MEME: decemberdeel

studied byStudied by 3 people
5.0(1)
Get a hint
Hint

Macrosociolinguïstische aard

1 / 97

encourage image

There's no tags or description

Looks like no one added any tags here yet for you.

98 Terms

1

Macrosociolinguïstische aard

Onderzoekt wat is de invloed van sociologische processen in de maatschappij op taal, op taalontwikkeling en op het ontstaan van nieuwe talen?

New cards
2

Extern perspectief

Niet over evoluties binnen de taal zelf, maar externe invloeden bestuderen zoals bv de cultuur of opvoeding.

New cards
3

Taalbeleid

Mensen die de keuzes van de andere sprekers inperken of reguleren aan de hand van taalwetten en taalregels, vaste afspraken rond taalgebruik, status van talen... \n vb. De Académie Française werd opgericht door kardinaal De Richelieu in 1653 om alle Franse varianten te verenigen onder 1 taal en daar de regels van de taal vast te leggen in een woordenboek. In de Franse grondwet staat nog steeds dat de taal van de republiek het Frans is.

New cards
4

Top-down perspectief

controlerende instantie

→ definieert groepen o.b.v. een gemeenschappelijke referentietaal, die eigenlijk abstract is als verzamelnaam voor haar verschillende vormen.

New cards
5

Spolsky; Language Management (2009)

  • beschrijft hoe de keuzes van sprekers worden beregeld (of beperkt/ingeperkt) niet door de taal zelf, maar wel door externe factoren of ‘managers’.

  • Sprekers moeten keuze maken over taal in meertalige situaties (gevolg gemeenschapsmeertaligheid of individuele meertaligheid)

New cards
6

3 aspecten van taalbeleid (language policy)

  • manager

    → regels uitvaardigen, variëteiten verbieden…

  • Taalpraktijken

    → De effectieve talige praktijken die je kan beschrijven en vaststellen

  • Taalovertuigingen

    → Attitudes & ideologieën (langzege beliefs) die sprekers hebben

New cards
7

vorm van taalbeleid / taalpolitiek

= de specifieke status van één taal is een welbewuste keuze of overweging

  • er worden meerdere talen gesproken, maar maar 3 worden officieel erkent (België)

New cards
8

monolinguïstische landen

= landen waar de bevolking maar 1 taal spreekt

  • vb. Island, maar veel mensen spreken al Engels + buitenlanders

New cards
9

Meertaligheid, plurilinguïsme

= binnen de territoriale grenzen van de meeste landen worden verschillende talen (en/of variëteiten) gesproken

= de facto de meest natuurlijke situatie

New cards
10

Gemeenschapsmeertaligheid

= de meertaligheid die berekend wordt voor het hele land of de hele gemeenschap

(impliceert niet dat elke inwoner ook individueel meertalig is)

New cards
11

individuele meertaligheid

Een individueel persoon spreekt meerdere talen of variëteiten. Het biedt een oplossing om situaties van gemeenschapsmeertaligheid te kunnen oplossen (via bv onderwijs)

New cards
12

Taalgrens

Taal vormt de scheiding tussen twee (of meer) gebieden

  • verdeelt België in 4 ‘taalgebieden’: Vlaanderen, Wallonië, het “Duitse taalgebied” en “Brussel”

    → in elk van deze taalgebieden geldt een andere taalpolitiek

  • gemeentes rond de taalgrens houden zich aan 1 taal?

    → vb. Ploegsteert (van West-Vlaanderen naar Henegouwen)

    → veel gemeenten zijn gemeenschapsmeertalig

    → taalgrens arbitrair getrokken in België

New cards
13

Structuur van België

  • 10 provincies (vroeger 9: Brabant → Vlaams-Brabant + Waals-Brabant)

  • 3 gewesten (vroeger 2: Vlaanderen & Wallonië + BHG)

    → Duitstalige gemeenschap = deel Waalse gewest

  • 3 taalgemeenschappen (4 taalgebieden)

New cards
14

faciliteitengemeenten

Gemeenten die in hoge mate gemeenschapsmeertalig zijn krijgen uitzonderingen op algemene taalwetgeving: de bewoners moeten ook in andere taal kunnen communiceren met de overheid. Die faciliteiten gelden enkel voor de mensen die die taal spreken!

