Studied by 0 people
tomber amoureux, -se
verliefd worden
l’avertissement
de waarschuwing
se faire des ami(e)s
vrienden maken
le sourire
de glimlach
la larme
de traan
faire un câlin à quelqu’un
iemand een knuffel geven
se rapprocher
dichterbij komen
le rendez-vous
de afspraak
se disputer
ruzie maken
avouer
toegeven
foutu(e)
verloren, gedaan
caresser
liefdevol strelen
être amoureux,-se
verliefd zijn
le petit ami
het vriendje
la petite amie
het vriendinnetje
condamner
veroordelen
se rendre
overgeven
le coup de foudre
liefde op het eerste gezicht
se débrouiller
voor zichzelf zorgen
l’obstacle
het obstakel
le divorce
de scheiding
la séparation
de splitsing
le partenaire, la partenaire
de partner
s’opposer à
zich verzetten tegen
misérable
ellendig
mener à
leiden naar
le couple
het koppel
le fiancé, la fiancée
de verloofde
le mariage
de trouw
se marier
trouwen
la promesse
de belofte
la céremonie
de plechtigheid
le combat
het gevecht
favorable
gunstig, voordelig
manquer
missen
le/la touriste
de toerist
le tourisme
het tourisme
Note
Flashcard