Fieldresearch - Kwantitatief onderzoek

studied byStudied by 201 people
5.0(1)
Get a hint
Hint

Interpretatiefouten

1 / 142

encourage image

There's no tags or description

Looks like no one added any tags here yet for you.

143 Terms

1

Interpretatiefouten

Deze fouten gebeuren bij de interpretatie van de geanalyseerde gegevens:

  • Overgeneralisatie: Conclusies trekken die verder gaan dan wat de gegevens ondersteunen.

  • Verkeerde causaliteit: Ten onrechte aannemen dat een gevonden verband ook een oorzakelijk verband is.

  • Bias in interpretatie: Het interpreteren van de gegevens op een manier die overeenkomt met vooroordelen of verwachtingen van de onderzoeker.

  • Misleidende representatie: Resultaten presenteren op een manier die de werkelijkheid verdraait of misleidt.

New cards
2

Exhaustief

Zo volledig mogelijk waar niets aan ontbreekt

New cards
3

Natuurlijke antwoordschalen

Schaal die gebruik maakt van eenheden of categorieën die direct begrijpelijk en relevant zijn voor de meting van een bepaald kenmerk of gedrag. Dit zijn meestal ratioschalen.

  • Aantal keren per week (bijv. "Hoe vaak per week ga je naar de sportschool?")

  • Hoogte in centimeters (bijv. "Hoe lang ben je in centimeters?")

  • Gewicht in kilogrammen (bijv. "Hoeveel weeg je in kilogrammen?")

  • Leeftijd in jaren (bijv. "Hoe oud ben je in jaren?")

New cards
4

Semantische differentialen

Schaal op twee tegenovergestelde begrippen.

Helemaal eens O O O O O Helemaal oneens

Duur O O O O O Goedkoop

<p>Schaal op twee tegenovergestelde begrippen.</p><p>Helemaal eens O O O O O Helemaal oneens</p><p>Duur O O O O O Goedkoop</p>
New cards
5

Dichotome vragen

Vraag met twee antwoordmogelijkheden

New cards
6

Pluralistisch onderzoek

Zowel kwantitatief als kwalitatief onderzoek mengen.

New cards
7

De stad Mechelen wil een imago-onderzoek uitvoeren onder haar 84.000 inwoners. Ze wil daarbij dat de steekproef zo representatief mogelijk is, zodat men algemene uitspraken kan doen over “de gemiddelde Mechelaar”.

Werk een voorstel uit voor een kwantitatief onderzoek, waarbij je aangeeft wat volgens jou:

(a) de beste verspreidingsmethode is,

(b) de beste manier is om je steekproef te trekken en

(c) welke steekproefgrootte je ongeveer beoogt. •

Beargumenteer je keuze voor elk van deze drie onderdelen, en ga ook in op eventuele nadelen en hoe je die zou opvangen

(a) Verspreidingsmethode: Online survey op uitnodiging

  • Voordelen: Gericht en efficiënt. Uitnodigingen kunnen worden verstuurd via e-mail, sociale media, en de gemeentelijke website.

  • Nadelen en oplossingen: Beperkte internettoegang bij sommige inwoners. Aanvullen met fysieke enquêtes op strategische locaties zoals bibliotheken en gemeentehuizen.

(b) Steekproefmethode: Gestratificeerde aselecte steekproef

  • Voordelen: Zorgt voor proportioneel vertegenwoordigde groepen (bijv. leeftijd, geslacht, wijk).

  • Nadelen en oplossingen: Complexer om op te zetten. Gebruik duidelijke strata en statistische software om selectie te beheren.

(c) Steekproefgrootte: 1.500 respondenten

  • Voordelen: Foutmarge van 2,5%, voldoende nauwkeurig.

  • Nadelen en oplossingen: Hoge werkdruk bij grote steekproef. Gebruik hybride aanpak met online en fysieke enquêtes om dit te beheersen.

New cards
8

Kwantitatief

Betrekking hebbend op hoeveelheid.

