1/97
Looks like no tags are added yet.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
|---|
No study sessions yet.
Anatomie van het zenuwstelsel
De studie van de structuur en organisatie van het zenuwstelsel, inclusief de cerebrale cortex, zintuigen, motoriek, emotie, geheugen, taal, aandacht, en asymmetrie van functies.
Cortex
Het buitenste gedeelte van de hersenen, verantwoordelijk voor hoge cognitieve functies en deelnemend aan de verwerking van zintuiglijke informatie.
Frenologie
Een pseudowetenschappelijke theorie van F.J. Gall die suggereert dat karakter en mentale capaciteiten afleesbaar zijn aan de structuur van de schedel.
Broca en Wernicke
Onderzoekers die in de 19e eeuw ontdekte dat functies in de cortex gelokaliseerd zijn, vooral in gebieden die betrokken zijn bij spraak en taal.
Centraal zenuwstelsel (CZS)
Bestaat uit de hersenen en het ruggenmerg, verantwoordelijk voor de verwerking van informatie en de coördinatie van reacties.
Perifere zenuwstelsel (PZS)
Het gedeelte van het zenuwstelsel dat de centrale zenuwstelsel verbindt met de rest van het lichaam, inclusief het somatische en autonome zenuwstelsel.
Sympathisch zenuwstelsel
De tak van het autonome zenuwstelsel die het lichaam voorbereidt op een vecht-of-vlucht reactie en dus fysieke activiteit stimuleert.
Parasympathisch zenuwstelsel
De tak van het autonome zenuwstelsel die verantwoordelijk is voor rust en herstel, en het bevorderen van vegetatieve functies.
Somatisch zenuwstelsel
De tak van het perifere zenuwstelsel die verantwoordelijk is voor vrijwillige controle over de spieren en communicatie met de buitenwereld.
Autonoom zenuwstelsel
De tak van het perifere zenuwstelsel die verantwoordelijk is voor onbewuste functies, zoals hartslag en spijsvertering.
Dorsaal
Aan de rugkant, vaak gebruikt om de positie van structuren in de hersenen aan te geven.
Ventrraal
Aan de buikzijde, vaak gebruikt om de positie van structuren in de hersenen aan te geven.
Hersenvliezen
De membranen die de hersenen omhullen en beschermen, bestaande uit drie lagen: dura mater, arachnoid en pia mater.
Cerebrospinale vloeistof (CSF)
Vloeistof die de hersenen en het ruggenmerg omgeeft en beschermt, evenals de aan- en afvoer van stoffen regelt.
Hydrocephalus
Een aandoening waarbij de normale stroom van cerebrospinale vloeistof verstoord is, wat leidt tot een verhoogde druk en een vergroot hoofd.
Reflexboog
Het pad dat een reflexreactie volgt, vaak zonder dat de hersenen betrokken zijn.
Craniale zenuwen
Zenuwen die direct van de hersenen naar het hoofd- en halsgebied lopen en belangrijke functies zoals zintuiglijke waarneming en motorische controle hebben.
Limbisch systeem
Een netwerk van structuren in de hersenen dat betrokken is bij emotie en motivatie, waaronder de amygdala en de hippocampus.
Amygdala
Een deel van het limbisch systeem dat een belangrijke rol speelt bij de verwerking van emoties, bijzonder angst.
Prefrontale cortex
Het deel van de frontale kwab dat verantwoordelijk is voor planning, besluitvorming en werkgeheugen.
Motorische cortex
Het hersengebied dat verantwoordelijk is voor de uitvoering van bewegingen door het aansturen van spieren.
Cerebellum
De structuur die verantwoordelijk is voor coördinatie van bewegingen, balans en motorisch leren.
Basale ganglia
Groep structuren in de voorhersenen die betrokken zijn bij het initiëren en reguleren van beweging.
Sensorische processen
De processen waarmee het lichaam informatie uit de omgeving detecteert en doorgeeft naar de hersenen.
Perceptie
De interpretatie van sensorische informatie door de hersenen.
Transductie
De conversie van fysieke stimuli (zoals licht of geluid) naar neurale signalen die door het zenuwstelsel kunnen worden verwerkt.
Actiepotentiaal
Een elektrische impuls die neuronen gebruiken om informatie over te brengen.
