Kaarten: Unit 27-31 (translation) | Quizlet

sales

verkoop

The Sales

de verkopen

works in sales

werkt in de verkoop

sales director

verkoop directeur

sales department

verkoopafdeling

sales team

verkoop team

sales meeting

verkoop/zaken vergardering

sales figures

omzetcijfers

revenue

inkomen/winst

turnover

afzet

sales volume

omzet

unit sales

verkoop van eenheden

target

doel

sales growth

verkoopgroei

sales forecast

verkoopprognose

costs

kosten

direct costs

directe kosten

fixed costs

vaste kosten

variable costs

variabele kosten

cost of goods sold (COGS)

prijs van de verkochte goederen

overheads

algemene kosten

overheads costs

algemene kosten

indirect costs

indirecte kosten

expenses

uitgaven

operating expenses

bedrijfskosten

costing

kosten berekenen

costings

kosten

selling price

verkoopprijs

direct production costs

directe productiekosten

gross margin (profitability measure that looks at a company's gross profit compared to its revenue or sales)

bruto winstmarge

total costs

totale kosten

net margin

netto marges

profit margin

winstmarge

mark-up

winstmarge

make a profit

het maken van winst

profitable

winstgevend

profit-making

winstgevend

break even

break even

reach break-even point

break-even punt

make a loss

verlies lijden

loss-making

verliesgevend

loss-leader

verlies-leider

money spinners

geld spinners

cash cows

geld spinners (product/dienst dat veel geld binnen brengt)

budgeted for

begroot voor (het geld dat ze van plan waren aan elk project te besteden)

over budget

budget overschreden

overspent

te veel uitgegeven

underspent

onderbesteed

under budget

onder het budget

expenditure

uitgaven

spend (verb and noun)

uitgeven

Economies of scale

schaalvoordelen

diseconomies of scale

schaalnadelen

experience curve

ervaringscurve

learning curve

leercurve

order

bestelling

place an order

een bestelling plaatsen

dispatched

afgeleverd

shipped

verzonden

invoice

factuur

invoicing

facturering

billing

facturering

chases an invoice

"achtervolgt een factuur

settle and invoice

afrekenen en factureren

Trade credit

Handelskrediet

discount

korting

(pay) upfront

vooraf (betalen)

credit policy

kredietbeleid

payment terms

Betaalvoorwaarden

cashflow

geldstroom

accounts

geldstroom

key accounts

belangrijke accounts

debtors

debiteuren

creditors

crediteuren

bad debts

slechte schulden

written them off (debts)

heb ze afgeschreven

accounts receivable (company still needs to receive money)

debiteuren

receivables

nog te ontvangen bedragen

accounts payable (business owes money to its vendors/suppliers that have provided the business with goods or services on credit.)

te betalen rekening

payables

schulden

asset

bezit

current assets

vlottende activa

fixed assets

vaste activa

intangible assets

immateriële activa

goodwill

goede wil

brands

merken

going concern

gaande zorg

Depreciation

waardevermindering

amortization

afschrijvingen

depreciate

afschrijven

amortize

afschrijven

charge

belast

written down

opgeschreven

written off

afgeschreven

write-off

afschrijven

book value

boekwaarde

Liabilities

schulden

current liabilities

lopende schulden

long-term liabilities

langlopende schulden

Balance sheet

balans