1/21
Looks like no tags are added yet.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
|---|
No study sessions yet.
La personne ne porte pas de vêtements de protection.
De persoon draagt geen veiligheidskledij.
La personne ne porte pas de lunettes de protection.
De persoon draagt geen veiligheidsbril.
La personne ne porte pas de tenue adéquate.
De persoon draagt geen geschikte outfit.
La personne n'utilise pas les outils adéquats.
De persoon gebruikt de geschikte werktuigen niet.
La personne n'utilise pas le matériel adapté.
De persoon gebruikt het gepaste materiaal niet.
La personne risque de tomber.
De persoon loopt het risico te vallen.
La personne risque de faire une chute.
De persoon loopt het risico een val te doen/te vallen.
La personne risque de perdre l'équilibre.
De persoon loopt het risico het evenwicht te verliezen.
La personne risque de se coincer les doigts.
De persoon loopt het risico met zijn vingers vast te raken.
La personne risque d'être écrasé.
De persoon loopt het risico verpletterd te worden.
La personne risque de s'électrocuter.
De persoon loopt het risico geëlektrocuteerd te worden.
Le matériel n'est pas rangé.
Het materiaal is niet opgeruimd.
Le matériel traîne un peu partout.
Het materiaal slingert overal rond.
Les jouets ne sont pas rangés.
Het speelgoed is niet opgeruimd.
Les jouets traînent partout.
Het speelgoed slingert overal rond.
Les produits dangereux ne se trouvent pas hors de la portée des enfants.
De gevaarlijke producten bevinden zich niet buiten het bereik van kinderen.
La personne ne porte pas de gants.
De persoon draagt geen handschoenen.
La personne ne porte pas de casque.
De persoon draagt geen helm.
La personne risque de se blesser.
De persoon loopt het risico zich te kwetsen.
La personne risque de se couper.
De persoon loopt het risico zich te snijden.
La personne risque de se brûler.
De persoon loopt het risico zich te verbranden.
La personne risque de s'intoxiquer.
De persoon loopt het risico vergiftigd te worden.