inleiding onderwijswetenschappen deeltoets 2

studied byStudied by 6 people
0.0(0)
learn
LearnA personalized and smart learning plan
exam
Practice TestTake a test on your terms and definitions
spaced repetition
Spaced RepetitionScientifically backed study method
heart puzzle
Matching GameHow quick can you match all your cards?
flashcards
FlashcardsStudy terms and definitions

1 / 148

flashcard set

Earn XP

Description and Tags

149 Terms

1
organisaties definitie
sociale entiteiten die gericht zijn op een doel, ontworpen zijn als systemen van bewust gestructureerde en gecoördineerde activiteiten en verbonden zijn met de externe omgeving.
New cards
2
Sociale entiteiten
bestaan uit mensen en hun onderlinge relaties en interacties.
New cards
3
wat is de externe omgeving voor organisaties?
maatschappij, inclusief andere organisaties
New cards
4
wat zijn de 5 organisatorische kenmerken voor het bevorderen vna presaties van leerlingen volgens bryk (2010)?
  1. samenhangende instructie begeleidingssysteem

  2. professionele capaciteit

  3. goede relatie tussen uder-gemeenschap-school

  4. studentgericht leerklimaat

  5. leiderschap dat verandering stimuleert

New cards
5
wat is belangrijk bij de samenhangend instructie begeleidingssysteem, 1 van de 5 organisatorische kenmerken voor het bevorderen van de presaties van leerlingen volgens Bryk (2010)?
duidelijke taken, feedback en instructie voor de leerlingen
New cards
6
wat houd ‘professionele capaciteit in, 1 van de 5 organisatorische kenmerken voor het bevorderen van de presaties van leerlingen volgens Bryk (2010)?
kwaliteiten van docenten en kwaliteiten van de samenwerking tussen docenten, professionele ontwikkeling van docenten.
New cards
7
wat is het effect van een goede relatie tussen ouder-gemeenschap-school, 1 van de 5 organisatorische kenmerken voor het bevorderen van de presaties van leerlingen volgens Bryk (2010)?
dit is direct verbonden met de motivatie van de leeringen
New cards
8
wat houd een studentengericht leerklimaat is, 1 van de 5 organisatorische kenmerken voor het bevorderen van de presaties van leerlingen volgens Bryk (2010)?
leerklimaat waarin leren voorop staat, maar ook veiligheid binnen de school
New cards
9
wat houd ‘leiderschap dat verandering stimuleert’ in, 1 van de 5 organisatorische kenmerken voor het bevorderen van de presaties van leerlingen volgens Bryk (2010)?
niet alleen controlerende taken maar ook taak om relaties binnen de school te bevorderen, bouwen aan gemeenschap waarin de verantwoordelijkheid voor het leren van de leerlingen gedeeld wordt.
New cards
10
wat is belangrijk bij de 5 organisatorische kenmerken voor het bevorderen van de prestaties van leerlingen volgens Bryk (2010)
de samenhang tussen de 5 kenmerken en vertrouwen
New cards
11
wat zijn volgens Bryk (2010) moeilijkheiden om verbeteringen op school door te brengen?
wanneer een school in een arme buurt staat of een school veel kinderen heeft in slechte omstandigheden.
New cards
12
wat wordt er volgens creemers &sleegers (2009) verstaan onder effectiviteit van scholen?
het bereiken van onderwijsdoelstellingen. de bijdrage (toegevoegde waarde) van het onderwijs aan de leeropobrengsten.
New cards
13
wat is volgens creemers en sleegers (2009) het primaire proces?
het primaire proces is leren, vastgesteld door de maatschappij en overheid door kerndoelen en eindtermen
New cards
14
wat is volgens cremers en sleegers (2009) een belangrijk punt voor de kwaliteit van het onderwijs?
de mate waarin onderwijs bijdraagt aan het bereiken van maatschappelijke gelijkheid
New cards
15
hoe wordt volgens creemers en sleegers (2009) de effectiviteit van scholen gemeten?
aantal gelsaagde, aantal drop-outs, aantal zitteblijvers, aantal verwijzingen voor speciaal onderwijs en de reslutaten
New cards
16
hoe kan, volgens creemers en sleegers (2009) de resultaten gemeten worden?
doormiddel van de leerwinst vast te stellen: het vergelijken van resultaten aan het begin en aan het einde van een periode.

