Taal tussen Natuur en Cultuur - termen 1.2.

studied byStudied by 4 people
5.0(1)
Get a hint
Hint

Dialectcontinuüm

1 / 53

flashcard set

Earn XP

Description and Tags

Academiejaar 2022-2023

Language

54 Terms

1

Dialectcontinuüm

Dialecten van verschillende talen die tot een zelfde taalfamilie behoren zijn onderling verstaanbaar wanneer ze gesproken worden in aangrenzende gebieden

New cards
2

Lexicon

Het mentale woordenboek, de lijst woorden en andere uitdrukkingen die als dusdanig zijn opgeslagen in ons geheugen

New cards
3

taalcontact

Contact tussen verschillende talen zodat er bv. leenwoorden kunnen ontstaan

New cards
4

leenwoorden (definieer adhv een voorbeeld)

Woorden die wij als taalgebruikers hebben ontleend aan andere talen (bv. Bureau: Frans)

New cards
5

metaforische transfer (definieer adhv een voorbeeld)

Woord dat een kennis-of ervaringsdomein oproept gebruiken om te spreken over een ander kennis-of ervaringsdomein omdat men een gelijkenis ziet of creëert tussen de twee domeinen. (zoals wanneer we besmetting gebruiken, niet om over ziekte te spreken (eerste kennisdomein) maar over de spreiding van een computervirus (tweede kennisdomein))

New cards
6

metonymische verschuiving (definieer adhv een voorbeeld)

een woord krijgt een betekenis die met de oorspronkelijke betekenis van het woord verbonden is door een vooraf gegeven associatief verband binnen eenzelfde kennis- of ervaringsdomein (bijvoorbeeld: een glas wijn, het verwijst niet meer naar het glas, dus het materiaal maar naar de wijn)

New cards
7

betekenisveralgemening (definieer adhv een voorbeeld)

Woord verwijst naar meer elementen buiten de taal dan   oorspronkelijk (bv. kerkhof: van hof rond de kerk die wordt gebruikt als begraafplaats, naar begraafplaats zonder meer)

New cards
8

betekenisvernauwing (definieer adhv een voorbeeld)

Woord verwijst naar minder groot aantal elementen buiten de taal dan ervoor (bv pil: van geneesmiddel naar oraal anticonceptiemiddel)

New cards
9

grammaticalisatie

Proces waarbij lexicale woorden evolueren tot grammaticale woorden of elementen

New cards
10

grammaticalisation cline

Grammaticalisatie volgt min of meer vastgelegde tendensen en is meestal gemotiveerd (= grammaticalisatiepaden) (bv. Uitdrukking futurum: beroep op ww die intentie uitdrukken)

New cards
11

reanalyse

De onderliggende structuur van een woordgroep verandert, maar de vorm blijft hetzelfde. (bv. Apron was vroeger Napron, maar de begin n- is verdwenen door het toevoegen van een lidwoord: an apron)

New cards
12

expressiviteit (in taalverandering)

taalgebruikers streven naar grotere expressiviteit en gaan daarom bijvoorbeeld bepaalde uitdrukkingen “versterken’ (bv. ne → ne pas)

New cards
13

economie (in taalverandering)

taalgebruikers hebben de tendens te besparen op de inspanning die ze moeten leveren bij het spreken en communiceren (bv. Going to → gonna)

New cards
14

analogie (in taalverandering)

sprekers hebben de neiging gelijkaardige woorden en constructies meer op elkaar te  laten gelijken waardoor meer orde en regelmaat wordt gecreëerd in de  taal (analogie, bv. -s toevoegen in het Engelse meervoud: ipv kine, cows)

New cards
15

dialect

Variatie op basis van geografische grenzen. Ze ontwikkelen zich in de mate waarin bepaalde groepen taalgebruikers niet (meer) in contact komen met andere groepen gebruikers van dezelfde taal, bv. omdat er weinig goede transportmiddelen zijn. (bv. bewoners van Alpenvalleien)

New cards
16

sociolect

Ook sociale groepen ontwikkelen dikwijls een eigen taalvariant, net zoals groepen die hun eigenheid nog aan een ander element ontlenen. (bv. Gamers op het internet)

New cards
17

idiolect

Omdat die elkaar ook onderling beïnvloeden, heeft de wijze waarop we spreken in elk van die talen/dialecten ook meestal eigen, persoonlijke kenmerken

New cards
18

Indo-Europese taalfamilie

( taalfamilie waartoe de meeste moderne talen van het Europees, Centraal, West en Zuid Azië behoren, inclusief oudere vormen en dialecten. )

Alle talen uit de lijst van Pareltsvaig en nog andere talen vormen een familie omdat hun gelijkenissen of gemeenschappelijke kenmerken kunnen worden verklaard door aan te nemen dat ze afstammen uit één moedertaal: het Indo-Europees.

New cards
19

comparatief taalonderzoek

Taalelementen gaan vergelijken om inzicht te krijgen in de verwantschappen tussen verschillende talen.

New cards
20

historisch taalonderzoek

Ontdekken welke regelmatigheden die de vormen (en structuren) van talen die van elkaar afstammen met elkaar verbinden.

