Radioactivity and Organic Chemistry Flashcards

0.0(0)
studied byStudied by 0 people
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
Card Sorting

1/80

flashcard set

Earn XP

Description and Tags

Flashcards on Radioactivity, Radiation, and Atomic Structure

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

81 Terms

1
New cards

An __ is a negatively charged subatomic particle that moves around the atomic nucleus.

Negatively charged subatomic particle that moves around the atomic nucleus.

2
New cards

A __ is a positively charged particle in the atomic nucleus.

Positively charged particle in the atomic nucleus.

3
New cards

A __ is an uncharged particle in the atomic nucleus.

Uncharged particle in the atomic nucleus.

4
New cards

__ is the collective name for protons and neutrons.

Collective name for protons and neutrons.

5
New cards

__ is the attractive force that holds nucleons together.

Attractive force that holds nucleons together.

6
New cards

A __ is a fundamental particle that makes up protons and neutrons.

Fundamental particle that makes up protons and neutrons.

7
New cards

A neutron has a __ electrical charge.

Neutral (0)

8
New cards

__ are particles in the atomic nucleus:.

Protons + neutrons.

9
New cards

__ are strong forces that hold nucleons in the nucleus together, stronger than the electrical repulsion between protons.

Strong forces that hold nucleons in the nucleus together, stronger than the electrical repulsion between protons.

10
New cards

Atoms are electrically neutral because the number of (negative) is equal to the number of (positive), so the charges cancel each other out.

Because the number of electrons (negative) is equal to the number of protons (positive), so the charges cancel each other out.

11
New cards

__: Atoomsoorten met specifieke waarden voor protonen (Z) en neutronen.

Atoomsoorten met specifieke waarden voor protonen (Z) en neutronen.

12
New cards

__: Nucliden van eenzelfde element met hetzelfde aantal protonen maar verschillend aantal neutronen.

Nucliden van eenzelfde element met hetzelfde aantal protonen maar verschillend aantal neutronen.

13
New cards

The Mass Number is the sum of and _.

Som van protonen en neutronen.

14
New cards

__: Aantal protonen in de kern. Bepaalt het element.

Aantal protonen in de kern. Bepaalt het element.

15
New cards

__: atomen van hetzelfde element met verschillende neutronenaantallen.

Atomen van hetzelfde element met verschillende neutronenaantallen.

16
New cards

__ wil zeggen dat een atoom radioactief is?

De kern is instabiel en spontaan straling uitzendt om stabiel te worden.

17
New cards

Radioactive atom: core is __ → radiates (alpha, beta, gamma) out.

Kern is instabiel → straalt (alfa, bèta, gamma) uit.

18
New cards

Meer neutronen bij zware elementen: nodig voor extra __.

Nodig voor extra kernaantrekkingskracht.

19
New cards

Fotonen: pakketjes __ energie, dragers van EM-straling.

Pakketjes elektromagnetische energie, dragers van EM-straling.

20
New cards

Soorten straling: __. Kernen stralen uit voor stabiliteit.

alfa (2p+2n), bèta (e− of e+), gamma (EM). Kernen stralen uit voor stabiliteit.

21
New cards

Transmutatieregels: __.

alfa verlaagt A met 4, Z met 2; β− verhoogt Z met 1; β+ verlaagt Z met 1.

22
New cards

Na γ-emissie: __.

Kernenergie verandert, maar A en Z blijven gelijk.

23
New cards

__: Tijd waarop 50 % van de kernen vervallen.

Tijd waarop 50 % van de kernen vervallen.

24
New cards

__: Spontaan proces waarbij instabiele kernen energie/massa uitscheiden om stabiel te worden.

Spontaan proces waarbij instabiele kernen energie/massa uitscheiden om stabiel te worden.

25
New cards

__: Straling die elektronen uit atomen kan verwijderen.

Straling die elektronen uit atomen kan verwijderen.

26
New cards

Gevaar toelichting: vrije ionen kunnen cellen/organen beschadigen – __, __.

Vrije ionen kunnen cellen/organen beschadigen – DNA-mutaties, kanker, weefselschade.

27
New cards

Extern vs intern besmetting: __.

Extern = buiten lichaam; intern = ingeademd/gegeten.

28
New cards

Alfa inwendig gevaar: inwendig beschadigd door hoge ioniserende kracht; __ door huid.

