Studied by 0 people
Looks like no one added any tags here yet for you.
het kleur
il colore
grijs
grigio
wit
bianco
zwart
nero
oranje
arancione
roze
rosa
bruin
marrone
geel
giallo
donkerblauw
blu scuro
lichtblauw
blu chiaro
blauw
blu
groen
verde
rood
rosso
kleren
i vestiti
een vlek
una macchia
een mantel
un cappotto
un jas
una giacca
een zak
una borsa
schoenen
scarpe
een broek
un paio di pantaloni
een bloes
una camicetta
een shirt
una camicia
kan ik u helpen?
posso aiutarla?
ik kijk alleen maar
guardo solo - sto solo guardando
zoeken
cercare
het spijt me
mi dispiace
kopen
comprare
ik wil graag x kopen
vorrei comprare x
heb je een postzegel nodig?
Avete bisogno di un francobollo?ik wil
een postzegel
un francobollo
ik wil graag postzegels
vorrei francobelli
ik wil graag deze postkaart kopen
vorrei comprare questa cartolina?
een postkaart
una cartolina
ik heb een postzegel nodig
ho bisogno di un francobollo
heb je nog iets anders nodig?
ha bisogno di altro?
de namiddag
il pomeriggio
kan je deze namiddag om 5 uur terugkomen?
Può tornare oggi pomeriggio alle cinque
wanneer sluit de winkel?
quando chiude il negozio?
de middag
il mezzogiorno
middernacht
mezzonotte
Het is een tijdje geleden
e passato un po’ di tempo
andare: futuro semplice
een t-shirt
una maglietta
de zonnebril
gli occhiali da sole
ik ben op zoek naar een zonnebril
sto cercando degli occhiali da sole
hoeveel kost deze zonnebril?
Quanto costano questi occhiali da sole?
wanneer opent de kerk?
quando apre la chiesa? - a che ora apre la chiesa?
op welk uur
a che ora
het toeristen kantoor
l'ufficio del turismo
wat kan je hier doen?
cosa si può fare qui?
Note 
Flashcard (33)