samenhangende instructie begeleidingssysteem
professionele capaciteit
goede relatie tussen uder-gemeenschap-school
studentgericht leerklimaat
leiderschap dat verandering stimuleert
denkvaardigheden
sociale competenties
metacognitie
communiceren
creatief denken en handelen
kritisch denken
probleemoplossend denken en handelen
samenwerken
sociale en culturele vaardigheden
zelfregulatie
student engagement
leer strategieen voor studenten
ondersteunende sociale en ouderlijke omgeving
peer support
competatieve kijk
collaboratieve kijk
controlerende kijk
creatieve kijk
interpersoonlijk competent
pedagogisch competent
vakinhoudelijk competent
organisatorisch competent
compatent in teamwork
compatent in samenwerking
compatent in reflectie
sterk onderwijskundig leiderschap
hoge verwachtingen van leerprestatie
ordelijke, leren bevordende sfeer
nadruk op verwerven en verwerken basisvaardigheden
veel evaluaties
direct leidingeven
standaardisatie van werkprocessen
standaardisatie van kennis en vaardigheden
stadaardisatie van uitkomsten
wederzijdse afstemming
ideologie
resultaatgericht beleid
onderwijskundig leiderschap
consensus en gezamelijke planning tussen docenten
kwaliteit van het curriculum
systeem waarmee nagegaan kan worden of doelen behaald worden
ordelijke en rustige sfeer op school
een beleid gericht op effectiviteit
het ontwikkelen en implementeren van een goede indicatoren systeem
een systeem voor training en ondersteuning leerkrachten
nationale richtlijnen voor het curriculum
empirisme
rationalisme
behaviorisme
cognitivisme
constructivisme
drive theoriën
psychoanalytiscshe oorsprong van motivatie zijn biologische driften
behavioristische theorieën
aangeleerd, geconditioneerd, motivatie is het vermijden van straf
cognitivistische theorieën
motivatie komt uit hoe belangrijk je het doel vind en welke verwachtingen je hebt.
effectiviteitsverwachting ( bandura, zelfvertrouwen)
uitkomstverwachting
van onder naar boven:
fysologische nodigheden (honger, warmte, bescherming slaap
veiligheid
sociale nodigheden
waarde (esteem) nodigheden erkeniing
zelf realisatie (studie, probleem oplossen, ethiek jezelf kunnen zijn)
exerne motivatie (van buiten af, beloning of straf) is een gecontroleerde motivatie
geïntrojecteerde motivaite (omdat he van je zelf moet, schaamte) is een gecontrolerende motivatie)
geïdentificeerde motivaite (je vind het belangrijk om te doen) is een autonome motivaite
autonomie(leerling moet het gevoel hebben dat handelen aansluit van wat ze belangrijk vinden ) kan je versterken door verantwordelijkheid geven
competentie: heldere doelen
verbondenheid: persoonlijke aandacht en betrokkenheid, veiligheid.
taak doelen: ontwikkelen van competentie, leerlingen zijn gericht op begrijpen en beheersen studiemateriaal
prestatie doelen (egodoelen): om cometentie te deomstreren, jezelf vergelijken met anderen gericht op verwerven positieve feedback
toenaderings oriëntatie: competentie aan anderen willen laten zien
vermijdingsoriëntatie: faalangst
genetisch deficitmodel
onderwijsdificitmodel
cultureeldeficitmodel