of door scholen met gelijken SES te vergelijken
New cards
17
wat is volgens creemers en sleegers (2009) belangrijk als het gaat om de doelstellingen?
doelstellingen zijn aan verandering onderhevig: 21e eeuwe vaardigheden zijn nu veel belangrijker dan vroeger
New cards
18
wat zijn de 21e eeuwse vaardigheden
  1. denkvaardigheden

  2. sociale competenties

  3. metacognitie

  1. communiceren

  2. creatief denken en handelen

  3. kritisch denken

  4. probleemoplossend denken en handelen

  5. samenwerken

  6. sociale en culturele vaardigheden

  7. zelfregulatie

New cards
19
wat is een open social-system model volgens hoy en miskel (2012)?
geeft een begeleidend framwork over multidimensionaal concept van school effectiviteit, waar hoog efectiviteit staat voor meer kwalitatiefe output en betere aanpassing voor omgevings en interne problemen
New cards
20
hoe zeggen hoy en miskel (2012) dat de effectiviteit gemaximaliseert kan worden?
de interne systemen van docenten en leerlingen, schoo structuur/cultuur/klimaat, macht, politiek en motivatie moeten goed samenwerken
New cards
21
belangrijke factoren voor academische prestaties volgens hoy en miskel (2012)
  • student engagement

  • leer strategieen voor studenten

  • ondersteunende sociale en ouderlijke omgeving

  • peer support

New cards
22
wat is volgens Hoy en Miskel (2012) de cultuur van academische optimisme?
het zetten van specifieke uitdagende en behaalbare doelen. dit verbeterd de motivatie van studenten en verbeterd de academische prestaties
New cards
23
wat zijn belangrijke gedachten volgens de cultuur van academische optimisme volgens Hoy en miskel (2012) ?
doenten zijn de meest krachtiste bron voor het leren bij leerlingen. ze hebben een indirecte en medierende invloed door school heen.

en effeectieve leiders werken samen met docenten om op school een goede cultuur te creeeren.
New cards
24
wat zijn interne problemen (internal issues ) volgens Hoy en Minskel (2012)
soepele en efficiente operation van organisatie door formele en informele procedures
New cards
25
wat zijn externe problemen (external issues ) volgens Hoy en minskel (2012)?
de uitwisseling van de organisatie met de omgeving met als aandacht innovatie en doelen bereiken
New cards
26
wat zijn volgens hoy en minskel (2012) 5 perspectieven voor scholen?
  1. competatieve kijk

  2. collaboratieve kijk

  3. controlerende kijk

  4. creatieve kijk

New cards
27
wat houd volgens Hoy en Minskel (2012) de compatatieve kijk in?
stabiele structuur en externe focus. efectiviteit: hoe productief in vergelijking met anderen

\
New cards
28
wat houd volgens Hoy en Minskel (2012) de collaboratieve kijk in?
flexibele structuur interne focus. efectiviteit: samenwerken en ontwikkelingsdoelen met factoren als morale, sociale en emotionele ontwikkeling, cohesie, open staan en een gezond klimaat.
New cards
29
wat houd volgens Hoy en Minskel (2012) de controlerende kijk in?
stabiele structuur interne focus. efectiviteit: hoe stabiel en betrouwbaar de school is, focus op effectiviteit, strakke management van de school en relaties
New cards
30
wat houd volgens Hoy en Minskel (2012) de creatieve kijk in?
flexibele structuur en externe focus. efectiviteit: hoe aanpasselijk en innovatief de school is in termen van succesvol hervorming, creativiteit en unikiteit.
New cards
31
wat zijn de 7 competenties van leraren?
  1. interpersoonlijk competent

  2. pedagogisch competent

  3. vakinhoudelijk competent

  4. organisatorisch competent

  5. compatent in teamwork

  6. compatent in samenwerking

  7. compatent in reflectie

New cards
32
wat zegt de studie van coleman over effective scholen?
systeem perspectief, naast in en output ook transormational processen meegenomen. er is wel een verklaring gevonden voor relaties tussen in en outputs.
New cards
33
wat is het compeserend vermogen van scholen?
scholen spelen een belangrijke compenserende rol als het leer- en opvoedklimaat in de thuisomgeving zwak ontwikkeld is
New cards
34
wat zijn 5 factoren voor het verbeteren van effectiviteit
  1. sterk onderwijskundig leiderschap

