Het bovenste deel van de grond waar planten in wortelen en dat in meer of mindere mate is verkleurd door organisch materiaal en uitspoeling.
2
New cards
bodemerosie
Het wegspoelen of wegwaaien van de vruchtbare humusrijke bovenlaag.
3
New cards
boreale zone
Landschapszone gekenmerkt door grote verschillen in temperatuur tussen zomer en winter, waarbij de winters koud zijn. Er groeit hier hoofdzakelijk naaldwoud.
4
New cards
capillaire werking
De wateropzuigende werking van kleine openingen (poriën) tussen de gronddeeltjes.
5
New cards
chemische vruchtbaarheid
De vruchtbaarheid die bepaald wordt door de hoeveelheid voedingsstoffen in een bodem.
6
New cards
duurzaam water- en landgebruik
Het gebruik van water en land op een zodanige manier dat volgende generaties daarvan geen nadelige gevolgen ondervinden.
7
New cards
fysische vruchtbaarheid
De kwaliteit van de water- en luchthuishouding van de bodem afhankelijk van de structuur (korrelgrootteverdeling en poriën) van de bodem.
8
New cards
gematigde zone
Landschapszone gekenmerkt door milde winters, koele zomers en voldoende vocht, waardoor er loofbossen groeien. Momenteel dichtbevolkt en in hoge mate in gebruik door de landbouw.
9
New cards
geofactoren
De onderdelen van een landschap die op elkaar inwerken en samen de processen aan en het uiterlijk van het aardoppervlak bepalen.
10
New cards
hazard management
Beleid en maatregelen om rampen te voorkomen of de gevolgen ervan te minimaliseren.
11
New cards
klimaatverandering
De geleidelijke verandering van het klimaat.
12
New cards
landdegradatie
Aantasting van landschap en bodem waardoor het vermogen van het gebied om natuurlijke hulpbronnen (gewassen, water, hout) te produceren, daalt.
13
New cards
landschapszone
Een zeer groot natuurlijk gebied waarvan de aard bepaald wordt door de unieke combinatie van de geofactoren klimaat en plantengroei.
14
New cards
milieuramp
Ramp die veroorzaakt wordt door milieuproblemen, zoals vervuiling, verontreiniging en aantasting van het milieu.
15
New cards
mineralisatie
Het proces waarbij plantenmateriaal wordt afgebroken en omgezet in voedingsstoffen.
16
New cards
monocultuur
Vorm van landbouw waarbij grote oppervlakten worden aangeplant met één gewas.
17
New cards
natuurramp
Ramp die het gevolg is van natuurverschijnselen.
18
New cards
nomadische veeteelt
Veeteelt waarbij de veeboeren geen vaste woonplaats hebben.
19
New cards
nuttige neerslag
Het verschil tussen de hoeveelheid neerslag en verdamping.
20
New cards
ontbossing
Het rooien of in brand steken van bos, bijvoorbeeld tropisch regenwoud.
21
New cards
overbeweiding
Situatie waarbij er te veel vee per hectare graast.
22
New cards
polaire zone
Landschapszone op hoge breedte waar het groeiseizoen erg kort is en geen bomen voorkomen omdat de zomertemperatuur onder de 10 ºC ligt.
23
New cards
(semi-)aride zone
Landschapszone gekenmerkt door een lage nuttige neerslag, waardoor woestijn en steppe overheersen.
24
New cards
sedentaire akkerbouw
Akkerbouw waarbij de boeren een vaste woonplaats hebben.
25
New cards
subtropische zone
Landschapszone op de overgang van de (semi)aride of tropische en gematigde zones, in het geval van het Middellandse Zeegebied gekenmerkt door droogtetolerante vegetatie.
26
New cards
tropische zone
Landschapszone rond de evenaar, gekenmerkt door regenwoud, savanne en tropische landbouw.
27
New cards
uitputting
Er worden meer voedingsstoffen aan de bodem onttrokken dan dat er aanvulling is door de natuur.
28
New cards
uitspoeling
Bodemvormend proces waarbij infiltrerend regenwater voedingsstoffen en bodemmateriaal meeneemt en dieper in de grond weer inspoelt.
29
New cards
variabiliteit van de neerslag
De mate waarin de werkelijke jaarlijkse neerslag afwijkt van de gemiddelde neerslag volgens de klimaatgegevens.
30
New cards
verwoestijning
Het proces waarbij land dat ooit begroeid was, onbegroeid raakt en waarbij vervolgens het bovenste deel van de bodem wegspoelt of wegwaait.
31
New cards
verzilting
Proces waarbij zouten geconcentreerd achterblijven in of op de bodem.
32
New cards
alpien plooiingsgebied
Gebergten die de laatste zeventig miljoen jaar zijn ontstaan door de botsing van twee aardplaten.