New cards
21

historisch-comparatieve taalkunde

Men gebruikt de vergelijking tussen talen (comparatief) om de geschiedenis (historisch) te reconstrueren, d.w.z. de wijze waarop talen doorheen de geschiedenis van elkaar afstammen.

New cards
22

reconstructiemethode

Deel van de historisch-comparatieve taalkunde. Wetmatigheden die men ontdekt in de evoluties van oude naar jonge taalstadia worden in omgekeerde richting gebruikt om verdwenen taalstadia en talen te reconstrueren.

New cards
23

basiswoordenschat

Woordenschat die bestaat uit termen voor entiteiten in de wereld, waarvan men zeker is dat ze door de eeuwen heen bestaan hebben.

New cards
24

etymologie

Wetenschap die de herkomst en geschiedenis van woorden onderzoekt.

New cards
25

lenitie (= lenition)

Klanken evolueren van klanken die moeilijker uit te spreken zijn naar klanken die gemakkelijker uit te spreken zijn

New cards
26

Proto-Germaans

Moedertaal van Germaanse talen (zoals Engels en Nederlands: geen overlevende bronnen: geen zekerheid van bestaan)

New cards
27

Proto-Romaans

Moedertaal Romaanse talen (zoals Frans en Italiaans, variant laat-Latijn)

New cards
28

isolaten

Geïsoleerde talen, die geen enkele affiliatie vertonen met andere talen (bv. Baskisch)

New cards
29

proto-taal (in taalevolutie)

Taal die de homo erectus zou hebben ontwikkeld, maar niet vergelijkbaar is met onze moderne talen. Waarschijnlijk bestaande uit gebaren en geluiden.

New cards
30

coöperatie (volgens Tomasello)

(= gedeelde intentie) het vermogen om met anderen gedeelde intenties en toezeggingen te creëren in coöperatieve inspanningen, die gestructureerd worden door processen van gedeelde aandacht en wederzijdse kennis, alle ten grondslag liggend aan de coöperatieve motieven om te helpen en te delen met anderen. De toehoorder schrijft een intentie toe aan de spreker die voor de toehoorder nuttig en relevant is, waardoor er een intentie is die door de spreker en toehoorder gedeeld is.

New cards
31

theory of mind

De capaciteit om de gedragingen van anderen te begrijpen door een model te hebben van wat er zich in het hoofd van de ander afspeelt (waaronder de intenties van de ander) – dat heeft men lang gedacht, maar dat is niet zo;

New cards
32

joint attention

De spreker en de toehoorder begrijpen dat er een gemeenschappelijk begrippenkader wordt gecreëerd. Daarbinnen is de aandacht van de spreker en het kind op hetzelfde gericht, en kan het kind ervan uitgaan dat de spreker daarop doelt (bv. Kind en volwassene op één object/gebeurtenis)

New cards
33

whole object assumption

Verwijst naar het idee dat alle mensen geboren worden met de neiging om de wereld waar te nemen in termen van hele objecten (deel van algemene menselijke cognitie)

New cards
34

basic-level niveau

Niveau waarop elementen in de wereld doorgaans gemakkelijk met een eengemaakt beeld geassocieerd worden (je kan een paard, koe of konijn tekenen, maar wanneer je ze vragen een dier te tekenen, vraag je je meteen af: welk dier?)

New cards
35

isolerende talen

  • alle woorden (of toch het merendeel ervan) zijn onveranderlijk

  • grammaticale concepten (enkelvoud / meervoud, enz.) worden uitgedrukt door afzonderlijke woorden

  • bv. Chinees, Vietnamees (bv. Mandarijns:

tā    bú   huì        yòng         dāo  chā  chī   fàn

‘Hij niet kunnen gebruiken mes vork eten rijst’ (= ‘gloss’, letterlijke vertaling)

‘Hij kan niet met mes en vork eten’ )

New cards
36

agglutinerende talen

  • woorden zijn samengesteld uit kleinere woorddelen die elk een vaste vorm en betekenis hebben en dus morfeem zijn (maar geen afzonderlijke woorden!)

  • Elke grammaticale betekenis wordt uitgedrukt door een afzonderlijk morfeem

  • bv. Baskisch, Turks, Japans (bv. Turks: evleveri(n)den: ev= huis + ler= mv + i= bezit + den= ablatief = van bij zijn/haar/hun huizen. Al deze woorddelen behouden hun identiteit in de samenstelling)

New cards
37

flecterende talen

  • woorddelen niet gemakkelijk te onderscheiden

  • bepaalde woorddelen kunnen meer dan één grammaticale betekenis tegelijk uitdrukken

  • Grieks, Latijn, Duits (bv. Latijns: Emergo: -o drukt tegelijk Enk, P1, indicatief en TT uit.)