Inwendig beschadigd door hoge ioniserende kracht; uitwendig wordt gestopt door huid.

29
New cards

Activiteit: aantal __ (Bq).

Aantal vervallen per seconde (Bq).

30
New cards

RBE (Relatieve Biologische Effectiviteit): hangt af van type __.

Hangt af van type straling en biologisch effect.

31
New cards

Geiger-Müller teller: detecteert stralingsdeeltjes via __; klikgeluid per deeltje.

Detecteert stralingsdeeltjes via ionisatie in gas; klikgeluid per deeltje.

32
New cards

Bestraling vs besmetting: blootstelling aan straling vs opname __.

Blootstelling aan straling vs opname radioactief materiaal.

33
New cards

Diagnostische straling: röntgen (EM) / CT; gamma isotopen (PET/SPECT) vanwege goede __.

Röntgen (EM) / CT; gamma isotopen (PET/SPECT) vanwege goede penetratie en beeldvorming.

34
New cards

__: Meting C-14 verval in organisch materiaal → ouderdom in ±50 000 jaren.

Meting C-14 verval in organisch materiaal → ouderdom in ±50 000 jaren.

35
New cards

__: Zware kern splijt, energie + neutronen vrij → kettingreactie.

Zware kern splijt, energie + neutronen vrij → kettingreactie.

36
New cards

Kernfusie: lichte kernen (H) fuseren tot zwaardere (He) → grote __.

Lichte kernen (H) fuseren tot zwaardere (He) → grote energievrijgave.

37
New cards

Kernreactor werking: U-235 kernspijting → neutronen → kettingreactie → warmte → __.

U-235 kernspijting → neutronen → kettingreactie → warmte → elektriciteit.

38
New cards

Atoombom: snelle ongecontroleerde kettingreactie door splijting (of fusie in __).

Snelle ongecontroleerde kettingreactie door splijting (of fusie in thermonucleair).

39
New cards

Kracht: __. Vier kenmerken: groot, richting, aangrijpingspunt, werkend in medium.

Vector; vier kenmerken: groot, richting, aangrijpingspunt, werkend in medium.

40
New cards

Eerste wet (traagheid): bewegingsverandering alleen bij __.

Bewegingsverandering alleen bij resulterende kracht.

41
New cards

Gordel: houdt je hoofd/meesticht tegen abrupt __ gaan.

Houdt je hoofd/meesticht tegen abrupt voorwaarts gaan.

42
New cards

Tweede wet: F = m·a → kracht veroorzaakt versnelling evenredig met kracht, omgekeerd met __.

F = m·a → kracht veroorzaakt versnelling evenredig met kracht, omgekeerd met massa.

43
New cards

Massa en remafstand: grotere massa → meer traagheid → __.

Grotere massa → meer traagheid → langere remweg.

44
New cards

Derde wet: elke actie heeft een gelijke en tegengestelde __.

Elke actie heeft een gelijke en tegengestelde reactie.

45
New cards

Organische chemie: studie van koolstofverbindingen ( C–H, C–C; soms O, N, halogenen, S, __).

Studie van koolstofverbindingen ( C–H, C–C; soms O, N, halogenen, S, …).

46
New cards

Functionele groepen: bepalen __ (zoals –OH, –COOH, –NH₂, –Cl, …).

Bepalen chemisch gedrag (zoals –OH, –COOH, –NH₂, –Cl, …).

47
New cards

Aardolie ontstaan: afbraak van plankton + algen onder hoge druk/druk → __.

Afbraak van plankton + algen onder hoge druk/druk → deeltjesrijk materiaal.

48
New cards

Plankton: microscopisch __, bron van organisch materiaal in olie/gas.

Microscopisch zeediertjes, bron van organisch materiaal in olie/gas.

49
New cards

Brandstoffen: benzine en diesel bestaan uit __.

Benzine en diesel bestaan uit C & H.

50
New cards

Fractionele destillatie: scheiding volgens __ in toren.

Scheiding volgens kookpunt in toren.

51
New cards

Koolwaterstoffen: Alleen __.

Alleen C & H.

52
New cards

Zware vs lichte fracties: onderaan zitten lange, hoge __.

Onderaan zitten lange, hoge kookpuntketens.

53
New cards

Verschillen: lengte, bindingstype (enkel, dubbel, driedubbel), structuur ( __ ).

