Looks like no one added any tags here yet for you.
Macrosociolinguïstische aard
Onderzoekt wat is de invloed van sociologische processen in de maatschappij op taal, op taalontwikkeling en op het ontstaan van nieuwe talen?
Extern perspectief
Niet over evoluties binnen de taal zelf, maar externe invloeden bestuderen zoals bv de cultuur of opvoeding.
Taalbeleid
Mensen die de keuzes van de andere sprekers inperken of reguleren aan de hand van taalwetten en taalregels, vaste afspraken rond taalgebruik, status van talen... \n vb. De Académie Française werd opgericht door kardinaal De Richelieu in 1653 om alle Franse varianten te verenigen onder 1 taal en daar de regels van de taal vast te leggen in een woordenboek. In de Franse grondwet staat nog steeds dat de taal van de republiek het Frans is.
Top-down perspectief
controlerende instantie
→ definieert groepen o.b.v. een gemeenschappelijke referentietaal, die eigenlijk abstract is als verzamelnaam voor haar verschillende vormen.
Spolsky; Language Management (2009)
beschrijft hoe de keuzes van sprekers worden beregeld (of beperkt/ingeperkt) niet door de taal zelf, maar wel door externe factoren of ‘managers’.
Sprekers moeten keuze maken over taal in meertalige situaties (gevolg gemeenschapsmeertaligheid of individuele meertaligheid)
3 aspecten van taalbeleid (language policy)
manager
→ regels uitvaardigen, variëteiten verbieden…
Taalpraktijken
→ De effectieve talige praktijken die je kan beschrijven en vaststellen
Taalovertuigingen
→ Attitudes & ideologieën (langzege beliefs) die sprekers hebben
vorm van taalbeleid / taalpolitiek
= de specifieke status van één taal is een welbewuste keuze of overweging
er worden meerdere talen gesproken, maar maar 3 worden officieel erkent (België)
monolinguïstische landen
= landen waar de bevolking maar 1 taal spreekt
vb. Island, maar veel mensen spreken al Engels + buitenlanders
Meertaligheid, plurilinguïsme
= binnen de territoriale grenzen van de meeste landen worden verschillende talen (en/of variëteiten) gesproken
= de facto de meest natuurlijke situatie
Gemeenschapsmeertaligheid
= de meertaligheid die berekend wordt voor het hele land of de hele gemeenschap
(impliceert niet dat elke inwoner ook individueel meertalig is)
individuele meertaligheid
Een individueel persoon spreekt meerdere talen of variëteiten. Het biedt een oplossing om situaties van gemeenschapsmeertaligheid te kunnen oplossen (via bv onderwijs)
Taalgrens
Taal vormt de scheiding tussen twee (of meer) gebieden
verdeelt België in 4 ‘taalgebieden’: Vlaanderen, Wallonië, het “Duitse taalgebied” en “Brussel”
→ in elk van deze taalgebieden geldt een andere taalpolitiek
gemeentes rond de taalgrens houden zich aan 1 taal?
→ vb. Ploegsteert (van West-Vlaanderen naar Henegouwen)
→ veel gemeenten zijn gemeenschapsmeertalig
→ taalgrens arbitrair getrokken in België
Structuur van België
10 provincies (vroeger 9: Brabant → Vlaams-Brabant + Waals-Brabant)
3 gewesten (vroeger 2: Vlaanderen & Wallonië + BHG)
→ Duitstalige gemeenschap = deel Waalse gewest
3 taalgemeenschappen (4 taalgebieden)
faciliteitengemeenten
Gemeenten die in hoge mate gemeenschapsmeertalig zijn krijgen uitzonderingen op algemene taalwetgeving: de bewoners moeten ook in andere taal kunnen communiceren met de overheid. Die faciliteiten gelden enkel voor de mensen die die taal spreken!
gemeenschappelijke referentietaal
Verzamelnaam voor verschillende variëteiten van een taal.