New cards
15

gemeenschappelijke referentietaal

Verzamelnaam voor verschillende variëteiten van een taal.

New cards
16

“a language is a dialect with an army and a navy”

→ Marx Weinreich

  • verschil tussen standaardtaal en dialect is eerder gebaseerd op externe factoren dan op een systematische benadering (taal als systeem)

  • onmogelijk om een structureel onderscheid te maken tussen een taal en een dialect

    → Dialecten = complexe tekensystemen met een volledig ontwikkeld fonologisch, morfologisch, syntactisch, lexica-semantisch en pragmatisch luik

  • Het verschil zit in de historische, politieke en culturele ontwikkeling van een standaardtaal en in de geografische spreiding ervan

    → taalbeleid / taalpolitiek

New cards
17

7 verschillen tussen ‘taal’ en ‘dialect’

  1. Standaardisering

  2. Historiciteit en vitaliteit

  3. autonomie

  4. unitair en brede gebruikscontexten

  5. stabiliteit

  6. normering en prestige

  7. grootte (van sprekersgemeenschappen)

New cards
18

standaardisering (of codificatie)

  • = proces waarbij taal expliciete normen ontwikkelt

  • adhv grammatica’s, woordenboeken, encyclopedieën en prestigieuze instituten (bv. L’Académie francaise)

New cards
19

normontwikkeling (elaboration)

(standaardisering)

autoritaire figuren (“belangrijke auteurs”) als verdedigers en voorbeelden van het goede taalgebruik

  • kringredenering (zie schema)

  • ideologisch proces

New cards
20

historiciteit

de gedeelde historische ontwikkeling van een taal en een volk of een etnische identiteit. De gemeenschappelijke historische ontwikkeling geeft de taal een zeker sociocultureel cachet dat als bindmiddel werkt voor een gemeenschappelijke culturele identiteit (Chinees, Klassiek Arabisch, Hebreeuws)

New cards
21

vitaliteit

complex concept dat status, functionaliteit en institutionele steun van een taal omvat. Vitale talen hebben een hoog aanzien en uitgebreide utiliteit (kunnen voor verschillende functies gebruikt worden; zie schema).

New cards
22

autonomie (van een taal)

= talen die hun eigen wetmatigheden en dus als systeem een afgesloten en afzonderlijke regelsysteem hebben ontwikkeld.

→ te danken aan de ontwikkeling van de standaardtaal tov andere talen uit de buurtlanden

→ Dialecten hebben vaak minder kans om aanspraak te maken op de ... van hun systeem (gebrek aan expliciete normering en codificatie).

New cards
23

heteronomie (dialect)

het feit dat dialecten geen autonome status krijgen/hebben en dus niet als officiële variant worden erkend.

→ schriftsysteem dialect ook vaak schriftsysteem standaardtaal

New cards
24

unitaire en brede gebruikscontexten (van een taal)

Het unitaire karakter van een taal valt te interpreteren vanuit de gebruikscontexten van die taal.

  • standaardtaal = niet gemarkeerde versie → ongehinderd schriftelijk en mondeling communiceren

  • dialecten = gemarkeerde variant

    → veel minder overal inzetbaar

    → geen spellingsconventies: functioneel beperkter bereik dan standaardtaal

New cards
25

De relatieve stabiliteit van een taalvorm

  • gecodificeerde norm (als je geen norm hebt vastgelegd, kan je de stabiliteit ervan niet meten)

  • gebruik van de standaard als prescriptieve norm

    → Het gebruik van de standaardtaal als het concrete model en de sanctionering van afwijkende vormen werkt de stabiliteit ook verder in de hand.

    vb. spellingshervorming

    vb. nieuwe woorden (<→ stabiele syntax en uitspraaksvormen)

New cards
26

Normering en prestige

Fromeel prestige en gebrek aan prestige van dialecten

  • prescriptieve normering

    → sociale normen en attitudes die sprekers ontwikkelen tov (1) die normen en (2) de afwijkingen op die normen

  • vb. Frans in België → Parijse norm

  • Dialecten die verder verwijderd zijn van de norm worden meestal beschouwd als minder prestigieus (“slecht” of “ouderwets”)

  • sociale evaluaties van talen / dialecten

New cards
27

Relatieve grootte van een sprekersgemeenschap

Een standaardtaal heeft meestal een veel grotere sprekersgemeenschap dan een dialect.

