Wat zijn de basiscomponenten van een chromatografisch systeem?
Stationaire fase, mobiele fase en kolom
2
New cards
Wat is de stationaire fase?
Het medium waarop het mengsel wordt aangebracht en waar de scheiding plaatsvindt. Dit kan een vaste of vloeibare stof zijn.
3
New cards
Wat is de mobiele fase?
Het medium waardoor het mengsel zich door de kolom beweegt. Dit kan een gas of een vloeibare stof zijn.
4
New cards
Wat is de kolom?
Dit is het deel waar de scheiding van de componenten plaatsvindt. Dit is gevuld met de stationaire fase en de mobiele fase beweegt er doorheen.
5
New cards
Wat is het basisprincipe van chromatografie?
Chromatografie is een scheidingstechniek die wordt gebruikt om mengsels van verschillende componenten te scheiden. Het basisprincipe van chromatografie is gebaseerd op de selectieve affiniteit van de componenten van het mengsel voor een stationaire fase en een mobiele fase.
6
New cards
Welke stoffen komen vertraagd van de kolom? Stoffen met een hoge of lage affiniteit met de kolom?
Stoffen met een hoge affiniteit voor de kolom
7
New cards
Waar wordt HPLC voor gebruikt?
Voor kleine biologische moleculen. Er is een hoge druk. De componenten van het systeem moeten bestand zijn tegen druk
8
New cards
Waar wordt FPLC voor gebruikt?
Grotere moleculen, zoals eiwitten. Er is een lagere druk. De componenten moeten geen eiwit denaturatie veroorzaken.
9
New cards
Wat is de selectiviteit bij een chromatogram?
Hoe ver de pieken uit elkaar liggen.
10
New cards
Hoe hoger de selectiviteit bij een chromatogram, hoe …
betrouwbaarder de proef
11
New cards
Wat is de resolutie bij een chromatogram?
Het verschil tussen de pieken in verhouding tot de breedte ervan. Dit is het verschil in retentietijden tussen twee verschillende stoffen gedeeld door de piekbreedtes aan de basis.
12
New cards
Wat is de dode tijd/volume?
De tijd/volume die nodig is voor de mobiele fase om de kolom te verlaten
13
New cards
Wat is de retentie tijd?
De tijd tussen het injecteren van het monster en het midden van de piek van het eluaat
14
New cards
Waar wordt de piekbreedte door veroorzaakt in het chromatogram?
Diffusie
15
New cards
Waar wordt de piekhoogte door veroorzaakt in een chromatogram?
De hoeveelheid stof die van de kolom af komt
16
New cards
Wat is het schotelgetal bij een chromatogram?
De efficiëntie van de kolom
17
New cards
Wat zegt een hoog schotelgetal over het scheidend vermogen van de kolom?
Een hoog schotelgetal = goed scheidend vermogen
18
New cards
Hoe kan het efficiëntie van een kolom worden verbeterd?
* Kolom verlengen * Constante doorloopsnelheid * Kwaliteit van het kolommateriaal
19
New cards
Hoe kan de resolutie tussen twee stoffen worden verbeterd bij chromatografie?
* Veranderen van de selectiviteit van de kolom * Veranderen van de mobiliteit van de componenten * Veranderen van de kolomparameters (lengte, breedte enz.) * Gebruik van detectiemethoden
20
New cards
Wat zijn detectiemethoden bij vloeistof chromatografie? (Het zijn er 6)
Gelfiltratie wordt gebruikt om eiwitten van verschillende grootte van elkaar te scheiden. Kleine eiwitten leggen een langere weg door het poreuze matrix dan de grote eiwitten. Dit zorgt ervoor dat kleine eiwitten later van de kolom elueren dan grote eiwitten.
22
New cards
Gelfiltratie is een scheiding op basis van …
Moleculair gewicht
23
New cards
Komen grote of kleine moleculen eerder van de kolom?
Grote moleculen
24
New cards
Wat is de principe van affiniteitschromatografie?
