Spaanse Taalbeheersing 5 - Unidad 3

Spaanse Taalbeheersing 5 - Campus Difusión - Unidad 3 - UAntwerpen - Taal- en Letterkunde

el triunfo

de triomf

la victoria

de overwinning

el empate

het gelijkspel

la derrota

de nederlaag

el punto

het punt

remontar

terugkeren/ een comeback maken

atacar

aanvallen

marcar

markeren

anotar

noteren

fallar

falen

ganar

winnen

empatar

gelijkspel (werkwoord)

un suceso

een succes

una catástrofe

een catastrofe

declararse

verklaard worden

originarse

ontstaan/voortkomen

un incendio

een brand

un edificio

een gebouw

un puente

een brug

el techo

het plafond

arrollar/arrollado/el arrollamiento

aanrijden/aangereden/de aanrijding

conmocionar/conmocionado/la conmoción

shockeren/geschokt/de schock

desalojar/desalojado/el desalojo

ontruimen/ontruimd/de ontruiming

desaparecer/desaparecido/la desaparición

verdwijnen/verdwenen/de verdwijning

desplomarse/desplomado/el desplome

instorten/ingestort/de instorting

destruir/destruido/la destrucción

vernietigen/vernietigd/de vernietiging

evacuar/evacuado/la evacuación

evacueren/geëvacueerd/de evacuatie

fallecer/fallecido/el fallecimiento

overlijden/overleden/het overlijden

morir/muerto/la muerte

sterven/gestorven/de dood

legendario/a

legendarisch

mítico/a

mythisch

emblemático/a

emblematisch/symbolisch

inolvidable

onvergetelijk

irrepetible

uniek

decisivo/a o determinante

beslissend

crucial

cruciaal

clave

essentieel

extraordinario/a

buitengewoon

insólito/a

ongewoon/ongebruikelijk

relevante

relevant

un hito

een mijlpaal

un hallazgo/un descubrimiento

een bevinding/een ontdekking

memorable

gedenkwaardig

deportivo/a

sportief

científico/a

wetenschappelijk

arqueológico/a

archeologisch

ilustre

roemrijk

una obra

een werk

una jugada

een zet

una actuación

een actie/voorstelling

magistral

meesterlijk/magistraal

aclarar

ophelderen

afirmar

beweren

agradecer

bedanken

anunciar

aankondigen

asegurar

verzekeren

declarar

verklaren

destacar

benadrukken

exponer

blootstellen

expresar

uitdrukken

insistir

aandringen

manifestar

manifesteren

negar

ontkennen

precisar

aangeven

prometer

beloven

rechazar

weigeren/afwijzen