1/129
Flashcards voor Latijnse woordenschat.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
praeda
De buit; de prooi
sagitta
De pijl
silva
Het bos
spectaculum
Het schouwspel
egregius
Buitengewoon
extrēmus
Uiterste; het uiterste van
nūdus +abl.
Naakt; beroofd van
miser
Ongelukkig
canis
De hond
comes
De kameraad
pudor
De schaamte; het eergevoel
auris
Het oor
mēns
De geest; het verstand
pellis
De huid
agmen
De troep; de colonne
vulnus
De wonde
recēns
Recent; fris
passus
De pas (als lengtemaat: 1,5 m)
vultus
Het gezicht
cornū
De hoorn; de legerflank
appellare
Aanspreken; noemen
dubitare
Twijfelen; aarzelen
incitare
Aanvuren
negare
Ontkennen; weigeren
servare
Bewaren; redden
latere
Verborgen zijn (voor)
manere
Blijven
miscere
Vermengen
solere
Gewoon zijn
polliceri
Beloven
agnoscere
Herkennen; erkennen
edere
Eten
fingere
Vormen; verzinnen
intermittere
Onderbreken
petere
Gaan naar; vragen
ruere
Vooruitstormen; instorten
tollere
Opheffen; wegnemen
reverti
Terugkeren
fugere
(Ont)vluchten
interficere
Doden
signum
Het teken
tèctum
Het dak; het huis
vērus
Waar; echt
carmen
Het lied; het gedicht
similis +dat.
Gelijk aan; gelijkend op
qui, quae, quod
Die, dat
errare
Zwerven; zich vergissen
mūtāre
Veranderen; verwisselen
cōnāri
Proberen
docere
Onderwijzen
considere
Gaan zitten
scribere
Schrijven
liberi
De kinderen
pōns
De brug
Tiberis
De Tiber
res pública
De staat; de politiek
scelus
De misdaad
portus
De haven
praeesse
Aan het hoofd staan van
perire
Omkomen
inter
Tussen; tijdens
adhuc
Tot nu toe; nog altijd
cito
Snel
illic
Daar
inde
Vandaar; daarna; daarom
ita
ZO
tam
Zo; zozeer
quam
Hoe; (zo) als
vix
Nauwelijks
ergo
Dus
causa
De oorzaak; de reden; het
lingua
De tong; de taal
summa
De hoofdzaak; het geheel
bellum
De oorlog
caelum
De hemel
negotium
De bezigheid; de opdracht
divus
Goddelijk
nātiō
Het volk; de volksstam
pāx
De vrede
facies
Het gezicht; het uitzicht
confirmare
Versterken; bevestigen
damnare
Veroordelen
putare
Menen
continere
Vasthouden; omvatten
gaudere
Blij zijn
movĕre
Bewegen; beïnvloeden
animadvertere
Opmerken
frangere
Breken
intra +acc.
Binnen
quasi
Als het ware
mox
Weldra
prope
Dichtbij
tantum
Zoveel; alleen maar
quantum
Hoeveel; (zoveel) als
ūnā
Samen
quoniam
Aangezien
lēgātus
De gezant; de onderbevelhebber
maritus
De echtgenoot
cūra
De zorg
auxilium
De hulp