New cards
38

incorporerende talen

incorporation wil zeggen dat in het werkwoord een hele reeks woorddelen (o.a. equivalent met zelfstandige naamwoorden) als het ware ingesloten worden, waardoor een complexe term ontstaat die als het ware tegelijk woord en zin is

(bv. Yana: ya-  ba-  hau-  si

‘brand-meerv.-oost-  3’

‘ze branden in het Oosten’ )

New cards
39

polysynthetische talen

= incorporerende talen. Woorden bestaan uit hele reeks woorddelen waarvan er een aantal concrete betekenissen uitdrukken die in talen zoals het Nederlands meestal door afzonderlijke woorden worden uitgedrukt.

Bv. bepaalde inheemse talen uit Noord-Amerika

New cards
40

analytische talen / synthetische talen

Verschillende woorden gebruiken om weer te geven wat een synthetische taal in één woord uitdrukt

Frans: sur la terra = Latijn: humi

Frans= analytisch

Latijn = synthetisch

New cards
41

syntaxis

Talen opdelen obv woordvolgorde

New cards
42

SVO-taal

Taal die zinstructuur van subject (onderwerp)-verb (werkwoord) -object (voorwerp) volgt

New cards
43

absolute universalia

kenmerken, verschijnselen of principes die letterlijk voor alle talen gelden.

New cards
44

statistische universalia (illustreer met een vb)

In 95 procent van de al beschreven talen komt het subject voor het object, het is een generalisatie dieniet voor alle, maar voor vele talen geldt

New cards
45

voorwaardelijke universalia (illustreer met een vb)

Voor alle talen T geldt: als T heeft P, dan T heeft Q. Een bekend voorbeeld is het verband tussen dezinspatronen SVO, VSO en SOV en de plaats van de voorzetsels. In de Nederlandse woordgroep ‘in de aula’ is ‘in’ een voorzetsel omdat het vooraan in de woordgroep staat. Toch kunnen gelijkwaardige woorden in andere talen (zoals het Japans) achteraan staan

New cards
46

onvoorwaardelijke universalia (illustreer met een vb)

Voor alle talen T geldt: T heeft de eigenschap P

New cards
47

implicatieve universalia (illustreer met een vb)

= voorwaardelijke universalia (bv. Het verband tussen zinspatronen SVO, VSO, SOV en de plaatsing van de voorzetsels)

New cards
48

preposities

voorzetsels (Als een taal met VSO werkt, zijn er zo goed als altijd voorzetsels. m.a.w., als het V voor O staat, zijn er voorzetsels.)

New cards
49

postposities

achterzetsels (Als een taal het zinspatroon SOV heeft, zijn er zo goed als altijd achterzetsels. m.a.w. als het V na het O komt, zijn er achterzetsels.)

New cards
50

adposities

Verzamelnaam voor voor-en achterzetsels (pre- en postposities)

New cards
51

absolute onvoorwaardelijke universalia (illustreer met vb)

Alle talen vertonen eigenschap X (bv. Alle talen dienen om te communiceren)

New cards
52

statistische onvoorwaardelijke universalia (illustreer met vb)

De meeste talen vertonen eigenschap X. (bv. In de meeste talen gaat het onderwerp / subject (S) van de zin vooraf aan het lijdend voorwerp / object (O): SO)

New cards
53

absolute voorwaardelijke universalia (illustreer met vb)

Als de taal eigenschap X vertoont, vertoont ze ook eigenschap Y. (Bv. Als een taal nasale klinkers heeft, dan heeft ze ook orale   klinkers cf. Frans: an / canne ; on / bol; pain / paix; un / une)

New cards
54

statistische voorwaardelijke universalia (illustreer met vb)

als een taal eigenschap X vertoont, zal ze ertoe neigen ook eigenschap Y te vertonen

(bv. Als een taal SOV heeft, dan heeft die taal bijna altijd achterzetsels.)

New cards

Explore top notes

note Note
studied byStudied by 1167 people
Updated ... ago
4.9 Stars(15)
note Note
studied byStudied by 16 people
Updated ... ago
5.0 Stars(1)
note Note
studied byStudied by 151 people
Updated ... ago
5.0 Stars(1)
note Note
studied byStudied by 18 people
Updated ... ago
5.0 Stars(1)
note Note
studied byStudied by 90 people
Updated ... ago
5.0 Stars(2)
note Note
studied byStudied by 1 person
Updated ... ago
5.0 Stars(1)
note Note
studied byStudied by 45 people
Updated ... ago
5.0 Stars(1)
note Note
studied byStudied by 122063 people
Updated ... ago
4.8 Stars(560)

Explore top flashcards

flashcards Flashcard78 terms
studied byStudied by 17 people
Updated ... ago
5.0 Stars(1)
flashcards Flashcard20 terms
studied byStudied by 1 person
Updated ... ago
5.0 Stars(1)
flashcards Flashcard22 terms
studied byStudied by 109 people
Updated ... ago
5.0 Stars(1)
flashcards Flashcard44 terms
studied byStudied by 47 people
Updated ... ago
5.0 Stars(2)
flashcards Flashcard27 terms
studied byStudied by 33 people
Updated ... ago
5.0 Stars(2)
flashcards Flashcard22 terms
studied byStudied by 2 people
Updated ... ago
5.0 Stars(1)
flashcards Flashcard115 terms
studied byStudied by 89 people
Updated ... ago
5.0 Stars(1)