Child and adolescent development: theme 6 | Quizlet

studied byStudied by 0 people
0.0(0)
learn
LearnA personalized and smart learning plan
exam
Practice TestTake a test on your terms and definitions
spaced repetition
Spaced RepetitionScientifically backed study method
heart puzzle
Matching GameHow quick can you match all your cards?
flashcards
FlashcardsStudy terms and definitions

1 / 59

encourage image

There's no tags or description

Looks like no one added any tags here yet for you.

60 Terms

1

Language

Een klein aantal individueel betekenisloze symbolen (geluiden, letters, gebaren) die volgens overeengekomen regels kunnen worden gecombineerd om een oneindig aantal boodschappen te produceren.

New cards
2

Communication

Het proces waarbij een organisme informatie verzendt naar en invloed uitoefent op een ander.

New cards
3

Vocables

Unieke patronen van geluid die een prelinguïstische zuigeling gebruikt om objecten, acties of gebeurtenissen voor te stellen.

New cards
4

Psycholinguist

Unieke patronen van geluid die een prelinguïstische zuigeling gebruikt om objecten, acties of gebeurtenissen voor te stellen.

New cards
5

Phonology

Het klanksysteem van een taal en de regels voor het combineren van deze geluiden om betekenisvolle eenheden van spraak te produceren.

New cards
6

Phonemes

De basiseenheden van geluid die worden gebruikt in een gesproken taal.

New cards
7

Morphology

Regels die de vorming van betekenisvolle woorden uit klanken beheersen.

New cards
8

Semantics

De uitgedrukte betekenis van woorden en zinnen.

New cards
9

Morphemes

Kleinste betekenisvolle taaleenheden.

New cards
10

Free morphemes

Morfemen die op zichzelf kunnen staan als een woord (bijv. kat, gaan, geel).

New cards
11

Bound morphemes

Morfemen die niet zelfstandig kunnen staan maar de betekenis van vrije morfemen wijzigen (bijv. de -ed toegevoegd aan Engelse werkwoorden om verleden tijd aan te geven).

New cards
12

Syntax

De structuur van een taal; de regels die aangeven hoe woorden en grammaticale markeringen moeten worden gecombineerd om betekenisvolle zinnen te produceren.

New cards
13

Pragmatics

Principes die aan de basis liggen van het effectieve en passende gebruik van taal in sociale contexten.

New cards
14

Sociolinguistic knowledge

Cultureel specifieke regels die aangeven hoe taal moet worden gestructureerd en gebruikt in bepaalde sociale contexten.

New cards
15

Linguistic universal

Een aspect van taalontwikkeling dat alle kinderen delen

New cards
16

Language acquisition device (LAD)

Chomsky's term voor de aangeboren kennis van grammatica die mensen zouden bezitten - kennis die jonge kinderen in staat zou stellen de regels die de spraak van anderen beheersen af te leiden en deze regels te gebruiken om taal te produceren.

New cards
17

Universal grammar

In nativistische theorieën van taalverwerving zijn het de basisregels van grammatica die alle talen kenmerken.

New cards
18

Language-making capacity (LMC)

Een hypothetische reeks gespecialiseerde linguïstische verwerkingsvaardigheden die kinderen in staat stellen spraak te analyseren en fonologische, semantische en syntactische relaties op te sporen.

New cards
19

Aphasia

Het verlies van een of meer taalfuncties.

New cards
20

Wernicke's area

Structuur gelegen in de temporale kwab van de linker hersenhelft die verantwoordelijk is voor het interpreteren van spraak.

New cards
21

Sensitive-period hypothesis

(Van taalverwerving) Het idee dat mensen het meest bekwaam zijn in het leren van taal voordat ze de puberteit bereiken.

New cards
22

Pidgin

Een structureel eenvoudig communicatiesysteem dat ontstaat wanneer mensen die geen gemeenschappelijke taal delen, voortdurend contact hebben.

New cards
23

Creole

Een taal die ontstaat wanneer een pidgin wordt omgezet in een grammaticaal complexe, "echte" taal.

New cards
24

Interactionist viewpoint

Het idee dat biologische factoren en omgevingsinvloeden samenwerken om de loop van de taalontwikkeling te bepalen.