33
New cards
(grond)waterproblematiek
Alle soorten problemen waarbij grondwater een rol speelt, zoals verdroging, verontreiniging en verzilting.
34
New cards
mediterraan landbouwtype
Soort landbouw dat is aangepast aan de kenmerken van het Middellandse Zeegebied.
35
New cards
mediterrane vegetatie
De natuurlijke begroeiing die voorkomt in het Middellandse Zeegebied, zoals cipressen, oleanders en de steeneik.
36
New cards
subductie
Het wegduiken van oceaanbodem in de aardmantel.
37
New cards
waterbalans
Overzicht van en het verschil tussen de toevoer en afvoer van zoet water in een gebied.
38
New cards
waterproblematiek
Alle soorten problemen waarbij water een rol speelt, zoals verdroging, verontreiniging en verzilting.
39
New cards
actualiteitsprincipe
Het idee dat natuurlijke processen zoals ze tegenwoordig verlopen dat in het verleden op dezelfde wijze hebben gedaan.
40
New cards
asthenosfeer
Het gedeelte van de mantel dat gedeeltelijk vloeibaar is en waar de lithosfeer overheen beweegt.
41
New cards
aride zone
Landschapszone gekenmerkt door een lage nuttige neerslag, waardoor woestijn en steppe overheersen.
42
New cards
atmosferische circulatie
Algemeen systeem van luchtstromen op aarde en de daarbij behorende lage- en hogedrukgebieden.
43
New cards
basalt
Stollingsgesteente dat ontstaat bij vulkaanuitbarstingen en veel in oceanische korst voorkomt.
44
New cards
boreale zone
Landschapszone gekenmerkt door grote verschillen in temperatuur tussen zomer en winter, waarbij de winters koud zijn. Er groeit hier hoofdzakelijk naaldwoud.
45
New cards
breukgebergte
Gebergte dat ontstaat wanneer langs een breuk een deel van de aardkorst wegzakt of een ander deel omhoogkomt.
46
New cards
caldera
Een grote cirkelvormige krater ontstaan nadat het bovenste deel van de vulkaan is weggeblazen na een zeer krachtige eruptie of is ingestort na het snel leeglopen van de magmakamer.
47
New cards
chemische verwering
Het oplossen van gesteente door de inwerking van water, zuren en zuurstof.
48
New cards
convectiestromen
Stromingen van vloeibaar gesteente in de aardmantel ontstaan door de afgifte van warmte vanuit de aardkern.
49
New cards
convergente plaatgrens
De plaatgrens waarbij aardplaten naar elkaar bewegen.
50
New cards
corioliseffect
Het effect dat luchtstromen een zijdelingse afwijking krijgen door de draaiing van de aarde. Op het noordelijk halfrond is deze afwijking naar rechts, op het zuidelijk halfrond naar links.
51
New cards
delta
Monding van een rivier waar netto sediment wordt afgezet.
52
New cards
diepwaterpomp
Proces waarbij koud en zout water zinkt, hetgeen de thermohaliene circulatie aandrijft.
53
New cards
diepzeetrog
De diepste plaatsen in de zeebodem die ontstaan waar oceanische korst onder continentale korst wordt geduwd.
54
New cards
divergente plaatgrens
De plaatgrens waarbij aardplaten uit elkaar bewegen.
55
New cards
effusieve eruptie
Een vulkaanuitbarsting met een rustig verloop.
56
New cards
erosie
De uitschurende werking van water, wind of ijs dat in beweging is.
57
New cards
explosieve eruptie
Een explosief verlopende uitbarsting van een vulkaan.
58
New cards
fysische verwering
Het verbrokkelen van gesteente door het bevriezen van water, temperatuurwisselingen of de werking van wortels.
59
New cards
gematigde zone
Landschapszone gekenmerkt door milde winters, koele zomers en voldoende vocht, waardoor er loofbossen groeien. Momenteel dichtbevolkt en in hoge mate in gebruik door de landbouw.
60
New cards
geologische tijdschaal
De indeling van de geschiedenis van de aarde in tijdvakken.
61
New cards
gesteentekringloop
De kringloop van gesteente, dat wil zeggen de doorgaande omvorming tussen stollingsgesteente, sedimentgesteente en metamorf gesteente.
62
New cards
graniet
Stollingsgesteente dat ondergronds stolt bij intrusies.
63
New cards
hogedrukgebied
Een gebied met een hoge luchtdruk, dat ontstaat doordat lucht daalt.
64
New cards
horst
Een stuk aardkorst dat langs een breuk omhoog is gekomen.
65
New cards
hotspot
Plekken op aarde waar in de aardmantel pluimen van zeer heet magma omhoog komen.
