1/99
Looks like no tags are added yet.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
|---|
No study sessions yet.
hydrofiele moleculen
moleculen die water aantrekken
hydrofobische moleculen
moleculen die water afstoten
cohesief
water hangt aan elkaar door waterstofbindingen
adhesief
water kan kleven aan oppervlaktes
buffer
verhindert grote veranderingen in pH door waterstofionen te verwijderen of af te geven
dehydratatie
vorming van molecule
hydrolyse
afbraak van molecule
steroïde
kleine lipide moleculen, werkt als chemische boodschapper
emulsificatie
zorgt ervoor dat vet kan mengen met water
verzadigde vetten
meestal van dierlijke oorsprong, heeft geen dubbele bindingen
onverzadigde vetten
meestal van plantaardige oorsprong, heeft dubbele bindingen
transvetzuur
waterstof bevinden zich aan tegengestelde zijde van de binding (bij lipide)
peptidebinding
covalente binding tussen 2 aminozuren
denaturatie
proteïne ondergaat een verandering in structuur waardoor hij zijn functie verliest
mRNA
tijdelijke kopie van DNA
tRNA
helpt met de vertaling van mRNA
rRNA
enzym op peptide verbindingen te vormen
cel
basiseenheid van leven
resolutie
mogelijkheid om onderscheid te maken tussen 2 aangrenzende punten
prokaryoten cellen
...hebben geen nucleus en geen organellen. zitten in bacteriën en archaea
eukaryoten cellen
...hebben een nucleus en organellen. zitten in dieren, planten en schimmels
plasmamembraan
dubbele fosfolipide laag
glycoproteïne
bevestigd aan buitenoppervlakte van sommige eiwitmoleculen in plasmamembraan. fungeren als een soort smeermiddel voor de cel en werken als receptor voor extracellulaire verbindingen
glycolipide
bevestigd aan buitenoppervlakte van sommige lipide moleculen in plasmamembraan. fungeren als een soort smeermiddel voor de cel en werken als receptor voor extracellulaire verbindingen
aquaporins
kanaal dat watermoleculen toe staat om vrij heb plasmamembraan te kruisen
diffusie
beweging van moleculen van een hoge concentratie naar een lage concentratie
osmose
verspreiding van watermoleculen over het plasmamembraan, afhankelijk van toniciteit
isotoon
oplossing met gelijke hoeveelheid opgeloste deeltjes en water binnen en buiten het membraan
hypotoon
oplossing met minder opgeloste deeltjes en hogere concentratie water dan aan de binnenkant van de cel
lysis
barsten van cellen door hypotonisch te zijn
hypertoon
oplossing met meer opgeloste deeltjes en minder water dan aan de binnenkant van de cel
crenation
verschrompeling van cellen
gefaciliteerd transport
vervoert moleculen door proteïnedragers (van hoog naar laag)
actief transport
vervoert moleculen van lage concentratie naar hoge concentratie; hiervoor zijn eiwitdragers nodig en ATP
bulk transport
vervoeren van grote moleculen
endocytose
transport van moleculen van buiten de cel naar binnen de cel
fagocytose
omsluiting van vaste deeltjes
pinocytose
omsluiting van kleine moleculen en vloeistof
receptor gemedieerde endocytose
endocytose van specifieke moleculen
exocytose
transport van moleculen naar buiten de cel
chromatine
combinatie van DNA moleculen en eiwitten
nucleoplasma
omgeeft chromatine
chromosoom
bestaat uit 2 chromatine en is verantwoordelijk voor genetische info door te geven
genen
segmenten van DNA die info bevatten over de productie van specifieke eiwtiien
nucleolus
kern binnen de celkern
nucleaire envelop
dubbelmembraan dat nucleolus scheidt van cytoplasma
ribosoom
organel dat bestaat uit eiwitten en rRNA
polyribosomen
ribosomen die in groep optreden buiten het ruw ER
endoplasmatisch reticulum
vormt transportblaasjes waarin grote moleculen naar andere delen van de wel worden getransporteerd
golgi apparaat