Eiwitten worden bij affiniteitschromatografie gescheiden door een ligand gekoppeld aan een vaste matrix te gebruiken waarbij een specifieke interactie plaatsvindt van het te scheiden eiwit. De overige eiwitten in het eiwitmengsel zullen niet binden en worden weggewassen met de buffer. Om de eiwit weer van de kolom af te krijgen, is er elutie nodig.
25
New cards
Wat wordt er bedoeld met affiniteit?
Bindingssterkte/bindingskracht
26
New cards
Wat is een eluens?
De stof waarmee je elueert
27
New cards
Wat is een eluent?
De stof die je elueert
28
New cards
Wat is een eluaat?
De vloeistof die van de kolom komt. Hier kan je stof van interesse in zitten, maar dit zal niet in alle fracties het geval zijn.
29
New cards
Wat zijn verschillende elutiemethodes?
* Verandering in condities, zoals pH en zoutconcentraties * Eiwit denaturatie * Competitie met het eiwit voor binding op de kolom * Competitie voor binding aan het eiwit
30
New cards
Wat is het kolommateriaal van de His-tag?
Nikkel of kobalt
31
New cards
Welke elutie wordt bij de his-tag gebruikt?
Immidazol
32
New cards
Wat is het kolommateriaal van de Glutathion-S-transferase?
Glutathion
33
New cards
Welke elutie wordt gebruikt bij Glutathion-S-transferase?
Vrij gluthation
34
New cards
Wat is het kolommateriaal van streptavidine?
Biotine
35
New cards
Welke elutie wordt gebruikt bij streptavidine?
Biotine
36
New cards
Wat gebeurt er bij diffusie bij de kolom?
De stoffen vagen uit en blijven niet in een scherpe streep
37
New cards
Wat zijn de problemen bij diffusie?
* De stoffen die je wilt scheiden verspreiden zich tijdens chromatografie door de mobiele fase naar boven en naar onderen * De banden zijn bij de elutie breder
38
New cards
Hoe kun je ervoor zorgen dat de diffusie minder wordt?
Hogere loopsnelheid zorgt voor minder diffusie en een betere scheiding → Gebruik maken van hoge-druk pompen
39
New cards
Wat is preparatieve scheiding?
De stoffen die worden gescheiden moeten nog worden hergebruikt, dus er moet voorzichtig worden gedaan met de stoffen
40
New cards
Wat is analytische scheiding?
Na de scheiding, hoeven de moleculen niet meer bruikbaar te zijn.
41
New cards
Wat wordt bedoeld met de primaire structuur van een eiwit?
De aminozuur sequentie
42
New cards
Wat wordt bedoeld met de secundaire structuur van een eiwit?
Lokale vouwingen zoals de a-helix en de b-sheet
43
New cards
Wat wordt bedoeld met de tertaire structuur van een eiwit?
De vouwing vaan een eiwit als geheel
44
New cards
Wat wordt bedoeld met de quaternaire structuur van een eiwit?
De associatie van meerdere eiwitten met elkaar
45
New cards
Wat is de polariteit van een stof?
Elektronen in een of meer covalente bindingen in een molecuul zijn ongelijk verdeeld over de covalente binding
46
New cards
Wat wordt bedoeld met het dipoolmoment van een stof?
Ongelijk verdeelde lading
47
New cards
Is een polaire stof hydrofiel of hydrofoob?
Hydrofiel
48
New cards
Is een apolaire stof hydrofiel of hydrofoob?
Hydrofoob
49
New cards
Waar maakt adsorptiechromatografie gebruik van in de scheiding van stoffen?
Maakt gebruik van verschil in polariteit tussen verschillende stoffen.
50
New cards
Waar bestaat de stationaire fase van adsorptie chromatografie uit?
De stationaire fase is vast en polair.
51
New cards
Waar bestaat de mobiele fase uit bij adsorptie chromatografie?
De mobiele fase is vloeibaar
52
New cards
Wat is de principe van normal phase chromatografie?
De mate waarin verbindingen worden vertraagd, kan beïnvloed worden door de mobiele fase meer of minder polair te maken
53
New cards
Waar bestaat de stationaire fase uit bij normal phase chromatography?
De stationaire fase is polair
54
New cards
Waar bestaat de mobiele fase uit bij normal phase chromatography?