  2. hoge verwachtingen van leerprestatie

  3. ordelijke, leren bevordende sfeer

  4. nadruk op verwerven en verwerken basisvaardigheden

  5. veel evaluaties

New cards
35
algemene coördinatiemechanismen
  1. direct leidingeven

  2. standaardisatie van werkprocessen

  3. standaardisatie van kennis en vaardigheden

  4. stadaardisatie van uitkomsten

  5. wederzijdse afstemming

  6. ideologie

New cards
36
effectieve factoren op meso niveau volgens hoy en minesk (2012)
  • resultaatgericht beleid

  • onderwijskundig leiderschap

  • consensus en gezamelijke planning tussen docenten

  • kwaliteit van het curriculum

  • systeem waarmee nagegaan kan worden of doelen behaald worden

  • ordelijke en rustige sfeer op school

New cards
37
effectieve factoren op landelijk niveau volgens hoy en minsesk (2012)
  • een beleid gericht op effectiviteit

  • het ontwikkelen en implementeren van een goede indicatoren systeem

  • een systeem voor training en ondersteuning leerkrachten

  • nationale richtlijnen voor het curriculum

New cards
38
wat is volgens cornelissen (2015) de cirkel van invloed en betrokkenheid?
omvat alle ontwikkelingen waarop leraren invloed hebben. de cirkel van betrokkenheid is bij leraren vaak groter dan de cirkel van invloed omdat er vaak weinig invloed is op ontwikkelingen buiten de klas (bvb maatregelen van de overheid)
New cards
39
wat is volgens cornelissen (2015) collegiaal leiderschap
leraren moeten in de zone werken van naaste invloed, dit doen ze door collega’s op te zoek en ideeën uit te wisselen.

belangrijks is vertrouwen in de ander en welwillenheid van de ander
New cards
40
wat bedoeld cornelissen met de hiërarchie is geflipt? (2015)
voor advies zoeken leraren vooral andere leraren op en niet het formele leiderschap, dit laat zien dat leraren de echte innovatieleiders zijn van de school. zij zorgen vaak voor de verbetering in het onderwijs
New cards
41
wat is volgens cornelissen (2015) de rationele benadering?
georganiseerd, geordend, een standaard dit is al ontwikkeld in de industriële revolutie wat
New cards
42
wat is volgend cornelissen (2015) een natuurlijke benadering?
een meer natuurlijke manier van organiseren, inzet opsociale kant. meer verantwoordelijkheid geven aan de werkenmers, de beste ideeën uitwerken. is belangrijk in het onderwijs
New cards
43
wat bevat volgens cornelissen (2015) de structuur van een schoolorganisatie?
financiën, beleid, routines, regels, huisvesting
New cards
44
wat is agency volgens cornelissen (2015) ?
het bijdragen aan vernieuwingen. in hoeverre kan je doelen nastreven om structuren te veranderen of iets te innoveren. je eigen invleodsfeer vergroten.
New cards
45
wat moet een goede schoolleider volgens cornelissen (2015) ?
ervoor zoegen dat andere mensen binenn de school ook invleod hebben en ideeën kunnen uitproberen. door sociale media kunnen deze werknemers ook met andere mensen ideeën uitwisselen.
New cards
46
waar staat stichting leerkracht voor?
bij elkaar in de les kijken, lessen evalueren, lessen ontwerpen. de rol van de schoolleider wordt kleiner, de structuur veranderd waardoor je anders gaat nadnek over de school. leeraren kunnen zelf initiatief nemen, de buitenwereld van school speelt ook een rol
New cards
47
wat willen de schrijvers van het onderzoek van cornelissen et al (2017)?
dat leraren meer gebruik gaan maken van wetenschap en bestaande kennis. ze hebben dingen aangepast in de structuur van de school zodat mensen meer gaan samenwerken en leraren meer betrokken worden en de agency van de leraren vergroot wordt
New cards
48
wat was de methode van het onderzoek van cornelissen et al (2017)
2x vragenlijst ingevuld door de werknemers op een school over research engagement. en er zijn documentne en verhalen verzameld en intervieuws geweest.
New cards
49
wat zijn de resultaten van het onderzoek van cornelissen et al (2017)
schoolleiders hanteerden een aanpak waarin ze de ontwikkeling van formele structuren en informele netwerken combineren om een toename van onderzoeksgerelateerde interacties tussen schoolpersoneel te stumleren resultaten laten zien dat de toegenomen research engagement heeft geleid tot diverse soorten wardecreatie van het onderzoeksnetwerk van schoolpersoneel
New cards
50
wat is leren volgens ertmer en newby (2013)?
een blijvende verandering in gedrag of in het vrmogen om zicht te gedragen wat het resultaat is van oefening of andere vormen van ervaring
New cards
51
welke 5 historische leertheorieën zijn er volgens ertmer en newby (2013)?
  1. empirisme

