1/98
Looks like no tags are added yet.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
|---|
No study sessions yet.
Sociale psychologie
Is de wetenschappelijke studie van de manier waarop gedachten, handelingen en gevoelens van mensen beïnvloed worden door de feitelijke of voorgestelde aanwezigheid van andere mensen
Sociale beïnvloeding
Is het proces waarbij de gedachten, gevoelens of het gedrag van een persoon worden veranderd door de aanwezigheid, acties of woorden van anderen
Automatische beïnvloeding
We gaan automatisch beïnvloed worden, dit gebeurt snel, zonder bewuste aandacht en is moeilijk om te onderbreken
Kameleoneffect
We gaan mensen gaan imiteren zonder dat we daar bewust van zijn
Conformeren
We passen onze gedachten, gevoelens en gedrag aan aan de groepsnorm
Informationele beïnvloeding
We gaan het gedrag van andere beschouwen als een goede manier om aan informatie te geraken en te beoordelen of onze persoonlijke norm correct is
Normatieve invloed
Personen willen zich opgenomen voelen in de groep/niet scheef bekeken/uitgesloten worden omdat ze afwijken van de norm
Publieke conformiteit
Je gaat het standpunt van het publiek niet aanvaarden, je gaat er niet mee akkoord, maar je past je gedrag wel oppervlakkig aan om niet uitgesloten te worden
Salience network
Een alarmsysteem in je brein dat actief wordt bij het gevoel van uitsluiting
Inwilliging
Het betekent dat we instemmen met de verzoeken van anderen, hier gaat het om een expliciete vraag
Voet-tussen-de-deur-techniek
We krijgen de vraag om op een grotere gunst in te gaan nadat we eerst gevraagd werden voor een kleiner verzoek
Deur-in-het-gezicht-techniek
Je gaat eerst om een te grote gunst vragen, om erna voor een kleinere (de echte) gunst te vragen
Wederkerigheidsnorm
Na het afzien van het 1ste verzoek te weigeren, voelt men zich moreel verplicht om ‘de toegeving’ te doen bij verzoek 2
Zodra-de-bal-aan-het-rollen-is-techniek
Eerst wordt er een beperkt engagement gevraagd, hierna wanneer dit geaccepteerd is komt de echte toedracht van de vraag naar boven
Dat-is-nog-niet-alles-techniek
Na een eerste matig bod komt een beter bod (korting/bonus)
Blinde gehoorzaamheid
Bevelen opvolgen zonder zelf na te denken over juist/fout omdat het een autoriteitsfiguur is die de bevelen geeft
Agentic shift
Pp gaven verantwoordelijkheid voor eigen acties af en werden uitvoerders van proefleiders
Demand compliance
Mensen die deelnemen aan een onderzoek zullen vaak achterhalen waar het echt over gaat en ze zullen proberen te voldoen aan die verwachtingen
Attitudevaccinatie
Personen weten op voorhand het standpunt van de spreker, hierdoor kunnen ze beter weerstand bieden aan een aanval op hun attitude want de personen kunnen al tegenargumenten gaan zoeken
Psychologische reactantie
De informatie dat iemand onze attitudes wil veranderen werkt soms motiverend omdat we ons dan gaan verzetten tegen de beïnvloeding
Conversion theory
Basis van theorie: in welke omstandigheden kan een minderheid een meerderheid beïnvloeden
Eigenzinnigheidskrediet
Bij een afwijkende mening kun je best eerst gaan conformeren aan de groep, om daarna je echte mening te tonen, dit helpt omdat er dan meer kans is om later gevolgd te worden en geeft je een soort van krediet
Subassertief gedrag
Je gaat je eigen helemaal wegcijferen, je respect naar jezelf gaat ontbreken
Agressief gedrag
Je streeft je eigenbelang na, zonder rekening te houden met iemand anders, het respect tegenover anderen ontbreekt
Evasief gedrag
je zoekt een uitvlucht om geen contact met anderen te hebben
Assertief gedrag
Je spreekt vanuit de Ik-boodschap, waar de 4G’S belangrijk zijn (gevoel, gedrag, gevolg, alternatief gevolg)
Doordrukken of forceren
Vooral oog voor eigen belang, houdt weinig rekening met wat anderen willen
Compromis sluiten
Beide toegeven, maar je ziet ertoe toe dat je eigenbelang niet te veel geschaad wordt
Vermijden
