Studied by 0 people
Looks like no one added any tags here yet for you.
das Klassenzimmer
het klaslokaal
der Globus
de wereldbol
der Videorecorder
de videorecorder
der Kassettenrecorder
de cassetterecorder
der CD-Spieler
de cd-speler
der Fernseher
de tv
der Projektor
de projector
der Schwamm
de spons
der Stuhl
de stoel
die Tafel
het bord
die Bank
de bank
die Wandkarte
de kaart aan de muur
das Bücherregal
het boekenrek
das Waschbecken
de wastafel
das Pult
de lessenaar
der Füller
de vulpen
der Filzstift
de viltstift
der Kugelschreiber
de balpen
der Marker
de fluostift
der Radiergummi
de gom
die Kreide
het krijt
das Heft
het schrift
der Taschenrechner
de zakrekenmachine
der Ordner
de map
der Klebstoff
de lijm
die Federmappe
het schooletui
die Schultasche
de boekentas
doe Brieftasche
de portefeuille
die Schere
de schaar
das Pausenbrot
de boterham voor tijdens de pauze
das Schulbuch
het schoolboek
die Woche
de week
der Tag
de dag
vor 2 Tagen
2 dagen geleden
in 2 Tagen
over 2 dagen
das Wochenende
het weekend
am Wochenende
in het weekend
der Morgen
de ochtend
der Vormittag
de voormiddag
der Mittag
de middag
der Nachmittag
de namiddag
der Abend
de avond
die Nacht
de nacht
die Monat
de maand
das Jahr
het jaar
das Jahrzehnt
het decennium
das Jahrhundert
de eeuw
das Jahrtausend
het millennium
die Stunde
het uur
die halbe Stunde
het half uur
die Viertelstunde
het kwartier
die Minute
de minuut
die Sekunde
de seconde
vorgestern
eergisteren
gestern
gisteren
heute
vandaag
morgen
morgen
übermorgen
overmorgen
das Schulfach
het schoolvak
die Wissenschaft
de wetenschap
Physik
fysica
Erdkunde
aarderijkskunde
die Sprache
de taal
Geschichte
geschiedenis
Gemeinschaftskunde
maatschappijleer
Wie spät ist es?
Hoe laat is het?
Es ist acht Uhr.
Het is acht uur.
Es ist fünf vor acht.
Het is vijf voor acht
Es ist Viertel nach acht.
Het is kwart na acht.
Es ist halb neun.
Het is half negen.
der Feiretag
de feestdag
Silvester
oudejaarsavond
zu Neujahr
met nieuwjaar
zu Karneval
met carnaval
Rosenmontag
maandag voor aswoensdag
Aschermittwoch
aswoensdag
zu Ostern
met Pasen
Karfreitag
goede vrijdag
zu Pfingsten
met Pingsteren
der Nationalfeiertag
de nationale feestdag
zu Allerheiligen
met Allerheiligen
zu Weihnachten
met Kerstmis
das Zeugnis
het rapport
die Note
het cijfer
die Zensur
de beoordeling
die Bemerkung
de opmerking
die Nachhilfe
de bijles
die Leistung
de prestatie
mogeln
spieken
täuschen
bedriegen
abschreiben
afschrijven
abgucken
afkijken
durchfallen
zakken
sitzen bleiben
blijven zitten
die Prüfung bestehen
slagen
Mathe interessiert mich nicht!
Wiskunde interesseert me niet!
es macht Spaß
ik vind het leuk
Ich wechsle die Schule.
Ik verander van school.
der Kindergarten
de kleuterschool
die Grundschule
de lagere school
Note 
Flashcard (24)