“a language is a dialect with an army and a navy”
→ Marx Weinreich
verschil tussen standaardtaal en dialect is eerder gebaseerd op externe factoren dan op een systematische benadering (taal als systeem)
onmogelijk om een structureel onderscheid te maken tussen een taal en een dialect
→ Dialecten = complexe tekensystemen met een volledig ontwikkeld fonologisch, morfologisch, syntactisch, lexica-semantisch en pragmatisch luik
Het verschil zit in de historische, politieke en culturele ontwikkeling van een standaardtaal en in de geografische spreiding ervan
→ taalbeleid / taalpolitiek
7 verschillen tussen ‘taal’ en ‘dialect’
Standaardisering
Historiciteit en vitaliteit
autonomie
unitair en brede gebruikscontexten
stabiliteit
normering en prestige
grootte (van sprekersgemeenschappen)
standaardisering (of codificatie)
= proces waarbij taal expliciete normen ontwikkelt
adhv grammatica’s, woordenboeken, encyclopedieën en prestigieuze instituten (bv. L’Académie francaise)
normontwikkeling (elaboration)
(standaardisering)
autoritaire figuren (“belangrijke auteurs”) als verdedigers en voorbeelden van het goede taalgebruik
kringredenering (zie schema)
ideologisch proces
historiciteit
de gedeelde historische ontwikkeling van een taal en een volk of een etnische identiteit. De gemeenschappelijke historische ontwikkeling geeft de taal een zeker sociocultureel cachet dat als bindmiddel werkt voor een gemeenschappelijke culturele identiteit (Chinees, Klassiek Arabisch, Hebreeuws)
vitaliteit
complex concept dat status, functionaliteit en institutionele steun van een taal omvat. Vitale talen hebben een hoog aanzien en uitgebreide utiliteit (kunnen voor verschillende functies gebruikt worden; zie schema).
autonomie (van een taal)
= talen die hun eigen wetmatigheden en dus als systeem een afgesloten en afzonderlijke regelsysteem hebben ontwikkeld.
→ te danken aan de ontwikkeling van de standaardtaal tov andere talen uit de buurtlanden
→ Dialecten hebben vaak minder kans om aanspraak te maken op de ... van hun systeem (gebrek aan expliciete normering en codificatie).
heteronomie (dialect)
het feit dat dialecten geen autonome status krijgen/hebben en dus niet als officiële variant worden erkend.
→ schriftsysteem dialect ook vaak schriftsysteem standaardtaal
unitaire en brede gebruikscontexten (van een taal)
Het unitaire karakter van een taal valt te interpreteren vanuit de gebruikscontexten van die taal.
standaardtaal = niet gemarkeerde versie → ongehinderd schriftelijk en mondeling communiceren
dialecten = gemarkeerde variant
→ veel minder overal inzetbaar
→ geen spellingsconventies: functioneel beperkter bereik dan standaardtaal
De relatieve stabiliteit van een taalvorm
gecodificeerde norm (als je geen norm hebt vastgelegd, kan je de stabiliteit ervan niet meten)
gebruik van de standaard als prescriptieve norm
→ Het gebruik van de standaardtaal als het concrete model en de sanctionering van afwijkende vormen werkt de stabiliteit ook verder in de hand.
vb. spellingshervorming
vb. nieuwe woorden (<→ stabiele syntax en uitspraaksvormen)
Normering en prestige
Fromeel prestige en gebrek aan prestige van dialecten
prescriptieve normering
→ sociale normen en attitudes die sprekers ontwikkelen tov (1) die normen en (2) de afwijkingen op die normen
vb. Frans in België → Parijse norm
Dialecten die verder verwijderd zijn van de norm worden meestal beschouwd als minder prestigieus (“slecht” of “ouderwets”)
sociale evaluaties van talen / dialecten
Relatieve grootte van een sprekersgemeenschap
Een standaardtaal heeft meestal een veel grotere sprekersgemeenschap dan een dialect.