ontvangt eiwitten en lipide van het ER, betrokken bij processen, verpakken en uitscheiden
lysosomen
membraanzakjes geproduceerd door het golgi apparaat
cytoskelet
eiwitvezels die het cytoplasma doorkruisen
ciliary diskinesia
trilharen en flagellen zijn niet correct gevormd waardoor ze niet kunnen bewegen (genetische aandoening)
extracellulair matrix
meshwork van eiwitten en polysacharide in nauwe samenwerking met cel die ze heeft geproduceerd
fibronecitne
kleverig wit dat zich aan een eiwit bind in het plasmamembraan
integrin
integraal membraaneiwit die verbindingen maakt met fibronectine externe en met actine cytoskelet intern. speelt een rol in bij het signaleren van cellen
proteoglycanen
aminosuikers en ECM die meerdere polysacharide vormen, die zich hechten aan een eiwit. beïnvloeden proces van cel signalering
desmosomen
adhesieknooppunten
metabolisme
som van alle chemische reacties die in het lichaam gebeuren
enzymen
soort van metabolische assistenten die snelheid van chemische reacties doet versnellen
active site
specifieke locatie waar enzymen op inwerken
coenzymen
niet-eiwitmoleculen dis de activiteit van een enzymen kunne versterken
fermentatie
celademhaling als er geen zuurstof aanwezig is
weefsel
groep vergelijkbare cellen
lacunea
kleine kamers verspreid door een solide, flexibel matrix
hyaline kraakbeen
kraakbeen dat bestaat uit fijne collageenvezels
elastisch kraakbeen
kraakbeen dat bestaat uit veel elastische vezels (is flexibel)
fibrokraakbeen
kraakbeen dat bestaat uit sterke collageenvezels
neuroglia
verzameling van cellen die neuronen ondersteunen
oligodendrocyten
vormen myeline in het CZS
astrocyten
leveren voedingstoffen aan neuronen
microglia
verwijdere pathogenen van het CZS
schwann cell
vormt myeline in het PZS
basement membraan
dunne laag van verschillende soorten koolhydraten en eiwitten die het epitheel verankert aan onderliggend bindweefsel
integumentair systeem
wordt gevormd door de huid en zijn accessoire organen
epidermis
dunne buitensta laag van de huid
keratinocyten
cellen in de bovenste laag zijn door en worden gevuld met keratine, fungeren als waterdichte barrière
langerhans cellen
soort witte bloed cellen die in de epidermis liggen
melanocyten
produceren melanine
caroteen
aanwezig in epidermale cellen en dermis, zorgt voor gelige tint
autografting
huidtransplantatie met huid van de eigen patiënt
allografting
huidtransplantatie met huid van een andere persoon
basale cel carcinoom
meest voorkomende vorm van huidkanker (minst gevaarlijk)
melanoom
meest dodelijke vorm van huidkanker
dermis
regio van dicht vezelig bindweefsel vlak onder de epidermis
orgaan
2 of meer weefseltypes die naar een bepaalde functie toewerken
orgaansysteem
combinatie van organen die samenwerken om een bepaalde functie uit te voeren
slijmvliezen
epitheel bevat speciale cellen die slijm secreten, beschermt lichaam tegen bacteriën en virussen
sereuze membranen
geven waterige stof af die de membranen soepel houd, worden vernoemt naar hun functie
pleura
sereus membraan van de longen
buikvlies/peritoneum
sereus membraan van de buikholte en organen
hartzakje/pericardum
sereus membraan van het hart
synoviale membranen
bedekken holtes van vrij beweegbare gewrichten, soort glijmiddel
meningitis
ontsteking van de hersenvliezen
homeostase
vermogen om een relatief constante interne omgeving in het lichaam te behouden
arterie
bloedvat dat bloed wegvoert van het hart in de richting van capillaire
arteriolen
smalle slagaders dat voornamelijk bestaat uit glad spierweefsel
vaso relaxatie
relaxatie van spierweefsel in bloedvaten
vaso constrictie
contractie van het spierweefsel in bloedvaten
arterioveneuse shunt
pre-capillaire sfincter controleert bloed flow door het capillaire bed