New cards
28

Einar Haugen; Dialect, language, nation (1966)

→ 4 stappen proces van taalnormering

  1. selectie (vorm): variant wordt gekozen

  2. codificatie (vorm): afspraken rond taalvormen maken

  3. implementatie (functioneel): van normen

  4. elaboratie (functioneel): inzetten in de maatschappij

    → implementatie en elaboratie kun je omwisselen (interpretatie)

New cards
29

status planning

de status van taal wordt bepaald via (taal)sociologische ontwikkeling

(selectie, implementatie)

New cards
30

corpus planning

afspraken die te maken hebben met de taalvormen (het “corpus”) zelf

(codificatie, elaboratie)

New cards
31

Statutory national language

De officieel en expliciet erkende nationale standaardtaal die ook gebruikt wordt in de overheidsadministratie (juridische bescherming)

New cards
32

de facto language of national identity

Een taal die in het hele land wordt erkend en herkend als identitaire taal, maar ze heeft geen officiële erkenning.

New cards
33

Statutory national working language

Een taal die gebruikt wordt, maar bijvoorbeeld uit een ander land is komen aanwaaien

New cards
34

De facto national language

Een taal die de overheid gebruikt, maar niet officieel erkent is als nationale taal. vb. Japans

New cards
35

wereldtalen of supranationale talen

Talen die gebruikt worden op verschillende continenten en niet meer het eigendom zijn van 1 enkel land.

Ze hebben een grote utilitaire waarde (communicatietaal), maar hebben minder waarde als identitaire marker.

kleinere talen hebben wel vaak een identitaire functie (vb. Catalaans)

  • vb. Engels

  • vaak ingezet als lengua franca

New cards
36

Lingua franca

of een gemeenschappelijke taal, is een taal die als gemeenschappelijk communicatiemiddel wordt gebruikt tussen mensen met verschillende moedertalen (vb. Engels)

New cards
37

Welke 2 krachten werken in op talige diversiteit?

1. Concentratie van sprekers op een beperkt aantal grote internationale talen: die talen worden ingezet voor hun communicatieve functie  \n 2. Kleinere talen: hebben een grotere identitaire functie

New cards
38

Daktaal / Dachsprache / roofing language

  • subset relatie tussen dialect en standaardtaal

  • metafoor van een huis

    → daktaal biedt geografisch beperktere (dialectale) varianten “onderdak”

    → legt de vinger op de constructie en architectuur van zo’n daktaal die ook een Ausbausprache (Heinz Kloss) kan zijn

New cards
39

Ausbausprache

Wanneer een dialect ontwikkeld en opklimt tot een echte standaardtaal. De term verwijst naar het proces van ontwikkeling van de standaardtaal, de term dachsprache duidt op de eindfase waarbij de standaardtaal de dialecten waarmee ze vroeger op hetzelfde niveau stond, nu onderdak biedt

New cards
40

Bidialectisme

Twee dialecten staan naast elkaar, in hun eigen geografisch beperkt gebied, maar wel beiden met hetzelfde statuut (dat van een dialect). Technisch gezien is dat een meertalige situatie waarbij de twee dialecten wel met elkaar verwant zijn maar toch een eigen sprekers gemeenschap hebben.

New cards
41

Diglossie

= de veranderende relatie tussen en daktaal en haar dialecten

= Een situatie met een high language en low language die functioneel onderscheiden worden. Belangrijk bij de definitie van diglossie is het functionele onderscheid waarbij geen of erg beperkte overlappingen voorkomen.

