Microbiologie en Ecologie Flashcards

0.0(0)
studied byStudied by 0 people
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
Card Sorting

1/94

flashcard set

Earn XP

Description and Tags

Flashcards om de belangrijkste concepten van microbiologie en ecologie te leren.

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

95 Terms

1
New cards

Een micro-organisme is een organisme dat je niet kan __.

waarnemen met het blote oog

2
New cards

__ is de studie van micro-organismen en virussen.

Microbiologie

3
New cards

Bij __, heeft het organisme voordeel, maar de mens nadeel, zoals bij een griepvirus.

parasitisme

4
New cards

Bij __, heeft het organisme voordeel, maar de mens geen voor- of nadeel, zoals bij zweetbacteriën.

commensalisme

5
New cards

Bij __, hebben zowel het organisme als de mens voordeel, zoals bij darmflora.

mutualisme

6
New cards

Louis Pasteur stelde de __ op, waarin staat dat micro-organismen de oorzaak zijn van onze ziektes.

ziektekiemtheorie

7
New cards

__ is het (kort) verhitten van producten boven de 100°C om micro-organismen te doden.

Sterilisatie

8
New cards

__ is het kort hard verhitten van voedsel om het aantal micro-organismen te verminderen.

Pasteurisatie

9
New cards

Louis Pasteur ontwikkelde het eerste vaccin tegen __.

hondsdolheid

10
New cards

__ betekent dat een ziekteverwekker in/op het lichaam is (drager, contact met ziekteverwekker).

Besmet

11
New cards

__ betekent dat een ziekteverwekker schade toebrengt en je symptomen krijgt.

Geïnfecteerd

12
New cards

__ is de tijd tussen besmetting en infectie.

Incubatietijd

13
New cards

Een __ is een ziekte (infectie) die op een bepaalde plaats op hetzelfde moment veel mensen treft.

epidemie

14
New cards

Een __ is een epidemie op wereldschaal.

pandemie

15
New cards

Bij een __, is voedsel besmet met ziekteverwekkers die zich vermenigvuldigen in het lichaam en toxines afscheiden.

voedselinfectie

16
New cards

Bij een __, is het voedsel niet meer besmet, maar maken toxines afgescheiden door voorgaande ziekteverwekkers je ziek.

voedselvergiftiging

17
New cards

__ zijn ziekmakende stoffen.

Toxines

18
New cards

__ is de giftigste stof ter wereld.

Botuline

19
New cards

__ (botuline-toxine) wordt medisch gebruikt om spiertjes te verlammen voor ongecontroleerde bewegingen (rimpels…).

BOTOX

20
New cards

Aerosol zijn kleine __ met ziekteverwekkers die zich verspreiden door hoesten en niezen.

vloeistofdruppeltjes

21
New cards

Voorbeelden van besmetting via scheurtjes in slijmvliezen zijn __.

seksueel contact (SOA, vb. HIV)

22
New cards

Voorbeelden van besmetting door naalden zijn __.

HIV, hepatitis

23
New cards

Een voorbeeld van besmetting via huidwonden is __.

tetanus

24
New cards

Voorbeelden van besmetting via bijt- en steekwonden zijn __.

malaria (malariamug), slaapziekte (tseetseevlieg), ziekte van Lyme (teek)

25
New cards

Bacteriële __ tasten gastheerweefsel aan, bijvoorbeeld bij griep en TBC.

enzymen

26
New cards

Bacteriële __ verstoren de gastheerstofwisseling, bijvoorbeeld bij tetanusbacterie, cholera en salmonella.

toxines

27
New cards

In ongunstige omstandigheden kunnen bacteriën __ vormen, waarbij een deel van de celinhoud wordt omkapseld.

endosporen

28
New cards

In ongunstige omstandigheden kunnen bacteriën __ vormen, waarbij de volledige celinhoud wordt gesplitst.

cysten

29
New cards

__ is een voorbeeld van een bacterie die endosporen vormt.

Antrax

30
New cards

Aerobe bacteriën zijn __.

zuurstofminnend

31
New cards

Anaerobe bacteriën zijn __.

niet zuurstofminnend

32
New cards

De ideale temperatuur voor de groei en vermenigvuldiging van bacteriën is __.