New cards
25

Motherese

De korte, eenvoudige, hoogtoon (en vaak herhaalde) zinnen die volwassenen gebruiken bij het praten met jonge kinderen (ook wel kind-gerichte spraak genoemd).

New cards
26

Expansions

Reacties op de ongrammaticale uiting van een kind die grammaticaal verbeterde vormen zijn van die uitspraak.

New cards
27

Recasts

Reacties op de ongrammaticale uiting van een kind die niet-herhalende uitspraken zijn die grammaticaal correct zijn.

New cards
28

Prelinguistic phase

De periode voordat kinderen hun eerste betekenisvolle woorden uiten.

New cards
29

Coos

Klinkerachtige geluiden die jonge zuigelingen keer op keer herhalen tijdens perioden van tevredenheid.

New cards
30

Babbles

Klinker-/medeklinkercombinaties die zuigelingen beginnen te produceren rond 4 tot 6 maanden.

New cards
31

Receptive language

Dat wat een individu begrijpt bij het luisteren naar de spraak van anderen.

New cards
32

Productive language

Dat wat een individu in staat is uit te drukken (te produceren) in zijn of haar eigen spraak.

New cards
33

Holophrase period

De periode waarin de spraak van het kind bestaat uit één-woorduitingen, waarvan sommige worden beschouwd als holofrasen.

New cards
34

Holophrase

Een een-woorduiting die een hele zin vertegenwoordigt.

New cards
35

Naming explosion

De term die wordt gebruikt om de dramatische toename in het tempo van het verwerven van nieuwe woorden in de tweede helft van het tweede jaar te beschrijven; zo genoemd omdat veel van de nieuwe verworven woorden de namen van objecten zijn.

New cards
36

Multimodal motherese

Oudere begeleider gebruikt informatie die overdreven is en gesynchroniseerd over twee of meer zintuigen om de aandacht van een zuigeling te vestigen op het referentiepunt van een gesproken woord.

New cards
37

Referential style

Een vroege linguïstische stijl waarin peuters taal voornamelijk gebruiken om objecten te labelen.

New cards
38

Expressive style

Een vroege linguïstische stijl waarin peuters taal voornamelijk gebruiken om aandacht te vragen voor hun eigen en elkaars gevoelens en om sociale interacties te reguleren.

New cards
39

Fast mapping

Het proces waarbij een kind een woord verwerft nadat het op een klein aantal gelegenheden op zijn referent is toegepast.

New cards
40

Overextension

De neiging van jonge kinderen om relatief specifieke woorden te gebruiken om te verwijzen naar een breder scala aan objecten, acties of gebeurtenissen dan volwassenen doen (bijv. het woord auto gebruiken om naar alle motorvoertuigen te verwijzen).

New cards
41

Underextension

De neiging van jonge kinderen om algemene woorden te gebruiken om te verwijzen naar een kleiner scala aan objecten, acties of gebeurtenissen dan volwassenen doen (bijv. snoep gebruiken om alleen naar muntjes te verwijzen).

New cards
42

Processing constraints

Cognitieve vooroordelen of neigingen die ertoe leiden dat zuigelingen en peuters de voorkeur geven aan bepaalde interpretaties van de betekenis van nieuwe woorden boven andere interpretaties.

New cards
43

Object scope constraint

Het idee dat jonge kinderen ervan uit zullen gaan dat een nieuw woord toegepast op een object verwijst naar het hele object in plaats van naar delen van het object of naar objectkenmerken (bijv. de kleur ervan).

New cards
44

Mutual exclusivity constraint

Het idee dat jonge kinderen ervan uit zullen gaan dat elk object slechts één label heeft en dat verschillende woorden verwijzen naar afzonderlijke en niet-overlappende categorieën.

New cards
45

Lexical contrast constraint

Het idee dat jonge kinderen inferenties maken over woordbetekenissen door nieuwe woorden te contrasteren met woorden die ze al kennen.

New cards
46

Syntactical bootstrapping

Het idee dat jonge kinderen inferenties maken over de betekenis van woorden door te analyseren hoe woorden worden gebruikt in zinnen en af te leiden of ze verwijzen naar objecten (zelfstandige naamwoorden), acties (werkwoorden) of attributen (bijvoeglijke naamwoorden).