  • HL geniet prestige als geschreven cultuurtaal

  • LL geniet geen prestige als cultuurtaal en blijft dan beperkt tot informele dagelijkse gebruikscontexten

New cards
42

High language

cultuurtaal, geschreven

New cards
43

Low Language

informeel dagelijks gebruik

New cards
44

microdiglossie

diglossie die de 2 basiselementen bevat: een HL en een LL

New cards
45

macrodiglossie

Een uitgebreidere versie van diglossie. Bevat HL, LL en een ML of Middle Language = een tussenvorm

New cards
46

middle language

Een tussenvorm in een poging om een dialect te conformeren aan de high language. Zo creëer je een koinai-taal of koinè-taal. Een tussentaal heeft beperktere gebruikscontexten dan een standaardtaal maar is geografisch breder inzetbaar dan een dialect.

→ nemen elementen uit de standaardtaal over

New cards
47

koinai-taal of koinè-taal

Taalvariant waarbij gemeenschappelijke features van verschillende lokale dialecten versterkt worden en erg lokale features worden ontmoedigd.

New cards
48

Abstandsprache (afstandstaal)

= een prestigieuze taal die letterlijk geïmporteerd werd (afstand) uit een ander talig territorium, meestal als gevolg van kolonisatie

→ bv. Frans in Marokko

New cards
49

destandaardisering

Proces waarbij de standaardtaal aangepast wordt aan regionale talen (ML); de standaardtaal neemt regionale elementen op.

→ vierde variant tussen HL en ML

New cards
50

Diaglossie (Auwer; 2005)

→ 4de variant tussen HL en ML door destandaardiserig standaardtaal

Term gebruikt door P. Auer (2005, 2011), waarmee hij het creëren van tussenvormen tussen de standaardtaal en de dialecten bedoelt (niet te verwarren met de algemeen aanvaarde term diglossie) \n Diaglossie is eerder een gradueel verloop/gradatum ipv duidelijk gescheiden zoals bij diglossie (duidelijke breuklijnen)

New cards
51

gradatum

(sociolinguïstiek: continuüm) = gradueel verloop

→ tussen standaardisering van een dialect en dekstandaardisering van de standaardtaal staan geen duidelijke te onderscheiden schotten en overlappingen zijn zeker mogelijk.

New cards
52

Dilalie

In een diaglossie krijg je eerder te maken met een … = functionele overlappingen tussen verschillende varianten in een continuüm

New cards
53

Meertaligheid

= de stimulatie aanwezigheid van meerdere en niet-gerelateerde talen binnen dezelfde landsgrenzen of territorium.

New cards
54

Minderheidstalen

= Talen die niet dominant zijn. Die gesproken worden door minderheden (vb. Fries in Nederland), en die dus een beperktere geografische of sociale inzetbaarheid hebben dan de standaardtaal of nationale taal.

= talen die geen officiële status hebben en dus niet formeel erkend zijn of gebruikt worden door de overheid voor officiële documenten.

  • verschillende types

New cards
55

Historische / nationale minderheidstalen

Minderheidstalen die al eeuwen lang aanwezig zijn binnen een land

bv. Fries in Nederland

bv. Sloveens in Italië

New cards
56

Minderheidstalen uit immigratie

bv. Turks in België

bv. Italiaans in België

→ historisch veel minder een stabiele aanwezigheid

→ vaak minder rechten dan autochtone minderheidstalen

New cards
57

Waarom worden dialecten niet beschouwd als minderheidstalen?

Omdat ze deel uitmaken van de daktaal

New cards
58

code-switching

Wanneer er in meertalige situaties geschakeld wordt tussen “codes” of talen

= a conversational strategy used to establish, cross or destroy group boundaries; to create, evoke or change interpersonal relations with their rights and obligations (Gal; 1988)

New cards
59

Situational code-switching

code-switching o.b.v. een concrete communicatieve situatie (participanten met een andere taal, topics die eerder in deze dan in de andere taal worden besproken…)

→ bv. meertalige context Singapore

→ niet bij diglossie (functionaliteit 2 talen meestal sterk gescheiden)

→ wel in dilalie (verschillende taalvariëteiten in relatie tot standaardtaal

New cards
60

code-mixing

situatie waarbij mensen in hun zin verschillende talen of taalvariëteiten door elkaar gebruiken, en dus op woordniveau verschillende codes hanteren.

