1.4 le graphique

un graphique

een grafiek

un graphique à barres

een staafdiagram

un graphique à courbe(s)

een lijndiagram

le graphique reprend/ retrace l'évolution de

de grafiek geeft de evolutie van ... weer (2)

un axe horizontal, une abscisse

een horizontale as

un axe vertical, une ordonnée

een verticale as

une courbe ascendante

een opwaartse curve

une courbe descendante

een neerwaartse curve

l'écart entre les deux courbes se creuse

de afstand tussen de twee curves neemt toe

l'écart entre les deux courbes se comble

de afstand tussen de twee curves neemt af

un pointillé

een stippellijn

une ligne plus épaisse

een dikkere lijn

une ligne imprimée en gras

een vetgedrukte lijn

une évolution positive/ négative

een positieve / negatieve evolutie

augmenter, progresser

stijgen (2)

une augmentation, une progression, une hausse

een stijging (3)

décoller

beginnen te stijgen (bv. van winst)

flamber, exploser

heel sterk stijgen (bv. van winst) (2)

une flambée, une explosion

een heel sterke stijging (2)

croître

groeien

une croissance

een groei

grimper

klimmen

s'améliorer

beter worden

une amélioration

een verbetering

se consolider

zich verstevigen (bv. een marktpositie)

une consolidation

een versteviging

atteindre son sommet, être à son maximum, être à son niveau record

zijn hoogste punt bereiken (3)

diminuer, reculer, baisser

dalen (3)

une diminution, un recul, une baisse

een daling (3)

chuter

sterk dalen, vallen

une chute

een val

s'effondrer

ineenstorten

un effondrement

een ineenstorting

se dégrader, se détériorer

slechter worden (2)

une dégradation, une détérioration

een verslechtering (bv. van de kwaliteit) (2)

atteindre son plancher, être au plus bas, atteindre son seuil inférieur

zijn laagste punt bereiken (3)

se redresser

zich herstellen (bv. van het omzetcijfer)

un redressement

een herstel

reprendre

heropleven (bv. van het omzetcijfer)

une reprise

een heropleving

stagner

stagneren, stilstaan, geen voortgang hebben

une stagnation

een stagnering

se stabiliser

stabiel worden

se maintenir

behouden blijven (bv. de winst)

le maintien

het behoud

la maintenance

het onderhoud

rester stable

stabiel blijven

une stabilisation

een stabilisering

fluctuer, osciller

schommelen (2)

une fluctuation, une oscillation

een schommeling (2)

la moyenne

het gemiddelde

en moyenne

gemiddeld (bijwoord)

s'exiler

verhuizen