1/34
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
Conjunctuur
De schommeling van het niveau van het reële BBP rond de trend.
Trend
Het gemiddelde reële BBP (productievolume) over de jaren.
Conjunctuurbeweging / Conjunctuurcyclus
De schommelingen (over de jaren) in de groei of krimp van het reële BBP.
Output gap
Y - Y, waarbij Y de werkelijke productieomvang is en Y de potentiële productie.
Laagconjunctuur
Een periode van economische neergang.
Hoogconjunctuur
Een periode van economische expansie.
John Maynard Keynes
Een econoom die geloofde dat de totale vraag het algemene niveau van economische activiteit bepaalde en dat overheden moesten ingrijpen tijdens economische recessies en depressies.
Keynesiaanse Theorie
Een theorie waarbij de totale vraag naar goederen (Keynes noemde dit de effectieve vraag) doorslaggevend is voor de hoogte van het nationaal inkomen (EV=Y).
Exogene variabelen
Variabelen die 'van buiten het model' gegeven zijn (niet bepaald door het model).
Endogene variabelen
Variabelen die worden bepaald (berekend of verklaard) door het model.
EV (Effectieve Vraag)
Totale vraag = C + I + O + E – M.
Onderbesteding
Wanneer EV niet hoog genoeg is en de productiecapaciteit niet volledig wordt benut, wat leidt tot minder vraag naar werknemers en meer werkloosheid.
Overbesteding
Wanneer EV relatief hoog is, is de werkelijke productie (Y) hoog (relatief ten opzichte van de maximale productie = productiecapaciteit Y*).
Anticyclisch conjunctuurbeleid
Het stimuleren van EV tijdens economische neergang en het afremmen van EV tijdens economische expansie.
Begrotingsbeleid
Wordt gevoerd door de overheid via overheidsuitgaven (O) en belastingen (B).
Monetair beleid
Wordt gevoerd door de Centrale Bank, inclusief de rentevoet en de omvang van de geldhoeveelheid.
Autonome consumptie (C0)
Consumptie die niet verandert wanneer het nationaal inkomen stijgt of daalt.
Autonome Investeringen (I0)
Investeringen die voornamelijk afhankelijk zijn van de 'toekomstverwachtingen' van ondernemers.
Autonome Overheidsbestedingen (O0)
Overheidsuitgaven die jaarlijks worden vastgesteld door het kabinet en het parlement.
Marginale consumptiequote (c)
Het percentage van het besteedbaar inkomen dat wordt geconsumeerd.
Marginale belastingquote (b)
Het percentage van het bruto-inkomen dat verplicht wordt afgedragen aan de collectieve sector.
Multiplier
De vermenigvuldigingsfactor waarmee Y verandert als gevolg van een verandering in een autonome uitgave.
Spaarlek
Het deel van het extra inkomen van gezinnen dat wordt gespaard en niet langer leidt tot extra productie.
Belastinglek
Het geld dat wordt gebruikt om belasting te betalen.
Importlek
Het deel van het extra inkomen van gezinnen dat in het buitenland wordt besteed en niet langer leidt tot extra productie.
IS-MB-GA-model
Model dat wordt gebruikt om conjuncturele onevenwichtigheden te analyseren en is een hulpmiddel om te bepalen welk economisch beleid het meest effectief is in bepaalde conjuncturele fasen.
Wat is de IS-curve?
Een grafiek die de combinaties van reëel inkomen en reële rente weergeeft waarbij de goederen- en dienstenmarkt in evenwicht is.
MB-curve
Relatie tussen de reële rente en de inflatie.
GA-curve
Geeft het verband weer tussen de inflatie en de productie.
Goederenmarktevenwicht
De situatie waarin de productie gelijk is aan de totale vraag.
Reële rente
De nominale rente gecorrigeerd voor de effecten van inflatie, dus hoeveel goederen je daadwerkelijk kunt kopen met het rendement van je spaargeld.
Productiefunctie
De verandering in de productie als gevolg van een verandering in de inflatie.
Rentegevoeligheid
De mate waarin de centrale bank de rente aanpast als reactie op veranderingen in de inflatie.
Inflatieconvergentie
De snelheid waarmee de inflatie terugkeert naar de doelstelling van de centrale bank.
Wat is het AS-AD model?
Een model dat de interactie tussen de goederenmarkt, de geldmarkt en de arbeidsmarkt analyseert om de macro-economische evenwicht te bepalen.