20°-40°C

33
New cards

De tolerante zuurtegraad (pH) voor de groei van bacteriën is __.

pH 4-9

34
New cards

__ is het vrijmaken van voeding van bacteriën (vb. operatiemateriaal).

Steriliseren

35
New cards

__ is het verminderen van micro-organismen (vb. wonde).

Desinfecteren

36
New cards

__ ontdekte per toeval penicilline.

Alexander Fleming

37
New cards

__ zijn bacteriën die resistent zijn voor antibiotica.

Superbacteriën

38
New cards

__ is een voorbeeld van een superbacterie.

MRSA (Meticilline-resistente Staphylococcus aureus)

39
New cards

__ kunnen ontstaan door overmatig/ slecht gebruik van antibiotica bij mens en dier.

Antibioticaresistentie

40
New cards

__ breken weefselcellen af (door aangemaakte enzymen) en gebruiken ze als voedsel.

Schimmels

41
New cards

__ is een schimmelinfectie veroorzaakt door gist bij een verstoord evenwicht.

Candidose

42
New cards

__ zijn schimmeldodende en -werende geneesmiddelen (vb. dactarin).

Antimycotica

43
New cards

Een virus heeft geen eigen __ of zelf vermenigvuldiging en verplicht cellen om virale eiwitten en viraal DNA aan te maken.

stofwisseling

44
New cards

__ is het inzetten van virussen om bacteriën op te ruimen (minder AB nodig → resistentie tegengaan).

Faagtherapie

45
New cards

De __ maakt geen onderscheid tussen indringers, is snel en aangeboren.

niet-specifieke afweer

46
New cards

De __ herkent & schakelt indringers op specifieke manier uit, is traag en verworven tijdens het leven.

specifieke afweer

47
New cards

__ zijn fagocyten die alles wat lichaamsvreemd is aanvallen.

Macrofagen

48
New cards

__ zijn tijdelijke uitstulpingen van het celmembraan.

Pseudopodiën

49
New cards

De specifieke afweer wordt uitgevoerd door __ (T- en B-lymfocyten).

lymfocyten

50
New cards

__ herkennen lichaamsvreemde cellen of virussen aan antigenen.

Lymfocyten

51
New cards

__ geven signaalstoffen af die andere lymfocyten activeren.

T-helpercellen

52
New cards

__ geven perforines af aan geïnfecteerde lichaamscellen.

T-killercellen

53
New cards

__ herkennen indringers onmiddellijk bij volgende aanval (immuniteit opgebouwd).

T-geheugencellen

54
New cards

__ herkennen de antigenen van de indringers & maken daarop specifieke antistoffen aan (geven af aan bloed).

B-lymfocyten

55
New cards

Bij __ (vaccin) maakt het lichaam zelf antistoffen & geheugencellen aan.

actieve immunisatie

56
New cards

Bij __ (serumtherapie) wordt antiserum met daarin al specifieke antistoffen toegediend.

passieve immunisatie

57
New cards

Bacteriën van de __ zijn nuttig in darmen, maar kunnen op andere plaatsen ontsteking veroorzaken (vb. blaasontsteking).

darmflora

58
New cards

__ is het geheel van handelingen dat een dier onderneemt en de manier waarop dat individu die handelingen uitvoert, een reactie op in- of uitwendige prikkels.

