Economics Lecture Notes - Chapter 15 Conjunctuur

0.0(0)
studied byStudied by 0 people
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
Card Sorting

1/34

flashcard set

Earn XP

Description and Tags

Flashcards for Economics Lecture Notes

Economics

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

35 Terms

1
New cards

Conjunctuur

De schommeling van het niveau van het reële BBP rond de trend.

2
New cards

Trend

Het gemiddelde reële BBP (productievolume) over de jaren.

3
New cards

Conjunctuurbeweging / Conjunctuurcyclus

De schommelingen (over de jaren) in de groei of krimp van het reële BBP.

4
New cards

Output gap

Y - Y, waarbij Y de werkelijke productieomvang is en Y de potentiële productie.

5
New cards

Laagconjunctuur

Een periode van economische neergang.

6
New cards

Hoogconjunctuur

Een periode van economische expansie.

7
New cards

John Maynard Keynes

Een econoom die geloofde dat de totale vraag het algemene niveau van economische activiteit bepaalde en dat overheden moesten ingrijpen tijdens economische recessies en depressies.

8
New cards

Keynesiaanse Theorie

Een theorie waarbij de totale vraag naar goederen (Keynes noemde dit de effectieve vraag) doorslaggevend is voor de hoogte van het nationaal inkomen (EV=Y).

9
New cards

Exogene variabelen

Variabelen die 'van buiten het model' gegeven zijn (niet bepaald door het model).

10
New cards

Endogene variabelen

Variabelen die worden bepaald (berekend of verklaard) door het model.

11
New cards

EV (Effectieve Vraag)

Totale vraag = C + I + O + E – M.

12
New cards

Onderbesteding

Wanneer EV niet hoog genoeg is en de productiecapaciteit niet volledig wordt benut, wat leidt tot minder vraag naar werknemers en meer werkloosheid.

13
New cards

Overbesteding

Wanneer EV relatief hoog is, is de werkelijke productie (Y) hoog (relatief ten opzichte van de maximale productie = productiecapaciteit Y*).

14
New cards

Anticyclisch conjunctuurbeleid

Het stimuleren van EV tijdens economische neergang en het afremmen van EV tijdens economische expansie.

15
New cards

Begrotingsbeleid

Wordt gevoerd door de overheid via overheidsuitgaven (O) en belastingen (B).

16
New cards

Monetair beleid

Wordt gevoerd door de Centrale Bank, inclusief de rentevoet en de omvang van de geldhoeveelheid.

17
New cards

Autonome consumptie (C0)

Consumptie die niet verandert wanneer het nationaal inkomen stijgt of daalt.

18
New cards

Autonome Investeringen (I0)

Investeringen die voornamelijk afhankelijk zijn van de 'toekomstverwachtingen' van ondernemers.

19
New cards

Autonome Overheidsbestedingen (O0)

Overheidsuitgaven die jaarlijks worden vastgesteld door het kabinet en het parlement.

20
New cards

Marginale consumptiequote (c)

Het percentage van het besteedbaar inkomen dat wordt geconsumeerd.

21
New cards

Marginale belastingquote (b)

Het percentage van het bruto-inkomen dat verplicht wordt afgedragen aan de collectieve sector.

22
New cards

Multiplier

De vermenigvuldigingsfactor waarmee Y verandert als gevolg van een verandering in een autonome uitgave.

23
New cards

Spaarlek

Het deel van het extra inkomen van gezinnen dat wordt gespaard en niet langer leidt tot extra productie.

24
New cards

Belastinglek

Het geld dat wordt gebruikt om belasting te betalen.

25
New cards

Importlek

Het deel van het extra inkomen van gezinnen dat in het buitenland wordt besteed en niet langer leidt tot extra productie.

26
New cards

IS-MB-GA-model

Model dat wordt gebruikt om conjuncturele onevenwichtigheden te analyseren en is een hulpmiddel om te bepalen welk economisch beleid het meest effectief is in bepaalde conjuncturele fasen.

27
New cards

Wat is de IS-curve?

Een grafiek die de combinaties van reëel inkomen en reële rente weergeeft waarbij de goederen- en dienstenmarkt in evenwicht is.

28
New cards

MB-curve

Relatie tussen de reële rente en de inflatie.

29
New cards

GA-curve

Geeft het verband weer tussen de inflatie en de productie.

30
New cards

Goederenmarktevenwicht

De situatie waarin de productie gelijk is aan de totale vraag.

31
New cards

Reële rente

De nominale rente gecorrigeerd voor de effecten van inflatie, dus hoeveel goederen je daadwerkelijk kunt kopen met het rendement van je spaargeld.

32
New cards

Productiefunctie

De verandering in de productie als gevolg van een verandering in de inflatie.

33
New cards

Rentegevoeligheid

De mate waarin de centrale bank de rente aanpast als reactie op veranderingen in de inflatie.

34
New cards

Inflatieconvergentie

De snelheid waarmee de inflatie terugkeert naar de doelstelling van de centrale bank.

35
New cards

Wat is het AS-AD model?

Een model dat de interactie tussen de goederenmarkt, de geldmarkt en de arbeidsmarkt analyseert om de macro-economische evenwicht te bepalen.