New cards
9

Fout in het verzamelen van data

Deze fouten gebeuren tijdens het proces van het verkrijgen van de gegevens van respondenten:

  • Onjuiste vragen

  • Antwoorden verkeerd noteren

  • Non-respons bias

  • Steekproef niet representatief

New cards
10

Fout in het behandelen van data

Deze fouten vinden plaats nadat de gegevens zijn verzameld en hebben betrekking op de manier waarop de gegevens worden verwerkt:

  • Data-entry fouten

  • Datamanipulatie

  • Slechte codering

New cards
11

Fouten in analyse van data

Deze fouten gebeuren tijdens de analyse van de gegevens:

  • Fouten bij het gebruik van statistische methoden: Het toepassen van onjuiste statistische technieken of verkeerde interpretatie van de statistische output.

  • Rekenfouten: Fouten die ontstaan door verkeerde berekeningen of formules in de analysefase.

  • Verkeerde aannames: Het maken van onjuiste aannames over de data, zoals normaliteitsveronderstellingen die niet gelden.

New cards
12

Nominale variabele

Vraag waarbij antwoordopties woorden zijn. Volgorde maakt niet uit.

Codes zijn arbitrair (man 1 vrouw 2). Geen wiskundige logica. Geen berekening →

Favoriete frisdrank → Cola of Pepsi

Haarkleur → Blond, ros, bruin of zwart

New cards
13

Variantie

Maat waarin de waarden onderling verschillen.

New cards
14

Mediaan

Punt waar 50% van de gegevens onder ligt en 50% boven.

Handig voor als er veel uitschieters zijn die het gemiddelde omhoog of omlaag zouden trekken.

New cards
15

Kwantitatief onderzoek

Cijfers en data gebruiken om patronen en trends te vinden.

New cards
16

Kwalitatief

Betrekking hebbend op eigenschappen en kwaliteiten.

New cards
17

Kwantificeren

Het vaststellen en uitdrukken van iets in cijfers.

New cards
18

Enquêtes

Vragenlijsten die worden ingevuld door veel mensen om informatie te verzamelen.

New cards
19

Big Data

Analyse van grote hoeveelheden gegevens om diepgaande inzichten te verkrijgen.

New cards
20

Actoren

Betrokkenen (personen, organisaties en instanties) bij de uitvoering van het onderzoek

New cards
21

Kwantitatief VS Kwalitatief

KWANTITATIEF

KWALITATIEF

cijfers staan centraal

woorden staan centraal

testen van theorie en concepten

theorie en concepten uit de data laten voortvloeien

standpunt van onderzoeker

standpunt participant

gestructureerd: statistisch

minder gestructureerd: proces dichtbij/betrokken

onderzoeker veraf/niet betrokken

onderzoeker dichtbij/betrokken

harde, ‘betrouwbare’ data: objectivistisch/positivistisch

rijke, diepe data: interpretatie

gedrag

betekenis

artificiële setting

natuurlijke setting

New cards
22

Synthetische antwoordschalen

Respondent kan mate van intensiteit/gevoel uitdrukken

  • Likert-schaal

  • Stapel-schaal

  • Semantisch differentiaal

New cards
23

Markt- en Contextanalyse

Het in kaart brengen van markten, contexten en patronen.

New cards
24

Longitudinaal

Onderzoek dat over een langere periode plaatsvindt om evoluties te bestuderen.

New cards
25

Hypothese testen

Verwachtingen toetsen via statistische data

New cards
26

Beschrijvend onderzoek

Wordt gebruikt om kenmerken te beschrijven van een populatie of fenomeen

New cards
27

Beschrijvend onderzoek → Surveys

Vragenlijsten die op een bepaald moment worden afgenomen.

Meet gedrag, feitelijke info, meningen en attitudes

  • Vindt meestal op één moment plaats.

  • Wordt afgenomen bij veel respondenten.

  • Stelt gestandaardiseerde vragen.

  • Meet een groot aantal eigenschappen.