Gedrag

59
New cards

Gedrag wordt gereguleerd vanuit het en vanuit de werking van .

zenuwstelsel, endocriene klieren

60
New cards

Aangeboren gedrag is dat wordt doorgegeven van generatie op generatie via het erfelijk materiaal (DNA).

instinct

61
New cards

__ is gelijkenis (in uiterlijk en/of gedrag) met een levend wezen dat voor de vijand niet interessant is.

Mimicry

62
New cards

__ zijn stereotiepe reacties op een welbepaalde prikkel.

Reflexen

63
New cards

__ is een reeks handelingen die achter elkaar worden uitgevoerd en niet onderbroken worden als prikkel wordt weggenomen.

Vast actiepatroon (Fixed Action Pattern, FAP)

64
New cards

__ is het leren onderscheid maken tussen belangrijke en niet-belangrijke prikkels.

Gewenning

65
New cards

Bij __ nemen jonge dieren gedrag van soortgenoten over.

imitatie

66
New cards

Bij __ reageert men met een reflex op een niet natuurlijke prikkel door associatie met een natuurlijke prikkel.

klassiek conditioneren

67
New cards

Bij __ worden gedragingen versterkt of verzwakt door beloning of bestraffing.

operant conditioneren

68
New cards

Bij __ wordt geleerd door proefondervindelijk leren.

Trial-and-error

69
New cards

__ is het aangeleerd gedrag in volledig nieuwe situaties gebruiken om problemen op te lossen.

Leren door inzicht

70
New cards

__ = studie van het gedrag van dieren.

Ethologie

71
New cards

Ghreline is het __.

hongerhormoon

72
New cards

Prolactine (vogels) & progesteron (zoogdieren) stimuleren __ .

broedzorg

73
New cards

Testosteron (vooral bij mannetjes) stimuleert __.

baltsgedrag & territoriaal gedrag

74
New cards

__ bevorderen voortplantingsgedrag, broedzorg en sociaal gedrag.

Feromonen

75
New cards

Een __ is een zeer eenvoudige prikkel die het meest effectief is om een bepaalde reactie uit te lokken.

sleutelprikkel

76
New cards

__ is aangeleerd gedrag zonder nut → dieren in stress/ moeilijke omstandigheden.

Stereotiep gedrag

77
New cards

Een __ is het geheel van relaties tussen de organismen v/e levensgemeenschap én de relaties tussen die organismen & de abiotische factoren v/h biotoop.

ecosysteem

78
New cards

__ = wetenschap die ecosystemen bestudeert.

Ecologie

79
New cards

De __ is het geheel van alle samenlevende organismen die rechtstreeks/ onrechtstreeks een positieve of negatieve invloed op elkaar uitoefenen.

levensgemeenschap

80
New cards

De __ is de leefplek van één soort.

habitat

81
New cards

Het __ is de leefplek van een levensgemeenschap.

biotoop

82
New cards

De __ is de manier waarop een soort omgaat met zijn omgeving & de rol die hij daarbij opneemt.

niche

83
New cards

__ zijn invloeden van andere levende wezens op het overleven en voorkomen v/e soort.

Biotische factoren

84
New cards

__ zijn invloeden v/d niet-levende omgeving op het overleven en voorkomen v/e soort.

Abiotische factoren

85
New cards

Een __ is een consument die niet meer wordt opgegeten door een ander organisme.

toppredator

86
New cards

In een __ is een voedselketen gecombineerd met reducenten.

voedselkringloop

87
New cards

__ zijn schimmels en bacteriën.

Reducenten

88
New cards

Bij de overgang van voedselniveaus is er __ biomassaverlies.

90%

89
New cards

Planten en fytoplankton zijn __.

producenten

90
New cards

Stikstof is noodzakelijk voor de bouw van __.

eiwitten, DNA, bladgroen, …

91
New cards

Stikstoffixatie is de omzetting van stikstofgas (N2) in __.

nitraationen (NO3 -) of ammoniumionen (NH4 +)

92
New cards

Stikstofassimilatie is de omzetting van nitraat & ammonium in __.

plantaardige organische stikstofverbindingen (vb eiwitten)

93
New cards

Ammonificatie is het Eiwitten uit organisch afval omgezet in __ door reducenten

ammonium

94
New cards

Nitrificatie is het nitrificerende bacteriën zetten __ (in bodemwater) om in nitraat

ammonium

95
New cards

Denitrificatie is het denitrificerende bacteriën zetten __ om in stikstofgas

nitraat