  2. rationalisme

  3. behaviorisme

  4. cognitivisme

  5. constructivisme

New cards
52
wat is empirisme volgens ertmer en newby (2013)?
kennis komt voort uit ervaring (aristoteles, tabula rasa)
New cards
53
wat is raionalisme volgens ertmer en newby (2013)?
kennis komt voort uit de rede zonder hulp van de zintuigen ( plate descares)
New cards
54
wat is behaviorisme volgens ertmer en newby (2013)?
verwant aan empirisme.

leren is de verandering in de vorm of frequentie van obsereerbaar gedrag, leren heeft plaatsgevonden als er een gepaste respons heeft plaats gevonden na een bepaalde stiulus.
New cards
55
welke manier van instructie hoort bij het behaviorisme volgens ertmer en newby (2013)?
het verstreken van stiumulus respons relatie door klassiek/operant coditioneren. nadruk op oefenins, gebruik observeerbare uitkomsten, gebruik positieve en negatieve feedback. focus op de omgeving en minder op de leerling zelf
New cards
56
wat is klassiek conditioneren?
pavlov, leren reageren met een reflex of emotie op een nieuwe prikkel (gedrag en prikkel)
New cards
57
wat is operant donditioneren?
skinner: leren via positieve of negatieve bekrachtegingne beleoning of straf, met feedback. (gedrag en resultaat)
New cards
58
wat wordt bedoeld met het black box princiepe ?
dit hoort bij behaviorisme, het gaat niet om het process maar alleen om de uitkomst. alleen dingen als routines en feitjes worden aangeleerd.
New cards
59
wat is cognitivisme volgens ertmer en newby (2013)?
meest verwant en rationalisme leren is de verandering in inhoud en structuur van kennis. grote rol voor het geheigen en interne mentale processen. leren aat niet om wat de leerlingen doen maar om wat ze weten en hoe ze hebben geleerd. leren is gelukt als leerling begrijpt hoe de kennis in verschillende contexten gebruikte kan worden.
New cards
60
welke instructie past bij het cognivisme volgens ertmer en newby (2013)?
het aanmoedigen van het gebruik an passende leerstrategieën. structuren van informatie om optimale verwerking te faciliteren. nadruk op actieve rol van de leerling, stimuleren metacognitie, stumuleren van linken leggen met voorkennis. omgeving en feedback vooral belangrijk.
New cards
61
wat is simplifiation en standardization?
hoort bij cognitivisme, is het verwijderen van irrelevante informatie en het betekenisvol maken van kennis.
New cards
62
wat is constructivisme volgens ertmer en newby (2013)
verwant aan empirisme en rationalisme.

leren is het creëren/ construeren van betekenis uit ervaring, het gaat om je eigen betekenis. voor iedereenkan dit anders zijn. kennis wordt gereëerd door interactie tussen lerende en omgeving. piaget was een belangrijk persoon.
New cards
63
welke instructie past bij constructivisme volgenens ertmer en newby (2013) ?
faciliiteren van kennisconstructie, gebruik authentieke contexten, stimuleren van eigenaarschap lerende, focus op samenwerking (sociaal constructisme) de leerling is meer dan alleen een actieve verwerker van de informatie maar interpreteerd de informatie.
New cards
64
wat zeggen ertmer en newby (2013) over de leertheorieën ?
er is neit een beste leertheorie, succesvolle instructie bevat elementn uit meerdere theorieën. de taak van de docent is o, op basis van de context een juiste instructie strategie te selecteren.
New cards
65
wat zeggen ertmer en newby (2013) over hedendaag leren?
leerlingen zijn voortdurend in contact met de buitenwereld, weten waar informatie gevonden kan worden is belangrijker dan weten. constructivisme is het populairst.
New cards
66
Wat is leren volgens SChunk (2012)?
een doorgaande ontwikkeling in gedrag, het bevat verandering, gebeurt over tijd en gebeurt door ervaring.
New cards
67
wat is motivatie?
waarom mensen doen wat ze doen, wat ze beweegt om iets te doen. het is gericht op een doel en je moet bereid zijn te doen wat nodig is (engagemenet/zelfregulatie
New cards
68
wat heeft allemaal invloed op het behalen van je doel?
je verwachtingen en de omgeving
New cards
69
wat zijn 3 vroege theorieën over motivatie?
  1. drive theoriën

