een a. bronchialis sinistra
a. pulmonalis
O2 arm bloed; kan gaswisseling in plaats vinden; intrasegmentaal
v. bronchialis
Afvoer O2 arm bloed vanaf bronchiën; intersegmentaal
v. pulmonalis
afvoer O2 rijk bloed richting linker atrium; intersegmentaal
a. bronchialis dextra
komt uit een intercostale arterie
a. bronchialis sinistra
komt uit aorta vlak voor aortaboog en de ander uit thoracale aorta
thorax begrenzing
boven: 1e rib; onder: diafragma
sternum
borstbeen; bestaat uit: menubrium (handvat), corpus (corpus), processus xiphoideus (zwaardvormig aanhangsel)
angulus sterni
stompe hoek tussen menubrium en corpus
costae verae
rib 1-7; echte ribben; zitten vast met kraakbeen
costae spuriae
rib 8-10; valse ribben; hebben kraakbeen verbinding
costae fluctuantes
rib 11-12; zwevende ribben; geen kraakbeen verbinding
pleura visceralis
vlies dat tegen longen ligt
pleura parietalis
vlies dat tegen thoraxholte ligt
pleura parietalis costalis
vlies tegen ribben
pleura parietalis mediastinalis
vlies tegen mediastinum
pleura parietalis diafragmatis
vlies tegen diafragma aan
pleura parietalis cervicalis
vlies tegen nek
recessus
ruimtes die niet gevuld zijn met long; gevormd door omslagpunten van pleura parietalis
recessus costodiafragmaticus
grootste ruimte; ontstaat bij maximale uitademing; onderkant long tegen diafragma
recessus costomediastinal
potentiële ruimte van mediastinum en costale pleura; long verbreedt naar recessus ook bij rustige inademing
recessus phrenicomediastinalis
kleine ruimte; tussen diafragma en mediastinum
recessus vertebromediastinalis
kleine ruimte tussen mediastinum en wervelkolom
diafragma
bestaat uit spierweefsel en pezen; taken: zorgen voor beweging tijdens ademhaling, scheiden thoracale en abdominale organen en steun geven aan organen; zit vast aan 10/11e rib, sternum en pleura visceralis
buisvormige structuren door diafragma
aorta: achter diafragma ter hoogte van T12; vena cava inferior: door peesweefsel ter hoogte van T8, wordt niet kleiner door samentrekken diafragma; oesophgagus: door spierweefsel ter hoogte van T10, sluit bij samentrekken diafragma zodat er geen maagzuur in oesophagus komt
oorzaken beweging in de longen
diafragma spant aan en trekt caudaal samen; pump handle movement; bucket-handle movement; de hoek tussen wervels en ribben vergroot tijdens deze beweging
pumphandle movement
dorsale zijde van de ribben zet uit naar voren, zorgt voor vergroting van sagittaal vlak
bucket-handle movement
laterale zijde van ribben zet uit naar zijkant; vergroting laterale vlak
spieren actief bij inademing
diafragma spant aan en trekt naar beneden; mm. intercostalis externus spant aan, loopt in de richting van handen in zakken; M. scalenus zorgt voor pump handle beweging
spieren actief bij uitademing
diafragma ontspant en beweegt automatisch terug omhoog; mm. intercostalis internus spant aan, in richting van knuffel geven; m. transversus thoracis spant aan bij expiratie
inspiratie hulpademhalingsspieren (nek/schouder)
m. sternocleidomastoideus, trekt schoudergordel omhoog en creëert zo ruimte in thorax; 2. m. scalenus (anterior, medius en posterior), pump handle beweging en eerste 2 ribben optrekken bij diepe inspiratie; 3. m. pectoralis (major en minor), omhoog trekken schoudergordel als deze is gefixeerd; 4. m. latissimus dorsi, romp omhoog en naar voren; 5. m. serratus (anterior en posterior) elevatie ribben; 6. m. levatores costarum, heffen ribben
expiratie hulpademhalingsspieren abdomen
m. rectus abdominis; m. transversus abdominis; m. obliquus externus abdominalis; m. obliquus internus abdominalis
parasympathische zenuwen
werken automatisch en in rust; je kan ze niet besturen; ontspanning en herstel
sympathische zenuwen
regelen waakzaamheid; zorgen voor actie
somatische zenuwen
werken bij actie; je kan ze besturen
N. phrenicus
somatisch; C3-C5; motorisch: diafragma, sensorisch: tast/pijnreceptie pleura parietalis mediastinalis / diafragmatica (centrale deel)
NN. intercostales
somatisch; T7-T12; motorisch: tussenribspieren, sensorisch: tast/pijnreceptie pleura parietalis costalis / perifere deel diafragma en huid
N. vagus
parasympatisch; hersenstam; motorisch: bronchoconstrictie, vasodilatie, secretomotorisch (stimulatie kliersecretie), sensorisch: bloeddruk (arteriën), bloedgassen (venen), pijnreceptie (nociceptoren) trachea
truncus sympathicus
sympathisch; T3-T4; motorisch: bronchodilatatie, vasoconstrictie, inhibitie kliersecretie, sensorisch: pijnreceptie (nociceptoren) viscerale pleura en bronchi
Glomus caroticus
hierin zijn perifere chemoreceptoren gelokaliseerd; ligt dichtbij aorta en aftakkingen
lymfekliertrajecten in long
centraal in long richting hilus; subpleuraal naar oppervlakte in netwerk lymfevaatjes
de hik
ontstaat door stimulatie nervus phrenicus
apex pulmonalis
longtoppen; liggen in de nek
facies costalis
gedeelte longen dat tegen ribben aan ligt
facies diafragmatica
longbasis; ligt tegen diafragma
incisura cardiaca
gedeelte dat tegen hart aan ligt