New cards
47

Telegraphic speech

Vroege zinnen die bestaan uit inhoudswoorden en minder betekenisvolle delen van de spraak weglaten, zoals artikelen, voorzetsels, voornaamwoorden en hulpwerkwoorden.

New cards
48

Grammatical morphemes

Voorvoegsels, achtervoegsels, voorzetsels en hulpwerkwoorden die de betekenis van woorden en zinnen modificeren.

New cards
49

Over-regularization

De overgeneralisatie van grammaticaregels naar onregelmatige gevallen waar de regels niet van toepassing zijn (bijvoorbeeld zeggen mouses in plaats van mice).

New cards
50

Transformational grammar

Regels van syntaxis die het mogelijk maken om declaratieve uitspraken om te zetten in vragen, ontkenningen, bevelen en andere soorten zinnen.

New cards
51

Referential communication skills

Vaardigheden om duidelijke verbale boodschappen te genereren, te herkennen wanneer de boodschappen van anderen onduidelijk zijn, en eventuele onduidelijke boodschappen die men verzendt of ontvangt te verduidelijken.

New cards
52

Morphological knowledge

Kennis van de betekenis van morfemen die woorden samenstellen.

New cards
53

Metalinguistic awareness

Kennis van taal en zijn eigenschappen; een begrip dat taal kan worden gebruikt voor doeleinden anders dan communicatie.

New cards
54

Two-way bilingual education

Programma's waarin Engelssprekende (of andere meerderheidstaal) kinderen en kinderen die beperkte vaardigheid hebben in die taal, de helft van de dag worden onderwezen in hun primaire taal en de andere helft in een tweede taal.

New cards
55

Broca's area

Structuur gelegen in de frontale kwab van de linker hersenhelft die de taalproductie controleert.

New cards
56

Emergent literacy

Het vroegtijdige stadium van geletterdheid waarin kinderen zich bewust worden van geschreven taal, inclusief letters en woorden, en de basis leggen voor latere lees- en schrijfvaardigheden.

New cards
57

Mutual exclusivity

Het principe dat suggereert dat mensen de neiging hebben om aan te nemen dat objecten maar één label of naam hebben, wat betekent dat een bepaald woord niet tegelijkertijd meerdere objecten kan beschrijven.

New cards
58

Phonemic awareness

Het vermogen om individuele klanken (fonemen) in gesproken woorden te herkennen, te begrijpen en te manipuleren, een cruciale vaardigheid voor het leren lezen en schrijven.

New cards
59

Balanced bilinguals

Personen met vergelijkbare vaardigheid en vloeiendheid in twee talen, waarbij geen van beide taal significant domineert.

New cards
60

Syntagmatic-paradigmatic shift

De overgang waarbij kinderen woorden eerst organiseren op basis van zinsverband (syntagmatisch) en later op basis van betekenis of categorieën (paradigmatisch).

New cards

Explore top notes

note Note
studied byStudied by 10 people
752 days ago
5.0(1)
note Note
studied byStudied by 8 people
909 days ago
5.0(1)
note Note
studied byStudied by 56 people
899 days ago
5.0(1)
note Note
studied byStudied by 30 people
974 days ago
4.0(1)
note Note
studied byStudied by 1114 people
680 days ago
4.0(6)
note Note
studied byStudied by 58 people
1065 days ago
5.0(1)
note Note
studied byStudied by 6 people
760 days ago
5.0(1)
note Note
studied byStudied by 139196 people
332 days ago
4.8(594)

Explore top flashcards

flashcards Flashcard (49)
studied byStudied by 111 people
543 days ago
4.8(4)
flashcards Flashcard (138)
studied byStudied by 201 people
870 days ago
5.0(4)
flashcards Flashcard (40)
studied byStudied by 21 people
554 days ago
5.0(2)
flashcards Flashcard (60)
studied byStudied by 7 people
15 days ago
5.0(1)
flashcards Flashcard (63)
studied byStudied by 3 people
739 days ago
5.0(1)
flashcards Flashcard (36)
studied byStudied by 30 people
550 days ago
5.0(4)
flashcards Flashcard (28)
studied byStudied by 2 people
729 days ago
5.0(1)
flashcards Flashcard (46)
studied byStudied by 232 people
69 days ago
5.0(1)
robot