    1. psychoanalytiscshe oorsprong van motivatie zijn biologische driften

  2. behavioristische theorieën

    1. aangeleerd, geconditioneerd, motivatie is het vermijden van straf

  3. cognitivistische theorieën

    1. motivatie komt uit hoe belangrijk je het doel vind en welke verwachtingen je hebt.

New cards
70
wat zijn twee soorten verwachtingen?
  1. effectiviteitsverwachting ( bandura, zelfvertrouwen)

  2. uitkomstverwachting

New cards
71
wat is instrumentaliteit
de relatie tussen taak en doel (bijvoorbeeld in college vragen of de info op het tentamen komt en anders ga je niet opletten ) hoort bij uitkomst verwachtingen
New cards
72
wat is zelfregulatie?
kan gaan over cognitieve gedeelte maar bij motivatie gaat het vooral over emotis (verveling, frustratie, faalangst) en om hoe je omgaat met beheoftes en afleidingen
New cards
73
wat is delay of gratification

\
impulsen beheersen en beloning kunnen uitstellen
New cards
74
wat zijn regulatie strategieën
motivationele strategieën of copingstrategiën
New cards
75
wat is het verloop van motivatie bij leerlingen in school?
op de basisschool nemt het met de leeftijd toe, waarschijnlijk door de cito en de overgan naar de middelbare school.

op de middelbare school neemt het met de leeftijd af. waarschijnlijk door de pubertijd en de overgang van de basis naar de middelbare school.

er zitten wel grote verschillen tussen leerlingen
New cards
76
hoe kunnen leraren de motivatie van leerlingen bevorderen?
belonen, onderwijs leuker maken, ict/games.

je moet wel zorgen dat het kind uiteidnelijk uit zichzelf kan werken zonder beloning.
New cards
77
wat zijn valkuilen als het gaat om beloningen gebruiken op school?
beloningn kunnen intrisieke motivatie ondermijnen en er voor zorgen dat kinderen het alleen nog maar doen voor de beloning.
New cards
78
wat is het novelty effect

\
dat bijvoorbeeld vernieuwingen als ict of games maar tijdelijk werken.
New cards
79
wat is motivatie volgens vansteenkiste et al (2016)
de onderliggend edrijfveer van gedrag
New cards
80
wat is betrokkenheid en schoolse attitude volgens vansteekiste et al (2016)?
de wijze waarop leerlingen hun schoolwerk aanpakken, dit oefend een wederkering invloed op elkaar uit. er kan een negatieve of positieve cicieuze crikel onstaan.
New cards
81
wat is amotivatie volgens vansteekiste et al (2016)
gebrek aan motivatie, kan komen door te weinig geloof in eigen capaciteiten, of een gebrek aan reulatie
New cards
82
wat is de behoefte theorie volgens vansteenkiste et al (2016) ?
de piramide van Maslov: je moet van beneden naar boven werken.
New cards
83
wat zijn de 5 lagen van de piramide van Maslov, bij de behoefte theorie?

van onder naar boven:

  1. fysologische nodigheden (honger, warmte, bescherming slaap

  2. veiligheid

  3. sociale nodigheden

  4. waarde (esteem) nodigheden erkeniing

  5. zelf realisatie (studie, probleem oplossen, ethiek jezelf kunnen zijn)

New cards
84
wat is de zelfdeterminatietheorie van deci en ryan?
een behoefte theorie omdat er wordt uitgegaan van basisbehoefte: autonomie, competentie,verbondenheid. wanneer er aan de basisbehoefte voldaan wordt ontstaat er autonome motivatie.
New cards
85
wat is intrinsiek motivatie?
je doet het omdat de taak bevredigend is ook wel autonome motivatie
New cards
86
wat is extrinsieke motivaite?
je doet het vanwegen het resultaat buiten de taak zelf
New cards
87
wat zijn de drie vormen van extrinsieke motivatie?
  1. exerne motivatie (van buiten af, beloning of straf) is een gecontroleerde motivatie

