1/39
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
nuire à
ex. Le tabac nuit à la santé.
schaden
une habitude alimentaire
een eetgewoonte
rattraper (→ un test de rattrapage)
inhalen (→ een inhaaltoets)
consister à (+ verbe)
consister en (+ substantif)
bestaan uit
le sommeil
de slaap
avoir sommeil
moe zijn
un manque de sommeil
een tekort aan slaap
le cerveau (singulier!)
de hersenen
se reposer → le repos
rusten → de rust
diffuser → un diffuseur
(p.ex. de parfum)
verspreiden → een verspreider
perturber
verstoren
l'obésité (f.)
de obesitas, zwaarlijvigheid
négliger
verwaarlozen
le poids
het gewicht
démarrer → le démarrage
starten → het starten
un épisode
een aflevering
une saison
apprendre → l'apprentissage
(aan)leren → het (aan)leren
les loisirs
de vrije tijdsbesteding
se détendre → la détente
zich ontspannen → de ontspanning
persuader = convaincre
overtuigen
francophone
franstalig
néerlandophone
nederlandstalig
s'habituer à
wennen aan, gewoon worden aan
améliorer
verbeteren, beter worden
se rendre compte de quelque chose
iets beseffen
un amant
een minnaar
soutenir → un soutien
ondersteunen → een ondersteuning, hulp
célèbre → une célébrité
beroemd → een beroemd persoon
un surnom
een bijnaam
résoudre
oplossen
rompre → une rupture
breken, verbreken → een (relatie)breuk
prouver
bewijzen
réfuter
weerleggen
se mettre à (=commencer à)
aan iets beginnen
(un film) doublé
(een) gedubde (film)
un sous-titre
een ondertitel
un film sous-titré
een film met ondertitels
nombreux
talrijk
utile
nuttig