→ code-switching: op het niveau van een volledige zin of conversatie

→ soms na verloop van tijd “hybride”

New cards
61

tag-switching

= 1 van de meest bekende vormen van code-mixing, waarbij specifieke tags in een andere taal worden gebruikt.

New cards
62

trade situations

Pidgintalen zijn ontstaan in typische commerciële contexten waarin onderhandeld moest worden over goederen en prijzen, en afspraken moesten kunnen gemaakt

→ In deze situaties wordt vaak beroep gedaan op een lengua franca: gemeenschappelijke taal

New cards
63

Pidgintaal

= een taal die geen moedertaalsprekers heeft

= a reduced language that results from extended contact between groups of people with no language in common; it evolves when they need some means of verbal communication, perhaps for trade, but no group learns the native language of any other group for social reasons that may include lack of trust or of close contact. (Holm; 1988)

→ een contacttaal

  • geen sociale prestige

  • gericht op referentiële functies

  • qua taalsysteem weinig ontwikkeling

New cards
64

Contacttaal

Een taal die gebruikt wordt in meertalige contactsituaties uit pure communicatieve noodzaak, hoofdzakelijk in migratie-situaties waarbij niet meteen een integratie voorop stond in een reeds aanwezige culturele setting.

New cards
65

lexifier

de dominante taal in een pidgintaal

de woordenschat van de pidgintaal ontleend de meeste woorden van het …

  • substraat (2 of meer) die een beperktere input hebben

New cards
66

creooltaal

Een pidgintaal met moedertaalsprekers. Het neemt als startpunt een specifieke pidgin die wordt gesproken door volledige gemeenschappen en dat zorgt meteen voor een exponentiële groei qua complexiteit. Ze hebben meestal een eigen morfologisch systeem ontwikkeld en ze hebben ook meer functies dan enkel de referentiële functie van het pidgin.

= “onafhankelijke talen”, maar voor specifieke onderdelen van grammatica wel afhankelijk van andere talen (lexifiers)

New cards
67

decreolisatie

Een creooltaal kan zich opwerken tot standaardtaal

New cards
68

Taalrechten

expliciete vormen van normering op het macrosociolinguistische vlak; het gaat over de manier waarop de overheid als manager optreedt en de talen die gesproken worden op de taalkundige markt een expliciete status toekent, of net niet

= contextgebonden

New cards
69

language rights / linguistic rights

Het domein van de taalrechten, een toegepast taalkundig domein waarop sociolinguïsten, juristen, sociologen, onderwijsspecialisten en politici actief bij betrokken worden.

New cards
70

debat rond taalrechten

de spanning tussen minderheidstalen en meerderheidstalen

  • sprekers meerderheidstalen geen nood aan specifieke taalrechten (het staat bijvoorbeeld in de grondwet)

    → Frans in Frankrijk

  • sprekers minderheidstalen die in een aantal gevallen expliciet tegengewerkt worden door hun nationale overheden

    → Kurdisch in Turkije

  • Sprekers minderheidstalen met mogelijkheden

    → Zweeds in Finland

New cards
71

verschillende niveaus van taalrechten

  1. op het niveau van taal

  2. Op het niveau van een groep sprekers

  3. op het niveau van het individu

New cards
72

verschillende soorten taalrechten

→ verschillende doelstellingen

  1. taalrechten die zich richten naar de taal zelf

  2. taalrechten die zich richten op de communicatieve functie

  3. taalrechten die zich richten op de identitaire functie

New cards
73

Rechten voor een taal

= Rechten die de talen moeten ondersteunen en dit vanuit een algemene morele imperatief over culturele en taalkundige diversiteit

  • talige diversiteit = ook een vorm van culture diversiteit

  • talen die met uitsterven worden bedreigd → specifieke maatregelen

New cards
74

Joshua Fishman - GIDS (Graded Intergenerational Disruption Scale)