Lengte, bindingstype (enkel, dubbel, driedubbel), structuur (lineair/cyclisch/aromatisch).

54
New cards

Verzadigd: alleen __.

Alleen enkelvoudige bindingen.

55
New cards

Benzeen: aromatisch met __ (C₆H₆).

Aromatisch met delocaliseerde π–elektronen (C₆H₆).

56
New cards

Paraffine/white spirit: mengsels van C’s, gebruikt als __, afdichtmiddel.

mengsels van C’s, gebruikt als oplosmiddel, afdichtmiddel.

57
New cards

Kunststoffen: __ van herhaalde monomeren.

polymeerketens van herhaalde monomeren.

58
New cards

Monomeren vs polymeren: monomeren = __; polymeren = lange ketens.

monomeren = bouwstenen; polymeren = lange ketens.

59
New cards

Polymerisatie: Chemische reactie waarbij __ wordt verbroken en monomeren verbinden.

Chemische reactie waarbij bindingen worden verbroken en monomeren verbinden.

60
New cards

Polycondensatie: monomeren bouwen __ afscheiden (bv. H₂O).

Monomeren bouwen keten en kleine moleculen afscheiden (bv. H₂O).

61
New cards

Thermoplasten vs -harders: thermoplasten kunnen __, thermoharders zetten uit tot netwerkstructuur.

Thermoplasten kunnen verwarmd en hervormd, thermoharders zetten uit tot netwerkstructuur.

62
New cards

Elastomeren: elastisch (bv. rubber); vulkanisatie verbindt __ via zwavelbruggen.

Elastisch (bv. rubber); vulkanisatie verbindt polymeerketens via zwavelbruggen.

63
New cards

Milieu & kunststof: overconsumptie leidt tot afvalprobleem, __.

Overconsumptie leidt tot afvalprobleem, microplastics, CO₂-uitstoot.

64
New cards

Afvalbeheer: hergebruik (best), __, storten (minst).

Hergebruik (best), recyclage, verbranding, storten (minst).

65
New cards

Lineair economie: Maak–gebruik–__.

Maak–gebruik–weggooien.

66
New cards

Reagentia vs producten: __ vs eindstoffen in reactie.

Begin- vs eindstoffen in reactie.

67
New cards

Elastische botsing: botsende deeltjes zonder __.

Botsende deeltjes zonder energieverlies.

68
New cards

Effectieve botsing: botsing met voldoende __ om reactie te laten plaatsvinden.

Botsing met voldoende energie/orientatie om reactie te laten plaatsvinden.

69
New cards

Activeringsenergie: minimale energiebarrière voor __.

Minimale energiebarrière voor reactie.

70
New cards

Energieschema’s: diagrammen van reactie-energie met __.

Diagrammen van reactie-energie met barrières.

71
New cards

Endotherm: absorbeert energie; producten __.

Absorbeert energie; producten energie-hoog.

72
New cards

Exotherm: Geeft energie vrij; __.

Geeft energie vrij; dalend verloop.

73
New cards

Katalysator: verlaagt __; versnelt reactie zonder verbruikt te worden.

Verlaagt activeringsenergie; versnelt reactie zonder verbruikt te worden.

74
New cards

Reactiesnelheid: Verandering in __ per tijdseenheid.

Verandering in concentratie per tijdseenheid.

75
New cards

Aard stof: __ vs opbouw.

Ionische vs covalente, afbraak vs opbouw.

76
New cards

Temperatuur: ↑ temp → ↑ botsingsenergie → __.

↑ temp → ↑ botsingsenergie → ↑ snelheid.

77
New cards

Concentratie: hoger → meer botsingen → __.

Hoger → meer botsingen → ↑ snelheid.

78
New cards

Katalysatoren: Bieden alternatieve reactieweg met lagere __.

Bieden alternatieve reactieweg met lagere barrières.

79
New cards

Aflopende reactie: Eindigt wanneer __ (bv. isomerisatie).

Eindigt wanneer reagentia op zijn (bv. isomerisatie).

80
New cards

Concentraties bij evenwicht: __, maar niet per se gelijk.

Constant, maar niet per se gelijk.

81
New cards

Concentratieverandering: → kant opschuiven om verstoring te __.

Kant opschuiven om verstoring te compenseren.