66
New cards
hydrologische kringloop
De kringloop van het water.
67
New cards
intensiteit (van een aardbeving)
De sterkte van een aardbeving gemeten aan de hand van de hoeveelheid schade.
68
New cards
intertropische convergentiezone (ITCZ)
Lagedrukgebied rond de evenaar.
69
New cards
kalksteen
Sedimentgesteente dat ontstaat door het samenpersen van schelpen en kalkskeletten.
70
New cards
klimaatfactoren
Oorzaken voor klimaatverschillen.
71
New cards
klimaatgebied
Groot gebied met sterke overeenkomsten in klimaat.
72
New cards
koude zeestroom
Zeestroom die afkomstig is uit een kouder gebied.
73
New cards
lagedrukgebied
Een gebied met een lage luchtdruk, dat ontstaat doordat lucht opstijgt.
74
New cards
landschapszone
Een zeer groot natuurlijk gebied waarvan de aard bepaald wordt door de unieke combinatie van de geofactoren klimaat en plantengroei.
75
New cards
leisteen
Metamorf gesteente dat ontstaat uit schalie.
76
New cards
lithosfeer
De aardkorst en het bovenste deel van de aardmantel die samen als aardplaten bewegen.
77
New cards
magnitude (van een aardbeving)
De sterkte van een aardbeving gemeten aan de hand van de hoeveelheid vrijgekomen energie.
78
New cards
marmer
Metamorf gesteente dat ontstaat uit kalksteen.
79
New cards
massabeweging
Het langs een helling naar beneden bewegen van gesteente.
80
New cards
mechanische verwering
Zie fysische verwering.
81
New cards
metamorf gesteente
Gesteente dat ontstaat doordat bestaand gesteente onder invloed van hoge temperatuur en grote druk langzaam wordt vervormd.
82
New cards
midoceanische rug
Een wereldwijd aaneengesloten 'onderwatergebergte' op de oceaanbodem, ontstaan doordat oceanische korst uit elkaar drijft.
83
New cards
moesson
Wind die van de subtropische hogedrukgebieden richting de evenaar waait, die vervolgens kruist en van richting verandert. Op het noordelijk halfrond komt de moesson uit het zuidwesten, op het zuidelijk halfrond uit het noordwesten.
84
New cards
morene
Materiaal dat door een gletsjer wordt neergelegd.
85
New cards
oceanische circulatie
Containerbegrip voor alle oceaan- en zeestromen.
86
New cards
passaat
Wind die van de subtropische hogedrukgebieden (30º N.B. en Z.B.) richting de evenaar waait. Op het noordelijk halfrond komt deze uit het noordoosten, op het zuidelijk halfrond uit het zuidoosten.
87
New cards
platentektoniek
Het bewegen van de aardplaten.
88
New cards
plooiingsgebergte
Gebergte dat ontstaat wanneer aardlagen geplooid worden.
89
New cards
polaire zone
De landschapszone op hoge breedte waar het groeiseizoen erg kort is en geen bomen voorkomen omdat de zomertemperatuur onder de 10 ºC ligt.
90
New cards
puinhelling
De ophoping van stenen die door massabewegingen langs de helling naar beneden zijn gekomen.
91
New cards
puinwaaier
De kegelvormige ophoping van verweringsmateriaal die ontstaat zodra de stroomsnelheid van een rivier plotseling snel afneemt.
92
New cards
push ridge
Proces waarbij door het hoogteverschil tussen de jonge midoceanische rug en de oude wegzakkende korst de oceanische korst van de midoceanische rug afglijdt.
93
New cards
pyroclastica
Al het materiaal dat bij een vulkaanuitbarsting in de lucht wordt geslingerd, zoals lava, as en stenen.
94
New cards
rivierstelsel
De hoofdrivier met al haar zijrivieren en zijtakken.
95
New cards
schaal van Mercalli
Schaal waarbij de intensiteit van een aardbeving wordt gemeten aan de hand van de hoeveelheid schade die is aangericht.
96
New cards
schaal van Richter
Schaal waarbij de magnitude van een aardbeving wordt gemeten aan de hand van de hoeveelheid energie die is vrijgekomen.
97
New cards
schildvulkaan
Een vulkaan die ontstaat doordat de dunne vloeibare basaltische lava 'rustig' vanuit de krater uitstroomt en een uitgestrekt gebied kan bedekken.
98
New cards
sedimentatie
Het ophopen van sediment op plaatsen waar de snelheid van water of wind afneemt.
99
New cards
sedimentgesteente
Gesteente dat ontstaat door het samenpersen van sedimenten.
100
New cards
slab pull
Proces waarbij de wegzakkende oceanische korst de rest van de aardplaat meetrekt.