Neemt afstand, komt niet op voor je eigen belang, maar gaat ook niet mee in het verhaal van de anderen
Samenwerken
Probeert oplossingen te vinden voor alle betrokkenen, open communicatie en actief luisteren is essentieel
Toegeven
Je schikt je naar de anderen en zet je eigenbelang opzij
Sociale cognitie
Verwijst naar de studie van de mentale processen die sociaal gedrag bepalen
Causale attributies
Denkprocessen waarbij iemand op zoek gaat naar de verklaring voor geobserveerd gedrag
Interne attributie
Zoekt oorzaak gedrag in eigenschappen van de persoon zelf
Externe attributie
Zoekt oorzaak gedrag in de omgeving/toeval
Fundamentele attributiefout
Mensen zijn geneigd om vaker interne attributies te maken dan externe
Covariatieprincipe
Het idee dat we gedrag verklaren door te kijken welke factor aanwezig is als het gedrag zich voordoet en welke afwezig is wanneer het gedrag afwezig is
Persoonsattributie
Is intern, want de oorzaak wordt gezocht in de persoon die het gedrag vertoont
Stimilusattributie
Extern, want de oorzaak wordt gezocht in de stimulus tegenover wie het gedrag vertoont
Omstandigheidsattributie
Extern, want de oorzaak wordt gezocht in de situatie
Attitude
Gedefinieerd als iemands algemene houding ten opzichte van een bepaald iets
Evaluatieve conditionering
Het treedt op wanneer een positieve/negatieve prikkel geregeld tegelijk aangeboden wordt met een andere prikkel
Operante conditionering
Er is een gedragsverandering doordat er een relatie is tussen een gedrag en een positief/negatief gevolg
Sociale leertheorie
We leren gedrag aan door modellen te observeren en imiteren
Sociale vergelijkingstheorie
We toetsen ons gedrag en attitudes af aan wat anderen doen en vinden, om zo te beoordelen of we goed bezig zijn
Similariteitstendens
We vergelijken onszelf vooral met mensen die op ons lijken en dicht bij ons staan
Opwaartse vergelijkingstendens
We vergelijken onszelf met anderen die net iets beter zijn dan wij
Neerwaartse vergelijkingstendens
We vergelijken onszelf met anderen die het minder goed doen dan wij
Mere exposure effect
De herhaalde blootstelling aan een stimulus leidt tot een positievere attitude
Plafondeffect
Wanneer we de prikkel te veel zien, kan ons oordeel negatief worden
Systeem 1-denken
Is snel en schat snel situaties in, waardoor het ook snel besluiten maakt. Dit is handig in gevaarlijke situaties maar er is wel meer kans op fouten
Systeem 2-denken
Trager en kost meer inspanning, het gaat logisch redeneren en controleert de eigen gedachtegang waardoor de kans op juiste conclusies veel groter zijn
Perifere overredingsroute
Informatie snel en oppervlakkig verwerken, we gaan ons niet volledig concentreren en laten leiden door onze emoties
Centrale overredingsroute
Actiever en bewustere met informatie omgaan, de inhoud en kwaliteit van de argumenten worden belangrijk. De route vraagt veel inspanningen en we gebruiken deze enkel wanneer we het onderwerp echt belangrijk vinden
Eleboration likelihood model
Voorspelt wanneer we de centrale of perifere overredingsroute zullen gebruiken
The good mood effect
Mensen een goed gevoel geven verhoogt de kans dat je hun kunt overtuigen
Behoefte aan afsluiting
Verlangen naar duidelijkheid, je wil snel een mening vormen over iets en sterk aan deze overtuiging blijven vasthouden
Seizing
De behoefte om zo snel mogelijk te willen beslissen
Freezing
De behoefte om bij een besluit te blijven eenmaal de keuze gemaakt is
Behoefte aan cognitie
Verwijst naar de mate waarin iemand graag nadenkt over problemen, oplossingen zoekt en moeilijke opdrachten verkiest boven makkelijke
Theory of planned behavior
Attitudes leiden niet rechtstreek tot gedrag, maar soms tot een intentie (het voornemen om bepaald gedrag te stellen)
Cognitieve consonantie
We streven van nature naar een evenwichtssituatie waarin onze overtuigingen overeenkomen met elkaar en met ons gedrag
Cognitieve dissonantie