  • Informatie wordt statistisch verwerkt.

New cards
28

Beschrijvend onderzoek → Inhoudsanalyses

Systematische analyse van de inhoud van communicatiemateriaal

New cards
29

Beschrijvend onderzoek → Cross-sectioneel

Een momentopname, kijkt naar gegevens op één specifiek moment in de tijd.

  • Welke verpakking het best voor cornflakes?

  • Wat voor mensen e-peritieven?

New cards
30

Beschrijvend onderzoek → Longtidunaal

Onderzoek over een langere periode, zoals Digimeter of politieke peilingen. Jaarlijks herhaald om evolutie in kaart te brengen.

  • IMEC Digimeter

  • Digitale TV

  • Smartscreen

New cards
31

Stapel-schaal

Intensiteit aangeven

-5 -4 -3 -2 -1 0 +1 +2 +3 +4 +5

<p>Intensiteit aangeven</p><p>-5 -4 -3 -2 -1 0 +1 +2 +3 +4 +5</p>
New cards
32

Causaal Onderzoek → Experimenteel onderzoek

Onderzoeken van oorzaak-gevolg relaties

New cards
33

Causaal Onderzoek → A/B-testing

Vergelijken van twee versies om het effect van veranderingen te meten.

<p>Vergelijken van twee versies om het effect van veranderingen te meten.</p>
New cards
34

Voordelen kwantitatief onderzoek

  • Standaardisering → iedereen dezelfde vragen

  • Eenvoudig uit te voeren

  • Onzichtbare op het spoor komen

  • Verschillen subgroepen ontdekken

  • Statistisch analyseren

New cards
35

Soorten surveys → Gesloten vragen

Vragen met dezelfde antwoordopties.

New cards
36

Soorten surveys → Schaalvragen

Vragen waarbij respondenten een antwoord op een schaal moeten aanduiden.

  • Wel akkoord/niet akkoord

  • Heel belangrijk/niet belangrijk

New cards
37

Soorten surveys → Open vraag

Vraag waarbij respondenten in eigen woorden antwoorden.

New cards
38

Face-to-face survey

Enquête die persoonlijk wordt afgenomen, bijvoorbeeld thuis of op een evenement.

New cards
39

CATI

Computer-Assisted Telephone Interview - Sneller antwoorden invoeren, springen in vragenlijst

New cards
40

Schriftelijke survey

Een enquête die via post of op locatie wordt afgenomen - Makkelijk op te zetten, geen toelichting, hoge kans op missing data

New cards
41

Online survey

Een enquête die online wordt afgenomen - Snel en (meestal) goedkoop, beperkt tot online populatie, technische vaardigheden

New cards
42

Gemende survey

Een enquête die online wordt gecombineerd met telefoon enzovoort - Combineer de sterktes van elke vorm, methode beïnvloedt antwoorden

New cards
43

Derdepersoonstechniek

Techniek waarbij je de geïnterviewde vraagt om te denken zoals de persoon in het voorbeeld.

New cards
44

Causale verbanden

Verklaren  'als-dan' uitspraken 

  • Start bij hypothesebevestig of ontkracht

Mijn artikel een bepaalde titel geven zal tot meer clicks leiden 

Het zien van onrealistisch knappe fotomodellen heeft een negatieve impact op het zelfbeeld van jongeren

New cards
45

Causale verbanden → Onafhankelijke variabele

Variabelen waarover de onderzoeker controle heeft én die hij wil manipuleren.

Bv: kleur van verpakking, celebrity die een product promoot, voorgestelde prijs, enz.

<p>Variabelen waarover de <strong>onderzoeker controle</strong> heeft én die hij wil manipuleren.</p><p>Bv: kleur van verpakking, celebrity die een product promoot, voorgestelde prijs, enz.</p>
New cards
46

Causale verbanden → Afhankelijke variabelen

Variabelen waarover de onderzoeker weinig of geen directe controle heeft, maar waarvan we veronderstellen dat ze beïnvloed kunnen worden door de onafhankelijke variabele

Bv: koopintentie, attitude t.o.v. het product, enz.