Einar Haugen; Dialect, language, nation (1966)
→ 4 stappen proces van taalnormering
selectie (vorm): variant wordt gekozen
codificatie (vorm): afspraken rond taalvormen maken
implementatie (functioneel): van normen
elaboratie (functioneel): inzetten in de maatschappij
→ implementatie en elaboratie kun je omwisselen (interpretatie)
status planning
de status van taal wordt bepaald via (taal)sociologische ontwikkeling
(selectie, implementatie)
corpus planning
afspraken die te maken hebben met de taalvormen (het “corpus”) zelf
(codificatie, elaboratie)
Statutory national language
De officieel en expliciet erkende nationale standaardtaal die ook gebruikt wordt in de overheidsadministratie (juridische bescherming)
de facto language of national identity
Een taal die in het hele land wordt erkend en herkend als identitaire taal, maar ze heeft geen officiële erkenning.
Statutory national working language
Een taal die gebruikt wordt, maar bijvoorbeeld uit een ander land is komen aanwaaien
De facto national language
Een taal die de overheid gebruikt, maar niet officieel erkent is als nationale taal. vb. Japans
wereldtalen of supranationale talen
Talen die gebruikt worden op verschillende continenten en niet meer het eigendom zijn van 1 enkel land.
Ze hebben een grote utilitaire waarde (communicatietaal), maar hebben minder waarde als identitaire marker.
kleinere talen hebben wel vaak een identitaire functie (vb. Catalaans)
vb. Engels
vaak ingezet als lengua franca
Lingua franca
of een gemeenschappelijke taal, is een taal die als gemeenschappelijk communicatiemiddel wordt gebruikt tussen mensen met verschillende moedertalen (vb. Engels)
Welke 2 krachten werken in op talige diversiteit?
1. Concentratie van sprekers op een beperkt aantal grote internationale talen: die talen worden ingezet voor hun communicatieve functie \n 2. Kleinere talen: hebben een grotere identitaire functie
Daktaal / Dachsprache / roofing language
subset relatie tussen dialect en standaardtaal
metafoor van een huis
→ daktaal biedt geografisch beperktere (dialectale) varianten “onderdak”
→ legt de vinger op de constructie en architectuur van zo’n daktaal die ook een Ausbausprache (Heinz Kloss) kan zijn
Ausbausprache
Wanneer een dialect ontwikkeld en opklimt tot een echte standaardtaal. De term verwijst naar het proces van ontwikkeling van de standaardtaal, de term dachsprache duidt op de eindfase waarbij de standaardtaal de dialecten waarmee ze vroeger op hetzelfde niveau stond, nu onderdak biedt
Bidialectisme
Twee dialecten staan naast elkaar, in hun eigen geografisch beperkt gebied, maar wel beiden met hetzelfde statuut (dat van een dialect). Technisch gezien is dat een meertalige situatie waarbij de twee dialecten wel met elkaar verwant zijn maar toch een eigen sprekers gemeenschap hebben.
Diglossie
= de veranderende relatie tussen en daktaal en haar dialecten
= Een situatie met een high language en low language die functioneel onderscheiden worden. Belangrijk bij de definitie van diglossie is het functionele onderscheid waarbij geen of erg beperkte overlappingen voorkomen.
HL geniet prestige als geschreven cultuurtaal
LL geniet geen prestige als cultuurtaal en blijft dan beperkt tot informele dagelijkse gebruikscontexten
High language
cultuurtaal, geschreven
Low Language
informeel dagelijks gebruik
microdiglossie
diglossie die de 2 basiselementen bevat: een HL en een LL
macrodiglossie
Een uitgebreidere versie van diglossie. Bevat HL, LL en een ML of Middle Language = een tussenvorm
middle language
Een tussenvorm in een poging om een dialect te conformeren aan de high language. Zo creëer je een koinai-taal of koinè-taal. Een tussentaal heeft beperktere gebruikscontexten dan een standaardtaal maar is geografisch breder inzetbaar dan een dialect.
→ nemen elementen uit de standaardtaal over
koinai-taal of koinè-taal
Taalvariant waarbij gemeenschappelijke features van verschillende lokale dialecten versterkt worden en erg lokale features worden ontmoedigd.
Abstandsprache (afstandstaal)
= een prestigieuze taal die letterlijk geïmporteerd werd (afstand) uit een ander talig territorium, meestal als gevolg van kolonisatie
→ bv. Frans in Marokko
destandaardisering
Proces waarbij de standaardtaal aangepast wordt aan regionale talen (ML); de standaardtaal neemt regionale elementen op.