Er is een onevenwicht tussen bepaalde attitudes en overtuiging en wat je doet
Publiekseffect
De aanwezigheid van anderen heeft een invloed op onze prestaties en ons gedrag
Sociale facilitatie
De aanwezigheid van anderen hebben een positieve invloed op ons gedrag en prestaties
Sociaal parasiteren of social loafing
We presteren minder goed in groep dan alleen
Free-rider effect
Je gaat ervan uit dat iemand anders in de groep het groepsdoel wel zal behalen
Sucker effect
Je bent van mening dat als niemand in de groep iets doet, dat je zelf ook geen inspanning gaat doen
Sociale compensatie
Leden spannen zich extra in wanneer sommige leden om één of andere reden minder kunnen bijdragen dan dat de groep nodig heeft
Sociale belemmering
De aanwezigheid van anderen heeft een negatieve invloed op ons gedrag en prestaties
Sociale durf
De anonimiteit van de groep zorgt voor een veilige omgeving wat de individuele prestaties stimuleert
Sociale activeringstheorie
De vraag of er faciliteit/belemmering optreedt heeft in sterke mate te maken met het feit dat de aanwezigheid van anderen vaak zorgt voor arousal
Arousal
Je fysiologische opwinding/algemene activeringstoestand
Verwachte evaluatietheorie
Er is pas een toename van arousal wanneer de ander ons ook evalueert
Evaluatievrees
De bezorgdheid over hoe anderen je gedrag gaan beoordelen
Distractie-conflicttheorie
Gaat ervan uit dat er soms stimuli zijn die de aandacht van een taak kunnen afleiden
Deïndividuatie
Mensen verliezen hun persoonlijke identiteit doordat ze opgaan in de groep
Demand characteristics
De studie heeft kenmerken waardoor deelnemers kunnen raden wat het doel van het experiment is
Klassieke deïndividuatietheorie
Deze theorie stelt dat sommige remmingen door anonimiteit wegvallen
SIDE-model
Verklaringsmodel dat ervan uitgaat dat het afhangt van de eigenschappen van de groep of anonimiteit positieve of negatieve gevolgen heeft
Procesverlies
Dat is als een groep slechter presteert dan individuele leden
Additieve taken
Het groepsresultaat is gelijk aan de som van de individuele prestaties
Disjunctieve taken
Taken waarbij een oplossing gevonden moet worden voor een probleem, er is dus maar 1 beste resultaat
Conjunctieve taken
Elk groepslid heeft een specifieke bijdrage, die nodig is om tot een goed resultaat te komen
Goal setting theory
Motivatietheorie die inzicht geeft in hoe groepsprestaties verbeterd worden, het doel dat wordt nagestreefd is van belang
Smart
Aantal voorwaarden waaraan een goed omschreven taak/doel moet voldoen om het tot een goed einde te brengen
Specifiek
Opdracht moet duidelijk en concreet geformuleerd zijn, zo weten de uitvoerders goed wat van hen verwacht wordt
Meetbaar
De doelen moeten precies bepaald zijn zodat de resultaten er goed mee vergeleken kunnen worden
Aanvaardbaar
De opdracht moet de uitvoerders gaan motiveren, zodat ze meewerken. Dit kan door de opdracht uitdagender te maken, maar wel haalbaar
Realistisch
De uitvoerders moeten het gevoel hebben dat het doel haalbaar is
Tijdgerelateerd
Er moet een duidelijk tijdspad en of deadline aanwezig zijn zodat de deelnemers hun werk goed kunnen plannen
Groepscohesie
De mate waarin een groep samenhangt
Groepsdenken
De drang naar cohesie en consensus in een groep is zo groot dat de groepsleden minder kritisch gaan nadenken
Brainstormen
Een groep zoekt samen het beste idee voor een probleem
Zelfsturend team
De groep is gezamenlijk verantwoordelijk om een bepaalde opdracht tot een goed eind te brengen
Taakgericht leiderschap
Taken gericht op het bereiken van resultaten
Relatiegericht leiderschap
Taken gericht op het maken van relaties binnen een groep
Contingentiemodel
Het hangt af van de situatie welke stijl het meest effectief is
LPC-score
“Least prefered coworker” test waarin je de persoon beschrijft aan de hand van 18 vragen met wie je het minst graag werkte, hier komt dan een score uit