das Jahr(e)
het jaar
die Zeit(en)
de tijd
das Handy(s)
de gsm
die Handynummer(n)
het gsm-nummer
die Nummer(n)
het nummer
das Telefon(e)
de telefoon
das Telefonbuch
het telefoonboek
die Telefonbücher
de telefoonboeken
die Telefonnummer(n)
het telefoonnummer
der Freund(e)
de vriend
die Freundin(nen)
de vriendin
der Bewohner
de bewoner
die Bewohnerin(nen)
de bewoonster
der Mitbewohner
de medebewoner
die Mitbewohnerin(nen)
de medebewoonster
besuchen
bezoeken
bleiben
blijven
heißen
heten
kommen
komen
schreiben
schrijven
sein
zijn
sprechen
spreken
wohnen
wonen
haben
hebben
hören
horen
kochen
koken
suchen
zoeken
was
wat
wer
wie
wie
hoe
wo
waar
woher
waar vandaan
wohin
waar naartoe
bitte
alstublieft
gut
goed
gern(e)
graag
schon
al