→ vierde variant tussen HL en ML
Diaglossie (Auwer; 2005)
→ 4de variant tussen HL en ML door destandaardiserig standaardtaal
Term gebruikt door P. Auer (2005, 2011), waarmee hij het creëren van tussenvormen tussen de standaardtaal en de dialecten bedoelt (niet te verwarren met de algemeen aanvaarde term diglossie) \n Diaglossie is eerder een gradueel verloop/gradatum ipv duidelijk gescheiden zoals bij diglossie (duidelijke breuklijnen)
gradatum
(sociolinguïstiek: continuüm) = gradueel verloop
→ tussen standaardisering van een dialect en dekstandaardisering van de standaardtaal staan geen duidelijke te onderscheiden schotten en overlappingen zijn zeker mogelijk.
Dilalie
In een diaglossie krijg je eerder te maken met een … = functionele overlappingen tussen verschillende varianten in een continuüm
Meertaligheid
= de stimulatie aanwezigheid van meerdere en niet-gerelateerde talen binnen dezelfde landsgrenzen of territorium.
Minderheidstalen
= Talen die niet dominant zijn. Die gesproken worden door minderheden (vb. Fries in Nederland), en die dus een beperktere geografische of sociale inzetbaarheid hebben dan de standaardtaal of nationale taal.
= talen die geen officiële status hebben en dus niet formeel erkend zijn of gebruikt worden door de overheid voor officiële documenten.
verschillende types
Historische / nationale minderheidstalen
Minderheidstalen die al eeuwen lang aanwezig zijn binnen een land
bv. Fries in Nederland
bv. Sloveens in Italië
Minderheidstalen uit immigratie
bv. Turks in België
bv. Italiaans in België
→ historisch veel minder een stabiele aanwezigheid
→ vaak minder rechten dan autochtone minderheidstalen
Waarom worden dialecten niet beschouwd als minderheidstalen?
Omdat ze deel uitmaken van de daktaal
code-switching
Wanneer er in meertalige situaties geschakeld wordt tussen “codes” of talen
= a conversational strategy used to establish, cross or destroy group boundaries; to create, evoke or change interpersonal relations with their rights and obligations (Gal; 1988)
Situational code-switching
code-switching o.b.v. een concrete communicatieve situatie (participanten met een andere taal, topics die eerder in deze dan in de andere taal worden besproken…)
→ bv. meertalige context Singapore
→ niet bij diglossie (functionaliteit 2 talen meestal sterk gescheiden)
→ wel in dilalie (verschillende taalvariëteiten in relatie tot standaardtaal
code-mixing
situatie waarbij mensen in hun zin verschillende talen of taalvariëteiten door elkaar gebruiken, en dus op woordniveau verschillende codes hanteren.
→ code-switching: op het niveau van een volledige zin of conversatie
→ soms na verloop van tijd “hybride”
tag-switching
= 1 van de meest bekende vormen van code-mixing, waarbij specifieke tags in een andere taal worden gebruikt.
trade situations
Pidgintalen zijn ontstaan in typische commerciële contexten waarin onderhandeld moest worden over goederen en prijzen, en afspraken moesten kunnen gemaakt
→ In deze situaties wordt vaak beroep gedaan op een lengua franca: gemeenschappelijke taal
Pidgintaal
= een taal die geen moedertaalsprekers heeft
= a reduced language that results from extended contact between groups of people with no language in common; it evolves when they need some means of verbal communication, perhaps for trade, but no group learns the native language of any other group for social reasons that may include lack of trust or of close contact. (Holm; 1988)
→ een contacttaal
geen sociale prestige
gericht op referentiële functies
qua taalsysteem weinig ontwikkeling
Contacttaal
Een taal die gebruikt wordt in meertalige contactsituaties uit pure communicatieve noodzaak, hoofdzakelijk in migratie-situaties waarbij niet meteen een integratie voorop stond in een reeds aanwezige culturele setting.
lexifier
de dominante taal in een pidgintaal
de woordenschat van de pidgintaal ontleend de meeste woorden van het …
substraat (2 of meer) die een beperktere input hebben
creooltaal
Een pidgintaal met moedertaalsprekers. Het neemt als startpunt een specifieke pidgin die wordt gesproken door volledige gemeenschappen en dat zorgt meteen voor een exponentiële groei qua complexiteit. Ze hebben meestal een eigen morfologisch systeem ontwikkeld en ze hebben ook meer functies dan enkel de referentiële functie van het pidgin.