De mobiele fase is relatief apolair → Hexaan/ethanol
55
New cards
Wat is de principe van reversed phase chromatografie?
De apolaire verbindingen worden het meest vertraagd. De elutiesterkte kan beïnvloed worden door de mobiele fase meer of minder apolair te maken
56
New cards
Waar bestaat de stationaire fase uit bij reversed phase chromatography?
De stationaire fase is apolair
57
New cards
Waar bestaat de mobiele fase uit bij reversed phase chromatography?
De mobiele fase is relatief polair → water
58
New cards
Wat is de principe van hydrofobe interactie chromatografie?
De hydrofobe stoffen in het mengsel zullen binden aan de koolwaterstofketens op de stationaire fase, terwijl de hydrofiele moleculen in de oplossing blijven en worden weggespoeld.
59
New cards
Waar bestaat de stationaire fase uit bij hydrofobe interactie chromatografie?
Hydrofobe moleculen
60
New cards
Bij dunne laag chromatografie, heeft de stip die het verste is gekomen de meeste of de minste affiniteit met de stationaire fase?
Het minste affiniteit
61
New cards
Bij dunne laag chromatografie, heeft de stip die het minst ver is gekomen, de meeste of de minste affiniteit met de stationaire fase?
Het meeste affiniteit
62
New cards
Hoe kunnen de stippen bij dunne laag chromatografie worden aangetoond?
* Aankleuren * UV * Radioactiviteit
63
New cards
Waarom wordt dunne laag chromatografie altijd gedaan in een afgesloten container?
Om het plaatje met daarop te scheiden stoffen in een omgeving te laten zitten die verzadigd is met het oplosmiddel (eluens) en om de verdamping van de mobiele fase tegen te gaan
64
New cards
Wat is de principe van elektroforese?
De snelheid waarmee de deeltjes bewegen naar een kant is afhankelijk van hun lading en grootte en de kracht van het elektrisch veld. Moleculen met een negatieve lading bewegen naar de positieve elektrode en de moleculen met een positieve lading bewegen naar de negatieve elektrode
65
New cards
Op basis van welke molecuuleigenschappen worden moleculen gescheiden bij elektroforese?
Lading en grootte
66
New cards
Wat zijn verschillende factoren die een rol spelen bij elektroforese?
* Buffer * Elektrisch veld * Gelmatrix * Lading en grootte van de moleculen * Detectiemethode
67
New cards
Wat gebeurt er als het elektrisch veld een hoge spanning heeft?
* De snelheid van de moleculen gaan omhoog * De eiwitten gaan denatureren
68
New cards
Wat is de anode kant?
De positieve kant. Hier worden negatief geladen moleculen aangetrokken.
69
New cards
Wat is de kathode kant?
Dit is de negatieve kant. Hier worden positief geladen moleculen aangetrokken
70
New cards
Wat zijn anionen?
Negatief geladen moleculen. Deze bewegen naar de anode.
71
New cards
Wat zijn kationen?
Positief geladen moleculen. Deze bewegen naar de kathode.
72
New cards
Welke lading heeft een eiwit en naar welke kant beweegt het eiwit als de pH kleiner is dan het iso-elektrisch punt?
Dan is het eiwit positief geladen en gaat het eiwit naar de kationenwisselaar
73
New cards
Welke lading heeft een eiwit en naar welke kant beweegt het eiwit als de pH groter is dan het iso-elektrisch punt?
Dan is het eiwit negatief geladen en gaat het eiwit naar de anionenwisselaar
74
New cards
Hoe kan DNA in de gel zichtbaar worden gemaakt na de DNA-elektroforese?
Door UV-licht na SYBR-Safe
75
New cards
Hoe kleiner het DNA molecuul, hoe langzamer/sneller het door de gel migreert
Sneller
76
New cards
Waar zorgt SDS-Page voor?
SDS-Page zorgt voor de denaturatie en de negatieve lading van eiwitten
77
New cards
Wat gebeurt er bij native elektroforese?
De monsters worden in hun natuurlijke stand gehouden en worden niet behandeld met stoffen die hun vorm of structuur veranderen
78
New cards
Wat gebeurt er bij denaturerende elektroforese?