= plan om de revival van bedreigde talen in kaart te brengen en waar mogelijk ook te laten beschermen

→ geeft aan in welke mate de natuurlijke overdracht van talen nog actief is of niet meer

→ Lewis en Simons (2010) pasten de schaal aan tot een 10-puntenschaal

  • positieve niveaus → cut-off point (7)

    = het moment waarop ouders hun eigen moedertaal niet meer doorgeven aan hun kinderen

  • succesvolle initiatieven van taalrevival: Hebreeuws en Maori

New cards
75

tolerantierechten (rechten voor een groep sprekers)

wanneer gemeenschap van sprekers hun inheemse taal mag gebruiken.

ze zijn typisch negatief: een minderheidstaal wordt ‘gedoogd’ (‘getolereerd’) binnen een context van een meerderheidstaal.

de overheid komt er in deze materie op geen enkele ‘positieve’ manier tussen

New cards
76

promotierechten (rechten voor een groep sprekers)

= de “positieve” variant voor rechten van sprekersgroepen, feirtelijke maatregelen ter promotie van de minderheidstaal. (bv. onderwijs in minderheidstaal dat effectief betaald wordt door de overheid)

De minderheidstaal wordt in deze situaties echt ondersteund door een overkoepelende overheid (die in meerderheidstaal functioneert).

New cards
77

Territorialiteitsbeginsel

Extreme vormen van promotierechten.

Een land wordt opgedeeld in specifieke zones waarin dan een voorkeurstaal (of -talen) wordt bepaald.

bv. België

Faciliteitengemeenten → tolerantierechten

New cards
78

Taalbonus

= een systeem dat de Brusselse ambtenaren stimuleert om de andere landstaal aan te leren.

Geldt enkel in tweetalig BHG

New cards
79

Personaliteitsbeginsel

De persoonlijke kenmerken (talige afkomst of voorgeschiedenis) primeert op de plaats waar je leeft.

→ voorwaarde: moedertaalspreker van de beschermde taal

→ bv. Canada (in Québec: territorialiteitsbeginsel)

New cards
80

accomodatierechten (rechten voor specifiek individu)

Bv het recht om een proces te kunnen begrijpen als dat in een andere taal wordt gevoerd.

→ primeert het communicatieve aspect

New cards
81

Individueel tolerantierecht

In België heb je bv het recht thuis welke taal dan ook te gebruiken: de taalvrijheid wordt hiermee op individueel vlak gegarandeerd

New cards
82

taalkundige assimilatie

Als er geen promotie is van een taal, dan duwt men de sprekers ervan naar taalkundige assimilatie => om de officiële taal te gebruiken

New cards
83

Faciliteitengemeenten

Gemeenten waar een andere taal dan de officiële taal wordt gedoogd.

New cards
84

Vlaams Gewest

eentalig, met uitzondering van de faciliteitgemeenten

New cards
85

Waals gewest

twee eentalige gemeenschappen: Franstalige en Duitstalige; met uitzondering van de faciliteitgemeenten

New cards
86

Brussels Hoofdstedelijk Gewest

= het enige officieel meertalig gewest. Frans en Nederlands zijn de officiële talen. Er is sprake van gemeenschapsmeertaligheid zonder hiërarchie: beide talen hebben identieke rechten

New cards
87

Oostkantons

De Duitstalige gemeenschap heeft Duits als officiële taal.

Gemeenten waar Duits de officiële taal is. Het zijn twee gebieden (kantons) die België na de Eerste Wereldoorlog heeft losgeweekt van het toenmalige Duitsland en sindsdien als 'van ons' beschouwen. Het zijn de gebieden rond Eupen en Sankt Vith. Wel zijn er faciliteiten voor Franstaligen.

→ derde kanton (kanton van Malmédy), waar Frans wel officiële taal is

→ Hiëarchische gemeenschapsmeertaligheid

New cards
88

officiële taal

taal met officiële status en gebruikscontexten die officieel juridische waarde hebben. Het is de taal waarin de overheid zich tot de burgers moet richten.