<p>Variabelen waarover de <strong>onderzoeker weinig of geen directe controle </strong>heeft, maar waarvan we veronderstellen dat ze beïnvloed kunnen worden door de onafhankelijke variabele </p><p>Bv: koopintentie, attitude t.o.v. het product, enz.</p>
New cards
47

Causale verbanden → Externe variabelen

Invloed op een afhankelijke variabele, maar die zelf geen onafhankelijke variabelen zijn.

Bv: geslacht/leeftijd/enz..

Moeten daarom zoveel mogelijk onder controle gehouden worden (bv. door randomisering)

<p>Invloed op een afhankelijke variabele, maar die zelf geen onafhankelijke variabelen zijn.</p><p>Bv: geslacht/leeftijd/enz.. </p><p>Moeten daarom zoveel mogelijk onder controle gehouden worden (bv. door randomisering)</p>
New cards
48
New cards
49

Meten

Het vaststellen van de hoeveelheid of intensiteit van iets.

New cards
50

Eigenschappen

Speciale kenmerken die objecten onderscheiden van andere objecten.

New cards
51

Objectieve eigenschappen

Eigenschappen die rechtstreeks meetbaar zijn, zoals leeftijd of laatst bezochte winkel.

New cards
52

Subjectieve eigenschappen

Eigenschappen die niet rechtstreeks meetbaar zijn en zich in het hoofd van de respondent bevinden, zoals houding of intenties.

New cards
53

Variabele

Een item of vraag dat gemeten wordt.

New cards
54

Coderen

Het toekennen van codes aan antwoorden, bijvoorbeeld bij het vragen naar geslacht.

New cards
55

Categorische schaal

Variabele die gemeten wordt op een nominale of ordinale schaal, waarbij de waarden geen meetbare hoeveelheden zijn en dus niet opgeteld kunnen worden.

New cards
56

Ordinale variabelen

Variabelen waarbij er wel een rangorde in de antwoorden zit.

Voorbeeld: Medailles bij een wedstrijd (goud, zilver, brons), opleidingsniveau (middelbaar, bachelor, master).

New cards
57

Metrische schaal

Een schaal waarbij tussen alle opties evenveel afstand zit, zoals bij intervalschalen en ratioschalen.

New cards
58

Ratioschaal

Schalen met een echt nulpunt, waarbij wiskundige logica geldt, zoals bij leeftijd of massa.

(0 kg betekent geen gewicht, en 20 kg is twee keer zo zwaar als 10 kg

New cards
59

Betrouwbaarheid

Het controleren of vragen die op elkaar lijken ook vergelijkbare antwoorden opleveren.

New cards
60

Validiteit

De accuraatheid van de meting, of deze overeenkomt met de werkelijkheid.

Hoe vaak per jaar ga je naar de bioscoop? 0 1 2 3 4, of meer dan 4 keer

Meer dan 4 keer zegt niks. Kan 5 zijn of een miljoen. -> Meetfout

New cards
61

Socio-demografische variabelen

Achtergrondkenmerken van de deelnemers, zoals geslacht, leeftijd, opleiding en inkomen.

New cards
62

Valkuilen

Fouten die vermeden moeten worden bij het formuleren van vragen, zoals het vermijden van suggestieve vragen of te technische termen.

New cards
63

Functies Doelstellingen

Het doel van vragen in een enquête, zoals in lijn zijn met de opdrachtgever, consistente vragen voor elke deelnemer, duidelijke formulering, overzichtelijke lay-out, en het aansporen van deelname.

New cards
64

Inleiding

Het eerste deel van een enquête waarin de onderzoeker zich bekendmaakt, het doel van het onderzoek aangeeft, uitlegt hoe respondenten worden geselecteerd, het soort respondenten aangeeft waar naar gezocht wordt, en de deelnemers aanspoort om deel te nemen.