= “onafhankelijke talen”, maar voor specifieke onderdelen van grammatica wel afhankelijk van andere talen (lexifiers)
decreolisatie
Een creooltaal kan zich opwerken tot standaardtaal
Taalrechten
expliciete vormen van normering op het macrosociolinguistische vlak; het gaat over de manier waarop de overheid als manager optreedt en de talen die gesproken worden op de taalkundige markt een expliciete status toekent, of net niet
= contextgebonden
language rights / linguistic rights
Het domein van de taalrechten, een toegepast taalkundig domein waarop sociolinguïsten, juristen, sociologen, onderwijsspecialisten en politici actief bij betrokken worden.
debat rond taalrechten
de spanning tussen minderheidstalen en meerderheidstalen
sprekers meerderheidstalen geen nood aan specifieke taalrechten (het staat bijvoorbeeld in de grondwet)
→ Frans in Frankrijk
sprekers minderheidstalen die in een aantal gevallen expliciet tegengewerkt worden door hun nationale overheden
→ Kurdisch in Turkije
Sprekers minderheidstalen met mogelijkheden
→ Zweeds in Finland
verschillende niveaus van taalrechten
op het niveau van taal
Op het niveau van een groep sprekers
op het niveau van het individu
verschillende soorten taalrechten
→ verschillende doelstellingen
taalrechten die zich richten naar de taal zelf
taalrechten die zich richten op de communicatieve functie
taalrechten die zich richten op de identitaire functie
Rechten voor een taal
= Rechten die de talen moeten ondersteunen en dit vanuit een algemene morele imperatief over culturele en taalkundige diversiteit
talige diversiteit = ook een vorm van culture diversiteit
talen die met uitsterven worden bedreigd → specifieke maatregelen
Joshua Fishman - GIDS (Graded Intergenerational Disruption Scale)
= plan om de revival van bedreigde talen in kaart te brengen en waar mogelijk ook te laten beschermen
→ geeft aan in welke mate de natuurlijke overdracht van talen nog actief is of niet meer
→ Lewis en Simons (2010) pasten de schaal aan tot een 10-puntenschaal
positieve niveaus → cut-off point (7)
= het moment waarop ouders hun eigen moedertaal niet meer doorgeven aan hun kinderen
succesvolle initiatieven van taalrevival: Hebreeuws en Maori
tolerantierechten (rechten voor een groep sprekers)
wanneer gemeenschap van sprekers hun inheemse taal mag gebruiken.
ze zijn typisch negatief: een minderheidstaal wordt ‘gedoogd’ (‘getolereerd’) binnen een context van een meerderheidstaal.
de overheid komt er in deze materie op geen enkele ‘positieve’ manier tussen
promotierechten (rechten voor een groep sprekers)
= de “positieve” variant voor rechten van sprekersgroepen, feirtelijke maatregelen ter promotie van de minderheidstaal. (bv. onderwijs in minderheidstaal dat effectief betaald wordt door de overheid)
De minderheidstaal wordt in deze situaties echt ondersteund door een overkoepelende overheid (die in meerderheidstaal functioneert).
Territorialiteitsbeginsel
Extreme vormen van promotierechten.
Een land wordt opgedeeld in specifieke zones waarin dan een voorkeurstaal (of -talen) wordt bepaald.
bv. België
Faciliteitengemeenten → tolerantierechten
Taalbonus
= een systeem dat de Brusselse ambtenaren stimuleert om de andere landstaal aan te leren.
Geldt enkel in tweetalig BHG
Personaliteitsbeginsel
De persoonlijke kenmerken (talige afkomst of voorgeschiedenis) primeert op de plaats waar je leeft.