New cards
89

Kanton van Malmedy

Het derde Oostkanton waar de meerderheid Frans spreekt, en de minderheid Duits (Duits is er wel de officiële taal). Wel zijn er faciliteiten voor Duitstaligen.

New cards
90

Imagined community

Het officiële Brusselse taalbeleid scheidt en onderscheidt beide talige gemeenschappen en geeft sterk de indruk dat individuen in Brussel een vrije taalkeuze hebben, maar ook dat je een taal MOET kiezen

New cards
91

De iure

Het meest expliciete niveau van de Brusselse meertaligheid = het formele, wettelijke kader: De Brusselse situatie … (in de wet)

New cards
92

de facto

Minder expliciete meertalige situatie (in de feiten)

New cards
93

Thuistaal

= taal (talen) die thuis binnen het gezin gesproken worden → primaire socialisatie

  • sterke indicatoren van talige identiteit

  • intergenerationele overdracht

  • later heritage language

→ verwijzen naar specifieke gebruikscontext!

New cards
94

Heritage language

Verwijst naar de etnisch-culturele achtergrond en is vaak de moedertaal van de ouders en/of grootouders

New cards
95

contacttaal

= de taal waarin je contacten legt met anderen

→ minderheidstalen die enkel als contacttaal worden gebruikt, verliezen meestal veel van hun identitaire indexicalitait: pure functionele omgangsvormen

→ gebruikscontext!

New cards
96

Vlaamse rand

meest problematische kant van de Brusselse officiële tweetaligheid -> Nederlandstaligen kunnen makkelijker wegtrekken naar de rand van Brussel dan Franstaligen, die kunnen in Vlaanderen niet terecht in het Frans. Daarom ontstaan er meer faciliteitengemeenten, waarin Franstaligen aan de overheid mogen vragen om te interageren in het Frans.

New cards
97

Heteronomie

het feit dat dialecten geen autonome status krijgen of hebben en dus niet worden erkend als officiële variant.

New cards
98

Identitaire indexicaliteit

Minderheidstalen die niet meer als thuistaal gebruikt worden, maar enkel als contacttaal, verliezen meestal veel van hun ... : het worden pure functionele omgangsvormen, misschien zelfs beperkt tot erg gestandaardiseerde of geformaliseerde gespreksvormen (begroetingsrituelen bijvoorbeeld).

New cards

Explore top notes

note Note
studied byStudied by 7 people
Updated ... ago
5.0 Stars(1)
note Note
studied byStudied by 13 people
Updated ... ago
5.0 Stars(1)
note Note
studied byStudied by 19 people
Updated ... ago
5.0 Stars(1)
note Note
studied byStudied by 12 people
Updated ... ago
4.0 Stars(1)
note Note
studied byStudied by 2228 people
Updated ... ago
4.9 Stars(8)
note Note
studied byStudied by 2 people
Updated ... ago
5.0 Stars(1)
note Note
studied byStudied by 15032 people
Updated ... ago
4.7 Stars(126)
note Note
studied byStudied by 4797 people
Updated ... ago
4.9 Stars(46)

Explore top flashcards

flashcards Flashcard50 terms
studied byStudied by 31 people
Updated ... ago
5.0 Stars(1)
flashcards Flashcard45 terms
studied byStudied by 18 people
Updated ... ago
5.0 Stars(1)
flashcards Flashcard71 terms
studied byStudied by 141 people
Updated ... ago
5.0 Stars(4)
flashcards Flashcard81 terms
studied byStudied by 20 people
Updated ... ago
4.0 Stars(1)
flashcards Flashcard164 terms
studied byStudied by 340 people
Updated ... ago
5.0 Stars(5)
flashcards Flashcard26 terms
studied byStudied by 1 person
Updated ... ago
5.0 Stars(2)
flashcards Flashcard20 terms
studied byStudied by 21 people
Updated ... ago
5.0 Stars(1)
flashcards Flashcard42 terms
studied byStudied by 1 person
Updated ... ago
5.0 Stars(1)