schooltaalwoorden 4 + woordenlijst

associëren (met)

linken aan

doorsnee

gemiddeld

frequent

vaak

inschatten

voorspellen, bepalen

integreren

verenigen

minimaliseren

zo klein mogelijk maken

het motto

de leuze

opleveren

verschaffen, opbrengen

opteren

verkiezen, voorkeur geven aan

de parallel

de gelijkenis

stroken (met)

gelijklopen, kloppen

uitsluitend

enkel

vertonen

tentoonstellen, hebben

voortkomen (uit)

aan het licht komen, volgen uit

de wending

de verandering

euthanasie

vrijwillig uit het leven stappen met de hulp van iemand anders

volleerd

ervaren

doorgewinterd

ervaren (synoniem volleerd)

zich een weg banen

ergens moeizaam doorheen lopen

beamen

bevestigen

een koter

een kind, bengel (negatieve connotatie)

arbitrair

willekeurig

banaal

onnozel

capuchon

kapje

differentiatie

het opsplitsen in verschillende groepen volgens bepaalde eigenschappen

authenticiteit

de echtheid/geloofwaardigheid

authentiek

echt. ben jij authentiek of niet?

ideologie

geheel van ideeën over de mens en hoe hij samenleeft. vb. elke politieke partij heeft zijn …

contemplatief

mediterend, nadenkend over het leven

beklijvend

figuurlijk: iets wat blijft klijven, je pakt

gespuis

crapuul, uitschot, schorriemorrie

smart

hartzeer, pijn in het hart (figuurlijk)

bombastisch

erg opgeblazen (figuurlijk)

decadentie

overdreven zucht naar genot zonder rekening te houden met morele waarden

nostalgisch

verlangend naar iets van vroeger

nostalgie

heimwee naar vroeger

subtiel

onopvallend, verfijnd

fascinerend

boeiend

intuïtief

op basis van je intuïtie, je buikgevoel

consensus

een akkoord, een antwoord waar iedereen mee akkoord is, een overeenkomst

slapstick

vorm van situatiehumor, grappige situaties volgen elkaar snel op zonder dat er echt woorden gebruikt worden

leedvermaak

plezier hebben in het feit dat anderen pijn hebben of gekwetst zijn