Studied by 6 peoplevisser
schroeven
la vis
de schroef
le marteau
de hamer
le mètre pliant
de plooimeter
la perceuse
de boormachine
le ruban adhésif
de plakband
la ficelle
het koord
l'ampoule
de gloeilamp
le clou
de spijker
les tenailles
de (nijp)tang de (trek)tang
la clé anglaise
de Engelse sleutel
accrocher
ophangen
l'outil
het gereedschap
tailler
snoeien
la roue de secours
het reservewiel
le cric
de krik
le robinet
de kraan
percer
boren
l'échelle
de ladder
la lampe torche
de zaklamp de toortslamp
le triangle de signalisation
de veiligheidsdriehoek
le sécateur
de snoeischaar
la raclette
de aftrekker
la clé en croix
de kruissleutel
la brouette
de kruiwagen
la serpillière
de dweil
le niveau
de waterpas
le tournevis
de schroevendraaier
le seau
de emmer
le râteau
de hark
la pelle
de schop
la cheville
de plug
la vis à tête cruciforme
de kruisvormige schroef de kruiskopschroef
clouer
vastspijkeren
arracher
lostrekken
étaler
uitstrijken
la brosse
de borstel
la manivelle
de zwengel
soulever
opheffen
détacher
losmaken
desserrer
losdraaien
l'écrou
de moer
enlever
wegnemen
le frein à main
de handrem
serrer
vastmaken aandraaien vastvijzen
le bac à outils
de gereedschapskist
le balai
de bezem
le bricoleur
de klusser
un escabeau
een trapladder
l'outillage (m.)
het gereedschap de werktuigen
le pinceau
de verfborstel
le pommeau de douche
de douchekop
le tuyau d'arrosage
de tuinslang
une éponge
een spons
une foreuse
een boormachine
la grue
de (hijs)kraan
une pince
een kniptang
la plomberie
de loodgieterij
la quincaillerie
de ijzer(waren)winkel
la rallonge
de verlengdraad
la ramassette
het vuilblik
la scie
de zaag
enfoncer
inslaan
scier
zagen
serrer
vastmaken aandraaien vastvijzen
taper
slaan
tourner
draaien
Note 
Flashcard (50)