  2. geïntrojecteerde motivaite (omdat he van je zelf moet, schaamte) is een gecontrolerende motivatie)

  3. geïdentificeerde motivaite (je vind het belangrijk om te doen) is een autonome motivaite

New cards
88
wat zijn de 3 psychologische basisbehoeftes?
  1. autonomie(leerling moet het gevoel hebben dat handelen aansluit van wat ze belangrijk vinden ) kan je versterken door verantwordelijkheid geven

  2. competentie: heldere doelen

  3. verbondenheid: persoonlijke aandacht en betrokkenheid, veiligheid.

New cards
89
wat gebeurd er volgens vansteenkiste eta l(2016) wanneer er voldaan wordt aan de 3 pshychologische basisbehoeftes
de leerling krigt meer energie, neemt sneller initiatef en lost problemen sneller op.
New cards
90
wat zijn de 4 termen van presatiedoelen theorie?
  1. taak doelen: ontwikkelen van competentie, leerlingen zijn gericht op begrijpen en beheersen studiemateriaal

  2. prestatie doelen (egodoelen): om cometentie te deomstreren, jezelf vergelijken met anderen gericht op verwerven positieve feedback

  3. toenaderings oriëntatie: competentie aan anderen willen laten zien

  4. vermijdingsoriëntatie: faalangst

New cards
91
hoe ziet het 2x2 model er uit van de prestatiedoelentheorie?
leergericht (taakdoelen en toenadering)

leervermijdend (taakdoelen en vermijding )

prestatiegericht ( prestatiedoelen en toenadering)

prestatievermijdingsdoelen (prestatiedoelen en vermijding )
leergericht (taakdoelen en toenadering) 

leervermijdend (taakdoelen en vermijding )

prestatiegericht ( prestatiedoelen en toenadering) 

prestatievermijdingsdoelen (prestatiedoelen en vermijding )
New cards
92
hoe wordt volgens de prestatiedoelentheorie de motivatie bevorderd?
focusleggen op individuele vooruitgang en inzet van leerlingen. geen nadruk op vijfers. toetsen en cijfers inzetten om te reflecteren
New cards
93
hoe kan volgens de zelfregulatie theorie de motivatie bevorderd worden?
trainingen, begeleiding, niet gericht op cijfers, beter voor leerlingen met vermijdingsgedrag.
New cards
94
hoe kan er gediagnosticeerd worden van motivatieproblemen?
intake fase (wat is er bekend)

strategie fase (hypothese opstellen oorzaken bedenken )

onderzoeksfase , adviesfase

multi-format metingen (meer mensen worden gevraagd.
New cards
95
wat is het verschil tussen sekse, geslacht en gender?
sekse gaat over biologische verschillen

geslacht over specifieke biologische verschillen

gender gaat over expressie en identificatie
New cards
96
wat zegt Valcke (2010) over individuele verschillen?
individuele verschillen vertalen zich vaak in groepsverschillen

maar er is niet alleen variatie **tussen** groepen maar ook **binnen** groepen.

er kan overlap van gelijkenis zijn tussen verschillende groepen. verschillen evolueren over tijd
New cards
97
wat zijn volgens Valcke SES stromingen?
  1. genetisch deficitmodel

  2. onderwijsdificitmodel

  3. cultureeldeficitmodel

New cards
98
wat is volgens Valcke (2010) het genetisch deficitmodel?
een SES stroming. genetische factoren zijn verantwoordelijk voor sociale ongelijkheid in het onderwijs
New cards
99
wat is volgens Valcke (2010) het onderwijsdificitmodel?
een SES stroming. ongelijkheid doordat het onderwijs de maatschappelijke ongelijkheid reproduceert door niveaus en het negeren van persoonlijke kwaliteiten
New cards
100
wat is volgens Valcke (2010) het cultureel deficitmodel?
een SES stroming. sociale ongelijkheid wordt geproduceerd culturele factoren. kinderen krijgen cultureel kapitaal (taal sociale vaardigheden, vrijetijdsbesteding waarden) van de ouders mee. een leerling is het meeste succesvol als thuiscultuur en schoolcultuur overeenkomen.
New cards
robot