Hoofdstuk 1 natuurwetenschappen definities

0.0(0)
studied byStudied by 0 people
0.0(0)
full-widthCall Kai
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
GameKnowt Play
Card Sorting

1/38

encourage image

There's no tags or description

Looks like no tags are added yet.

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

39 Terms

1
New cards

de oögenese

de vorming van de eicellen

2
New cards

de primaire follikel

een eicel omgeven door een laagje voedende cellen. reeds voor de geboorte aanwezig

3
New cards

de follikelcel

een cel rond de eicel met een voedende functie

4
New cards

de secundaire follikel

een follikel die blijft overleven waarrond de glashuid onstaat. deze follikel groeit door groei en toename van follikelcellen

5
New cards

de glashuid

een laagje van glycoproteïnen aanwezig rond de eicel

6
New cards

de Graafse follikel

een rijpe follikel. vlak voor de eisprong

7
New cards

het geel lichaam

een structuur die oestrogeen en progesteron produceert. het is ontstaan uit de restant van de follikel onder invloed van LH

8
New cards

de spermatogenese

de vorming van de zaadcellen

9
New cards

de cel van Leydig

een cel gelegen tussen de zaadbuisjes.deze cel produceert testosteron

10
New cards

het acrosomaal blaasje

een blaasje met enzymen dat vooraan in de kop van de zaadcel ligt

11
New cards

de ejaculatie

of zaadlozing. het naar buiten komen van het sperma

12
New cards

de acrosoomreactie

een reactie van de zaadcel waarbij de enzymen uit het acrosomaal blaasje vrijkomen om de glashuid van de eicel te doorbore

13
New cards

het bevruchtingsmembraan

een ondoordringbare laag rond de eicel die ontstaat door de verandering van samenstelling van de glashuid nadat een zaadcel is binnengedrongen in de eicel

14
New cards

de zygote

of bevruchte eicel; een diploïde cel die ontstaat wanneer de kern van de zaadcel en de kern van de eicel vermengen met elkaar

15
New cards

de embryogenese

de ontwikkeling van het embryo uit de bevruchte eicel

16
New cards

de blastomeer

een cel die ontstaat door mitose uit de zygote;deze cellen zijn genetisch identiek en zijn totipotente stamcellen

17
New cards

de totipotente stamcel

Stamcel waaruit nog een volledig individu kan ontwikkelen

18
New cards

de morula

een klompje cellen dat op dag vier na bevruchting ontstaat uit een zygote; het geheelis nog omgeven door het bevruchtingsmembraan en bevindt zich in de eileider

19
New cards

de blastula

een structuur die ontstaat uit de morula; hierin is een holte met vocht aanwezig en vindt een eerste differentiatie in de cellen plaats

20
New cards

de trofoblast

de buitenste laag cellen van de blastula die zich rond de blastulaholte bevindt en waaruit de placenta zal ontstaan

21
New cards

de embryoblast

de cellen van de blastula die niet tot de trofoblast behoren en bij elkaar komen te liggen; hieruit zal het embryo gevormd worden

22
New cards

HCG

een hormoon dat kort na innesteling gevormd wordt door het klompje cellen en dat zorgt voor het in stand houden van het geel lichaam

23
New cards

de chorionvlok

een structuur gevormd uit de trofoblast die ingroeit tussen de cellen van het baarmoederslijmvlies en op die manier zorgt voor vasthechting van het vruchtje

24
New cards

de innesteling

het proces waarbij cellen van het baarmoederslijmvlies over de blastula groeien en de blastula als het ware wegzinkt in het baarmoederslijmvlies; dit gebeurt in de tweede week na bevruchting

25
New cards

het ectoderm

In een later stadium ontwikkelen hieruit zenuwstelsel; zintuigen en opperhuid

26
New cards

het endoderm

In een later stadium ontwikkelen hieruit het spijsverterings- en het ademhalingsstelsel.

27
New cards

het mesoderm

In een later stadium ontwikkelen hieruit het bloedvatenstelsel; het skelet; het spierstelsel en de nieren.

28
New cards

de navelstreng

een verbinding tussen het embryo en de chorionvlokken

29
New cards

de organogenese

het ontstaan van de organen; dit gebeurt vanuit de kiembladen tijdens de vierde tot achtste week na bevruchting

30
New cards

de foetus

een structuur aanwezig vanaf het einde van de achtste week na bevruchting; waarin alle organen in aanleg aanwezig zijn en dat op een minimens lijkt

31
New cards

de twee-eiige tweeling

een tweeling die ontstaat doordat twee eicellen tegelijk vrijkomen en dat die elk bevrucht worden door een zaadcel

32
New cards

een tweeling

die ontstaat doordat tijdens de ontwikkeling van de vrucht een splitsing optreedt

33
New cards

de kunstmatige inseminatie

een techniek als behandeling van vruchtbaarheidsproblemen waarbij het sperma via een buisje in het lichaam van de vrouw wordt gebracht

34
New cards

in-vitrofertilisatie (IVF)

een techniek als behandeling van vruchtbaarheidsproblemen waarbij met rijpe eicellen van de vrouw uit het lichaam haalt en buiten het lichaam samenbrengt met zaadcellen

35
New cards

de intracytoplasmatische spermainjectie

een techniek als behandeling van vruchtbaarheidsproblemen waarbij men rijpe eicellen van de vrouw uit het lichaam haalt en een zaadcel injecteert in de eicel

36
New cards

de erfelijke afwijking

of ingeboren afwijking; een afwijking bij het kind als gevolg van fouten in het erfelijk materiaal van de eicel of de zaadcel

37
New cards

de aangeboren afwijking

een afwijking bij het kind die ontstaat als gevolg van een schadelijke factor die inwerkt tijdens de zwangerschap

38
New cards

het teratogeen

een omgevingsfactor die schade toebrengt aan het ongeboren kind

39
New cards

de anticonceptie

gebruik van technieken om zwangerschap te voorkomen