menselijke biologie en genetica

0.0(0)
studied byStudied by 1 person
0.0(0)
full-widthCall Kai
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
GameKnowt Play
Card Sorting

1/99

encourage image

There's no tags or description

Looks like no tags are added yet.

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

100 Terms

1
New cards

hydrofiele moleculen

moleculen die water aantrekken

2
New cards

hydrofobische moleculen

moleculen die water afstoten

3
New cards

cohesief

water hangt aan elkaar door waterstofbindingen

4
New cards

adhesief

water kan kleven aan oppervlaktes

5
New cards

buffer

verhindert grote veranderingen in pH door waterstofionen te verwijderen of af te geven

6
New cards

dehydratatie

vorming van molecule

7
New cards

hydrolyse

afbraak van molecule

8
New cards

steroïde

kleine lipide moleculen, werkt als chemische boodschapper

9
New cards

emulsificatie

zorgt ervoor dat vet kan mengen met water

10
New cards

verzadigde vetten

meestal van dierlijke oorsprong, heeft geen dubbele bindingen

11
New cards

onverzadigde vetten

meestal van plantaardige oorsprong, heeft dubbele bindingen

12
New cards

transvetzuur

waterstof bevinden zich aan tegengestelde zijde van de binding (bij lipide)

13
New cards

peptidebinding

covalente binding tussen 2 aminozuren

14
New cards

denaturatie

proteïne ondergaat een verandering in structuur waardoor hij zijn functie verliest

15
New cards

mRNA

tijdelijke kopie van DNA

16
New cards

tRNA

helpt met de vertaling van mRNA

17
New cards

rRNA

enzym op peptide verbindingen te vormen

18
New cards

cel

basiseenheid van leven

19
New cards

resolutie

mogelijkheid om onderscheid te maken tussen 2 aangrenzende punten

20
New cards

prokaryoten cellen

...hebben geen nucleus en geen organellen. zitten in bacteriën en archaea

21
New cards

eukaryoten cellen

...hebben een nucleus en organellen. zitten in dieren, planten en schimmels

22
New cards

plasmamembraan

dubbele fosfolipide laag

23
New cards

glycoproteïne

bevestigd aan buitenoppervlakte van sommige eiwitmoleculen in plasmamembraan. fungeren als een soort smeermiddel voor de cel en werken als receptor voor extracellulaire verbindingen

24
New cards

glycolipide

bevestigd aan buitenoppervlakte van sommige lipide moleculen in plasmamembraan. fungeren als een soort smeermiddel voor de cel en werken als receptor voor extracellulaire verbindingen

25
New cards

aquaporins

kanaal dat watermoleculen toe staat om vrij heb plasmamembraan te kruisen

26
New cards

diffusie

beweging van moleculen van een hoge concentratie naar een lage concentratie

27
New cards

osmose

verspreiding van watermoleculen over het plasmamembraan, afhankelijk van toniciteit

28
New cards

isotoon

oplossing met gelijke hoeveelheid opgeloste deeltjes en water binnen en buiten het membraan

29
New cards

hypotoon

oplossing met minder opgeloste deeltjes en hogere concentratie water dan aan de binnenkant van de cel

30
New cards

lysis

barsten van cellen door hypotonisch te zijn

31
New cards

hypertoon

oplossing met meer opgeloste deeltjes en minder water dan aan de binnenkant van de cel

32
New cards

crenation

verschrompeling van cellen

33
New cards

gefaciliteerd transport

vervoert moleculen door proteïnedragers (van hoog naar laag)

34
New cards

actief transport

vervoert moleculen van lage concentratie naar hoge concentratie; hiervoor zijn eiwitdragers nodig en ATP

35
New cards

bulk transport

vervoeren van grote moleculen

36
New cards

endocytose

transport van moleculen van buiten de cel naar binnen de cel

37
New cards

fagocytose

omsluiting van vaste deeltjes

38
New cards

pinocytose

omsluiting van kleine moleculen en vloeistof

39
New cards

receptor gemedieerde endocytose

endocytose van specifieke moleculen

40
New cards

exocytose

transport van moleculen naar buiten de cel

41
New cards

chromatine

combinatie van DNA moleculen en eiwitten

42
New cards

nucleoplasma

omgeeft chromatine

43
New cards

chromosoom

bestaat uit 2 chromatine en is verantwoordelijk voor genetische info door te geven

44
New cards

genen

segmenten van DNA die info bevatten over de productie van specifieke eiwtiien

45
New cards

nucleolus

kern binnen de celkern

46
New cards

nucleaire envelop

dubbelmembraan dat nucleolus scheidt van cytoplasma

47
New cards

ribosoom

organel dat bestaat uit eiwitten en rRNA

48
New cards

polyribosomen

ribosomen die in groep optreden buiten het ruw ER

49
New cards

endoplasmatisch reticulum

vormt transportblaasjes waarin grote moleculen naar andere delen van de wel worden getransporteerd