New cards
65

Filtervragen

Vragen die dienen om bepaalde respondenten direct uit te sluiten, zoals geslacht om alleen vrouwen te horen.

New cards
66

Trechterbenadering

Een aanpak waarbij de vragen eerst breed beginnen en dan specifieker worden, bijvoorbeeld van algemene ontbijtgranen naar specifieke merken.

New cards
67

Voorcoderen en testen

Het toekennen van codenummers aan antwoorden en het testen van de vragenlijst om consistentie te waarborgen en eventuele problemen op te sporen.

New cards
68

Price sensitivity meter

Een methode, zoals de Van Westendorp-methode, om de prijsgevoeligheid van consumenten te meten door te vragen bij welke prijs een product goedkoop, duur of te duur lijkt.

  1. Te goedkoop: Bij welke prijs zou je dit product als zo goedkoop beschouwen dat je de kwaliteit in twijfel trekt?

  2. Goedkoop: Bij welke prijs zou je dit product als een koopje beschouwen, een goede prijs-kwaliteitverhouding?

  3. Duur: Bij welke prijs zou je dit product als duur beschouwen, maar nog steeds overwegen om het te kopen?

  4. Te duur: Bij welke prijs zou je dit product als te duur beschouwen, zodanig dat je het absoluut niet zou kopen?

New cards
69

Idee generatie

Het proces waarin nieuwe productideeën worden gegenereerd, vaak via brainstorming, onderzoek en innovatie.

New cards
70

Idee screening

Het evaluatieproces waarin ideeën worden beoordeeld op hun haalbaarheid en potentieel succes om de beste kandidaten te selecteren voor verdere ontwikkeling.

New cards
71

Conceptontwikkeling en testen

Een fase waarin het gekozen productidee wordt uitgewerkt tot een gedetailleerd concept en getest met potentiële klanten om feedback te verzamelen en de marktkansen te beoordelen.

New cards
72

Marketingstrategie

Het formuleren van een gedetailleerd plan dat uiteenzet hoe het product op de markt zal worden gebracht, inclusief positionering, targeting, prijsstelling en promotie strategieën.

New cards
73

Bedrijfsanalyse

Een fase waarin het productconcept wordt geanalyseerd op zijn bedrijfsmatige levensvatbaarheid, inclusief kostenanalyse, omzetvoorspelling en winstprojecties.

New cards
74

Productontwikkeling

Het proces van het omzetten van het productconcept in een fysiek product, inclusief ontwerp, ontwikkeling en testen om te verzekeren dat het product voldoet aan de gestelde eisen.

New cards
75

Testmarketing

Een stadium waarin het product in een beperkte markt wordt uitgebracht om inzicht te krijgen in de receptie van het product en de effectiviteit van de marketingstrategie voor de volledige lancering.

New cards
76

Commercialisatie

De uiteindelijke lancering van het product op de markt, waarbij het voor het grote publiek beschikbaar wordt gesteld en de marketingstrategie volledig wordt geïmplementeerd.

New cards
77

Concept/testen van productconcept

Proces waarbij kwantitatieve en/of kwalitatieve methoden worden gebruikt om de reactie van de consument te evalueren op een productidee voordat dit geïntroduceerd wordt op de markt.

New cards
78

Neuromarketing

Het toepassen van kennis en technieken uit neurowetenschap op marketing.

New cards
79

Eye tracking

Het bestuderen van visuele aandacht met behulp van infraroodlicht om inzichten te verkrijgen over processen van aandacht en herkenning.

New cards
80

Gaze

Het werpen van een blik op een specifiek punt.

New cards
81

Fixatie

Het scherpstellen van de visuele aandacht via de gele vlek op het netvlies.

New cards
82

Saccade

Het verplaatsen van de visuele fixatie van het ene punt naar het andere.

New cards
83

AOI

Area of Interest

New cards
84

Heatmaps

Visuele weergave van de gebieden waar de meeste aandacht naartoe gaat.