Gelabelde lijn principe
Het concept dat de locatie van een neuron in de hersenen het type informatie dat het vervoert bepaalt.
Top-down verwerking
Een benadering van waarneming die is gebaseerd op concepten, verwachtingen en eerdere ervaringen.
Bottom-up verwerking
Een benadering van waarneming die is gebaseerd op ruwe sensorische gegevens die naar de hersenen worden gestuurd.
Corticale homunculus
Een representatie van de menselijke lichaamsdelen in de hersenschors die laat zien hoeveel ruimte elke lichaamsdeel in de motorische en sensorische cortex in beslag neemt.
Neurotransmitters
Chemische stoffen die signalen tussen neuronen overbrengen, essentieel voor neuronale communicatie.
Ventrikels
Holle ruimtes in de hersenen gevuld met cerebrospinale vloeistof.
Myeline
Een waterdichte laag die om sommige axonen ligt en de snelheid van de zenuwsignalen verhoogt.
Grijze stof
Bestaat uit cellichamen en dendrieten van neuronen, vaak aan de buitenzijde van de hersenen.
Witte stof
Bestaat uit myelinescheden van axonen die signalen tussen verschillende delen van de hersenen geleiden.
Postcentrale gyrus
Het gebied van de hersenen dat verantwoordelijk is voor somatosensorische verwerking, gelegen in de pariëtale kwab.
Temporele kwab
Het hersengebied dat essentieel is voor auditieve verwerking en het begrijpen van gesproken taal.
Occipitale kwab
Het deel van de hersenen dat hoofdzakelijk verantwoordelijk is voor de verwerking van visuele informatie.
Pariëtale kwab
Het gebied van de hersenen dat verantwoordelijk is voor waarneming van de positie van het lichaam in de ruimte.
Frontale kwab
Het deel van de hersenen dat het meest betrokken is bij complexe cognitieve taken, zoals planning en probleemoplossing.
Motorisch leren
Het proces waardoor vaardigheden en bewegingen worden ontwikkeld en verfijnd door ervaring en oefening.
Hersenstam
De structuur die vitale functies zoals ademhaling en hartslag reguleert en een verbinding vormt tussen de hersenen en het ruggenmerg.
Discriminatie
Het vermogen om verschillen in stimuli waar te nemen, zoals tussen verschillende geluiden of smaken.
Aandacht
Het mentale proces dat bepaalt welke informatie prioriteit krijgt in de perceptie en informatieverwerking.
Feedback loops
Reciproque effecten waarbij output van een systeem wordt teruggevoerd naar het systeem zelf om toekomstige input te beïnvloeden.
Neurale codering
Het proces waarbij de informatie die door neuronen wordt overgedragen, wordt gecodeerd in actiepotentialen.
Adaptatie
De afname van de gevoeligheid van een receptor bij constante stimulatie van dezelfde kracht.
Stimulusdrempel
De minimal vereiste stimulatie om een reactie van een neuron uit te lokken.
Sensory disregulation
Het onvermogen van de hersenen om sensorische informatie correct te interpreteren.
Emotionele regulatie
Het vermogen om emoties te erkennen, te ervaren en te beheersen.
Motorische controle
De controle over spierbewegingen door signalen die vanuit de hersenen naar het voertuig gaan.
Emotie
Een complexe reactie op een stimulus die mentale, fysiologische en gedragsmatige componenten bevat.
Basisemoties
De zes primaire emoties zijn vreugde, verdriet, angst, woede, verbazing en afschuw.
Limbisch systeem
Een breinstructuur die betrokken is bij de verwerking van emoties.
Amygdala
Een deel van het limbisch systeem dat een belangrijke rol speelt bij het waarnemen en reageren op angst.
Hippocampus
Een hersenstructuur die essentieel is voor het vormen van nieuwe herinneringen en het leren van context.
Broca's afasie
Een taalstoornis gekenmerkt door moeilijkheden in de taalproductie, maar met behoud van begrip.
Wernicke's afasie
Een taalstoornis die zich uit in vloeiende spraak, maar met een gebrek aan taalbegrip.
Antrograde amnesie
Het onvermogen om nieuwe herinneringen te vormen na een bepaalde gebeurtenis.