De monsters worden behandeld met een stof die de interacties tussen de verschillende delen van de eiwitten verbreekt en die de eiwitten ontvouwt.
79
New cards
Wat is het verband tussen de gelconcentratie en de scheiding?
Als de gel concentratie groot is, kunnen de grote eiwitten langzamer door de gel dan kleine eiwitten. Hoe hoger de concentratie, hoe beter de kleine eiwitten worden gescheiden
80
New cards
Wat is de stacking gel?
De stacking gel zorgt ervoor dat eiwitten tegelijkertijd de gel in gaan. Dit heeft een lager percentage arcrylamide en andere pH dan de separating gel. Het doel is om de eiwitmonsters in een smalle band te concentreren voordat ze de scheidinggel binnengaan
81
New cards
Wat is de running gel?
De running gel zorgt voor de scheiding op grootte, doordat de negatief geladen eiwitten worden aangetrokken naar de positieve elektrode aan de onderkant van de gel, waardoor ze door de scheidinggel gaan.
82
New cards
Wat is iso-elektrisch focussing?
Scheiding op basis van het iso-elektrisch punt. Bij IEF gaan eiwitten naar hun eigen iso-elektrisch punt.
83
New cards
Wat is het iso-elektrisch punt?
Het pH waarbij het eiwit netto neutraal geladen is.
84
New cards
Wat is de principe van 2-dimensionale elektroforese?
Twee verschillende soorten elektroforese:
Iso-elektrisch focussen (IEF) → 1e dimensie
SDS-PAGE → 2e dimensie
85
New cards
Hoe worden moleculen gescheiden in een elektroforese opstelling?
1. Grotere moleculen bewegen langzamer door de gel 2. Moleculen met een hogere lading zullen sneller door de gel migreren dan moleculen met een lagere lading 3. De eigenschappen van de gelmatrix, zoals de poriegrootte en de dichtheid kunnen invloed hebben op de migratiesnelheid van de moleculen
86
New cards
Wat is een zwitterion?
Een zwitterion draagt een positieve en een negatieve lading op verschillende onderdelen van een molecuul
87
New cards
Welke lading heeft een ion bij een lage pH?
Een positieve lading
88
New cards
Welke lading heeft een ion bij een hoge pH?
Een negatieve lading
89
New cards
Wat is de lading van de stationaire fase van de kationen wisselaar?
Negatief geladen
90
New cards
Wat is de lading van de stationaire fase van een anionen wisselaar?
Positief geladen
91
New cards
Wat is de lading van de eiwitten die binden aan de kationen wisselaar?
Positief geladen
92
New cards
Wat is de lading van de eiwitten die binden aan een anionen wisselaar?
Negatief geladen
93
New cards
Wat is de mobiele fase van een kationen en een anionen wisselaar?
Een laag zout
94
New cards
Hoe werkt elutie met een zoutgradient van een ionoenwisselaar?
Dit is competitieve elutie
95
New cards
Moet een zoutconcentratie sterk of zwak zijn als een eiwit sterk aan een kolom zit om te elueren?
Sterk
96
New cards
Hoe werkt veranderende pH van de ionenwisselaar om eiwitten te elueren?
De lading van de eiwitten gaan veranderen, waardoor de affiniteit met de kolom minder wordt.
97
New cards
Wat is de elutie van de kationen en anionen wisselaar?
NaCL voor competitie of pH voor lading veranderen
98
New cards
Wat is de pKa?
De pH waarbij aan beide zijden evenveel moleculen zijn
99
New cards
Waar wordt een microscoop voor gebruikt?
Om een voorwerp te vergroten
100
New cards
Wat is de werking van een microscoop?
Het licht wordt geproduceerd door een lichtbron en gaan wordt door een condensorlens gericht op het object dat moet worden bestudeerd. Het object reflecteert of verstrooit het licht en het licht gaat dan door een objectieflens die zich onder het object bevindt. De objectieflens produceert een vergroot beeld dat wordt waargenomen door de oculairlens. De oculairlens produceert nog een extra vergroting en het uiteindelijke beeld dat door de microscoop wordt waargenomen, is het product van de vergroting van de objectief- en de oculairlens.