New cards
85

Gelaatsexpressies

Uitingen van emoties via gezichtsuitdrukkingen.

New cards
86

EEG

Elektro-encefalografie, het meten van de elektrische activiteit in de hersenen.

New cards
87

Sticky van Tobii

Wereldwijde leider eyetracking

New cards
88

Huidgeleiding

Het meten van de zweetproductie als een maat voor de arousal van het autonome zenuwstelsel.

New cards
89

Remote monitoring

Het op afstand monitoren van de visuele aandacht via webcams voor meer schaalbaarheid in onderzoekstechnieken voor marketing.

New cards
90

Populatie

Groep waarover je uitspraak wil doen

  • Alle abonnees van Netflix in Vlaanderen

  • Iedereen die naar de nieuwe Godzilla is gaan zien

New cards
91

Volledige telling

Kan niet altijd volledig geïdentificeerd worden

New cards
92

Steekproefkader

Hoe je mensen kiest voor steekproef

  • Lijst met domiciliegegevens van Mechelaars

  • Studenten met een Thomas More e-mail

  • Kijkcijfers

New cards
93

Steekproefkaderfout

Extra eigenschap waardoor respondent eigenlijk niet bij populatie hoort

  • Mensen die een adres hebben in Mechelen, maar nooit in Mechelen komen.

  • Mensen die wel in Mechelen wonen, maar er niet gedomicilieerd zijn.

  • Studenten die een Thomas More mail hebben, maar niet meer studeren.

New cards
94

Steekproefkaderfout → Onderdekking

Bepaalde groepen zijn moeilijk bereikbaar

New cards
95

Steekproefkaderfout → Overdekking

Verhoudingsgewijs te veel vrouwen in de steekproef

New cards
96

Steekproef

Selectie uit steekproefkader die daadwerkelijk deelnemen aan survey

New cards
97

Steekproefeenheid

Persoon die meedoet aan steekproef

New cards
98

Steekproeffout

Resultaat zal anders zijn dan bij een ondervraging van de hele populatie

"Op basis van de 2000 mensen die ik interviewde, concludeer ik dat 20% van de Mechelaars niet tevreden is over hun burgemeester."

New cards
99

Steekproefnauwkeurigheid

Hoe dicht zit de steekproef bij de werkelijke populatiewaarde?

BELANGRIJK → Omvang van steekproef ≠ representativiteit!

BELANGRIJK → Omvang van steekproef = nauwkeurigheid

New cards
100

Betrouwbaarheidsinterval

Dit geeft een schatting van de marge waarbinnen de ware waarde waarschijnlijk valt. Typisch wordt een betrouwbaarheidsniveau van 95% gebruikt.

New cards

Explore top notes

note Note
studied byStudied by 2220 people
... ago
4.7(3)
note Note
studied byStudied by 24 people
... ago
5.0(1)
note Note
studied byStudied by 42 people
... ago
5.0(2)
note Note
studied byStudied by 48 people
... ago
5.0(1)
note Note
studied byStudied by 452 people
... ago
5.0(3)
note Note
studied byStudied by 43 people
... ago
5.0(1)
note Note
studied byStudied by 19 people
... ago
4.5(2)
note Note
studied byStudied by 23406 people
... ago
4.5(119)

Explore top flashcards

flashcards Flashcard (41)
studied byStudied by 2 people
... ago
4.0(1)
flashcards Flashcard (26)
studied byStudied by 173 people
... ago
5.0(1)
flashcards Flashcard (48)
studied byStudied by 21 people
... ago
5.0(1)
flashcards Flashcard (41)
studied byStudied by 2 people
... ago
5.0(1)
flashcards Flashcard (47)
studied byStudied by 1 person
... ago
5.0(1)
flashcards Flashcard (22)
studied byStudied by 2 people
... ago
5.0(1)
flashcards Flashcard (20)
studied byStudied by 1 person
... ago
5.0(1)
flashcards Flashcard (22)
studied byStudied by 3 people
... ago
5.0(1)
robot