→ voorwaarde: moedertaalspreker van de beschermde taal
→ bv. Canada (in Québec: territorialiteitsbeginsel)
accomodatierechten (rechten voor specifiek individu)
Bv het recht om een proces te kunnen begrijpen als dat in een andere taal wordt gevoerd.
→ primeert het communicatieve aspect
Individueel tolerantierecht
In België heb je bv het recht thuis welke taal dan ook te gebruiken: de taalvrijheid wordt hiermee op individueel vlak gegarandeerd
taalkundige assimilatie
Als er geen promotie is van een taal, dan duwt men de sprekers ervan naar taalkundige assimilatie => om de officiële taal te gebruiken
Faciliteitengemeenten
Gemeenten waar een andere taal dan de officiële taal wordt gedoogd.
Vlaams Gewest
eentalig, met uitzondering van de faciliteitgemeenten
Waals gewest
twee eentalige gemeenschappen: Franstalige en Duitstalige; met uitzondering van de faciliteitgemeenten
Brussels Hoofdstedelijk Gewest
= het enige officieel meertalig gewest. Frans en Nederlands zijn de officiële talen. Er is sprake van gemeenschapsmeertaligheid zonder hiërarchie: beide talen hebben identieke rechten
Oostkantons
De Duitstalige gemeenschap heeft Duits als officiële taal.
Gemeenten waar Duits de officiële taal is. Het zijn twee gebieden (kantons) die België na de Eerste Wereldoorlog heeft losgeweekt van het toenmalige Duitsland en sindsdien als 'van ons' beschouwen. Het zijn de gebieden rond Eupen en Sankt Vith. Wel zijn er faciliteiten voor Franstaligen.
→ derde kanton (kanton van Malmédy), waar Frans wel officiële taal is
→ Hiëarchische gemeenschapsmeertaligheid
officiële taal
taal met officiële status en gebruikscontexten die officieel juridische waarde hebben. Het is de taal waarin de overheid zich tot de burgers moet richten.
Kanton van Malmedy
Het derde Oostkanton waar de meerderheid Frans spreekt, en de minderheid Duits (Duits is er wel de officiële taal). Wel zijn er faciliteiten voor Duitstaligen.
Imagined community
Het officiële Brusselse taalbeleid scheidt en onderscheidt beide talige gemeenschappen en geeft sterk de indruk dat individuen in Brussel een vrije taalkeuze hebben, maar ook dat je een taal MOET kiezen
De iure
Het meest expliciete niveau van de Brusselse meertaligheid = het formele, wettelijke kader: De Brusselse situatie … (in de wet)
de facto
Minder expliciete meertalige situatie (in de feiten)
Thuistaal
= taal (talen) die thuis binnen het gezin gesproken worden → primaire socialisatie
sterke indicatoren van talige identiteit
intergenerationele overdracht
later heritage language
→ verwijzen naar specifieke gebruikscontext!
Heritage language
Verwijst naar de etnisch-culturele achtergrond en is vaak de moedertaal van de ouders en/of grootouders
contacttaal
= de taal waarin je contacten legt met anderen
→ minderheidstalen die enkel als contacttaal worden gebruikt, verliezen meestal veel van hun identitaire indexicalitait: pure functionele omgangsvormen
→ gebruikscontext!
Vlaamse rand
meest problematische kant van de Brusselse officiële tweetaligheid -> Nederlandstaligen kunnen makkelijker wegtrekken naar de rand van Brussel dan Franstaligen, die kunnen in Vlaanderen niet terecht in het Frans. Daarom ontstaan er meer faciliteitengemeenten, waarin Franstaligen aan de overheid mogen vragen om te interageren in het Frans.
Heteronomie
het feit dat dialecten geen autonome status krijgen of hebben en dus niet worden erkend als officiële variant.
Identitaire indexicaliteit
Minderheidstalen die niet meer als thuistaal gebruikt worden, maar enkel als contacttaal, verliezen meestal veel van hun ... : het worden pure functionele omgangsvormen, misschien zelfs beperkt tot erg gestandaardiseerde of geformaliseerde gespreksvormen (begroetingsrituelen bijvoorbeeld).