Retrograde amnesie
Het verlies van herinneringen van gebeurtenissen die voor een bepaalde gebeurtenis plaatsvonden.
Top-down aandacht
Aandacht die vrijwillig en bewust wordt gericht op een specifieke stimulus.
Bottom-up aandacht
Onbewuste en automatische aandacht die door externe stimuli wordt aangetrokken.
Selectieve aandacht
Het proces waarbij een deel van de prikkels wordt gekozen om op te focussen, terwijl andere worden genegeerd.
Emotionele strooptest
Een cognitieve taak die gebruikt wordt om de invloed van emotionele woorden op reactietijd te meten.
Functionele MRI (fMRI)
Een beeldvormingstechniek die hersenactiviteit meet door veranderingen in de bloedstroom te volgen.
Transcraniële magnetische stimulatie (TMS)
Een niet-invasieve techniek die magnetische pulsen gebruikt om neurale activiteit in specifieke delen van de hersenen te stimuleren of te inhiberen.
Optogenetica
Een techniek waarbij licht wordt gebruikt om neuronen te stimuleren of te remmen, met een hoge precisie.
Lateralisatie
De verdeling van functies tussen de linker en rechter hersenhelft.
Affecatieve divisie van de ACC
De anterior cingulate cortex die betrokken is bij emotionele en affectieve verwerking.
Cognitieve divisie van de ACC
De anterior cingulate cortex die betrokken is bij cognitieve processen waaronder aandacht en beslissingen.
Het sympathische zenuwstelsel
Het deel van het autonome zenuwstelsel dat het lichaam voorbereidt op vechten of vluchten.
De James-Lange theorie
Een psychologische theorie die stelt dat emoties worden ervaren als gevolg van fysiologische reacties op stimuli.
Cingulate gyrus
Een deel van de hersenen betrokken bij emotionele verwerking en pijnbeleving.
Neuron
Zenuwcel, verantwoordelijk voor het ontvangen en doorgeven van informatie.
Gliacel
Steuncel in het zenuwstelsel, ondersteunt de functies van neuronen.
Rustpotentiaal
Ladingsverschil binnen en buiten een neuron tijdens inactiviteit, ongeveer -70 mV.
Actiepotentiaal
Een tijdelijke verandering in elektrische lading die door een neuron beweegt.
Depolarisatie
Verandering van negatieve naar positieve lading binnen een neuron, opgang van het actiepotentiaal.
Hypopolarisatie
Toename van kaliumionen buiten de cel, waardoor interne lading negatiever wordt.
Synaps
De verbinding tussen twee neuronen waar informatieoverdracht plaatsvindt.
Neurotransmitters
Chemische stoffen die signalen tussen neuronen overbrengen.
Agonist
Een stof die de werking van een neurotransmitter versterkt.
Antagonist
Een stof die de werking van een neurotransmitter blokkeert.
Bloed-hersenbarrière
Structuur die de hersenen beschermt tegen ongewenste stoffen uit de bloedsomloop.
Myelineschede
Isolerende laag om sommige axonen heen, versnelt de geleiding van zenuwimpulsen.
Knoop van Ranvier
Onderbreking in de myelineschede waar het actiepotentiaal kan regenereren.
EPSP (excitatory post-synaptic potential)
Positieve verandering in het postsynaptische potentiaal dat excitatie bevordert.
IPSP (inhibitory post-synaptic potential)
Negatieve verandering in het postsynaptische potentiaal dat inhibitie bevordert.
Verslavende stoffen
Stoffen die de afgifte van dopamine stimuleren in het beloningssysteem van de hersenen.
Craving
Een sterke drang naar een verslavende stof.
Tolerantie
Afname van de reactie op een stof, waardoor grotere doses nodig zijn voor hetzelfde effect.
Heropname
Proces waarbij neurotransmitters teruggenomen worden door het presynaptische neuron.
Plasticiteit
Het vermogen van het zenuwstelsel om zich te wijzigen en zich aan te passen aan ervaringen.
Serotonine
Neurotransmitter die betrokken is bij stemming, slaap en eetlust.
Acetylcholine
Neurotransmitter die betrokken is bij spiercontractie en geheugen.
Dopamine
Neurotransmitter die een rol speelt in beloning, motivatie en motorische controle.