50
New cards

golgi apparaat

ontvangt eiwitten en lipide van het ER, betrokken bij processen, verpakken en uitscheiden

51
New cards

lysosomen

membraanzakjes geproduceerd door het golgi apparaat

52
New cards

cytoskelet

eiwitvezels die het cytoplasma doorkruisen

53
New cards

ciliary diskinesia

trilharen en flagellen zijn niet correct gevormd waardoor ze niet kunnen bewegen (genetische aandoening)

54
New cards

extracellulair matrix

meshwork van eiwitten en polysacharide in nauwe samenwerking met cel die ze heeft geproduceerd

55
New cards

fibronecitne

kleverig wit dat zich aan een eiwit bind in het plasmamembraan

56
New cards

integrin

integraal membraaneiwit die verbindingen maakt met fibronectine externe en met actine cytoskelet intern. speelt een rol in bij het signaleren van cellen

57
New cards

proteoglycanen

aminosuikers en ECM die meerdere polysacharide vormen, die zich hechten aan een eiwit. beïnvloeden proces van cel signalering

58
New cards

desmosomen

adhesieknooppunten

59
New cards

metabolisme

som van alle chemische reacties die in het lichaam gebeuren

60
New cards

enzymen

soort van metabolische assistenten die snelheid van chemische reacties doet versnellen

61
New cards

active site

specifieke locatie waar enzymen op inwerken

62
New cards

coenzymen

niet-eiwitmoleculen dis de activiteit van een enzymen kunne versterken

63
New cards

fermentatie

celademhaling als er geen zuurstof aanwezig is

64
New cards

weefsel

groep vergelijkbare cellen

65
New cards

lacunea

kleine kamers verspreid door een solide, flexibel matrix

66
New cards

hyaline kraakbeen

kraakbeen dat bestaat uit fijne collageenvezels

67
New cards

elastisch kraakbeen

kraakbeen dat bestaat uit veel elastische vezels (is flexibel)

68
New cards

fibrokraakbeen

kraakbeen dat bestaat uit sterke collageenvezels

69
New cards

neuroglia

verzameling van cellen die neuronen ondersteunen

70
New cards

oligodendrocyten

vormen myeline in het CZS

71
New cards

astrocyten

leveren voedingstoffen aan neuronen

72
New cards

microglia

verwijdere pathogenen van het CZS

73
New cards

schwann cell

vormt myeline in het PZS

74
New cards

basement membraan

dunne laag van verschillende soorten koolhydraten en eiwitten die het epitheel verankert aan onderliggend bindweefsel

75
New cards

integumentair systeem

wordt gevormd door de huid en zijn accessoire organen

76
New cards

epidermis

dunne buitensta laag van de huid

77
New cards

keratinocyten

cellen in de bovenste laag zijn door en worden gevuld met keratine, fungeren als waterdichte barrière

78
New cards

langerhans cellen

soort witte bloed cellen die in de epidermis liggen

79
New cards

melanocyten

produceren melanine

80
New cards

caroteen

aanwezig in epidermale cellen en dermis, zorgt voor gelige tint

81
New cards

autografting

huidtransplantatie met huid van de eigen patiënt

82
New cards

allografting

huidtransplantatie met huid van een andere persoon

83
New cards

basale cel carcinoom

meest voorkomende vorm van huidkanker (minst gevaarlijk)

84
New cards

melanoom

meest dodelijke vorm van huidkanker

85
New cards

dermis

regio van dicht vezelig bindweefsel vlak onder de epidermis

86
New cards

orgaan

2 of meer weefseltypes die naar een bepaalde functie toewerken

87
New cards

orgaansysteem

combinatie van organen die samenwerken om een bepaalde functie uit te voeren

88
New cards

slijmvliezen

epitheel bevat speciale cellen die slijm secreten, beschermt lichaam tegen bacteriën en virussen

89
New cards

sereuze membranen

geven waterige stof af die de membranen soepel houd, worden vernoemt naar hun functie

90
New cards

pleura

sereus membraan van de longen

91
New cards

buikvlies/peritoneum

sereus membraan van de buikholte en organen

92
New cards

hartzakje/pericardum

sereus membraan van het hart

93
New cards

synoviale membranen

bedekken holtes van vrij beweegbare gewrichten, soort glijmiddel

94
New cards

meningitis

ontsteking van de hersenvliezen

95
New cards

homeostase

vermogen om een relatief constante interne omgeving in het lichaam te behouden

96
New cards

arterie

bloedvat dat bloed wegvoert van het hart in de richting van capillaire

97
New cards

arteriolen

smalle slagaders dat voornamelijk bestaat uit glad spierweefsel

98
New cards

vaso relaxatie

relaxatie van spierweefsel in bloedvaten

99
New cards

vaso constrictie

contractie van het spierweefsel in bloedvaten

100
New cards

arterioveneuse shunt

pre-capillaire sfincter controleert bloed flow door het capillaire bed