1/97
Looks like no tags are added yet.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
bakken
bakte, bakten, heeft gebakken
beginnen
begon, begonnen, is begonnen
begrijpen
begreep, begrepen, heeft begrepen
bewegen
bewoog, bewogen, heeft bewogen
bieden
bood, boden, heeft geboden
blijken
bleek, bleken, is gebleken
blijven
bleef, bleven, is gebleven
denken
dacht, dachten, heeft gedacht
doen
deed, deden, heeft gedaan
dragen
droeg, droegen, heeft gedragen
drinken
dronk, dronken, heeft gedronken
eten
at, aten, heeft gegeten
gaan
ging, gingen, is gegaan
genieten
genoot, genoten, heeft genoten
geven
gaf, gaven, heeft gegeven
hangen
hing, hingen, heeft gehangen
hebben
had, hadden, heeft gehad
helpen
hielp, hielpen, heeft geholpen
heten
heette, heetten, heeft geheten
houden
hield, hielden, heeft gehouden
kiezen
koos, kozen, heeft gekozen
kijken
keek, keken, heeft gekeken
klinken
klonk, klonken, heeft geklonken
komen
kwam, kwamen, is gekomen
kopen
kocht, kochten, heeft gekocht
krijgen
kreeg, kregen, heeft gekregen
kunnen
kon, konden, heeft gekund
lachen
lachte, lachten, heeft gelachen
lezen
las, lazen, heeft gelezen
liggen
lag, lagen, heeft gelegen
lijken
leek, leken, heeft geleken
lopen
liep, liepen, heeft/is gelopen
moeten
moest, moesten, heeft gemoeten
mogen
mocht, mochten, heeft gemogen
nemen
nam, namen, heeft genomen
ontvangen
ontving, ontvingen, heeft ontvangen
raden
raadde, raadden, heeft geraden
rijden
reed, reden, heeft gereden
scheiden
scheidde, scheidden, is gescheiden
schijnen
scheen, schenen, heeft geschenen
schrijven
schreef, schreven, heeft geschreven
slapen
sliep, sliepen, heeft geslapen
sluiten
sloot, sloten, heeft gesloten
snijden
sneed, sneden, heeft gesneden
snuiten
snoot, snoten, heeft gesnoten
spijten
speet, speten, heeft gespeten
spreken
sprak, spraken, heeft gesproken
staan
stond, stonden, heeft gestaan
stelen
stal, stalen, heeft gestolen
sterven
stierf, stierven, is gestorven
trekken
trok, trokken, heeft getrokken
vallen
viel, vielen, is gevallen
varen
voer, voeren, heeft gevaren
vergeten
vergat, vergaten, heeft/is vergeten
vertrekken
vertrok, vertrokken, is vertrokken
vinden
vond, vonden, heeft gevonden
vragen
vroeg, vroegen, heeft gevraagd
vriezen
vroor, vroren, heeft gevroren
wassen
waste, wasten, heeft gewassen
wegen
woog, wogen, heeft gewogen
weten
wist, wisten, heeft geweten
wijzen
wees, wezen, heeft gewezen
willen
wilde/wou, wilden, heeft gewild
worden
werd, werden, is geworden
zeggen
zei, zeiden, heeft gezegd
zien
zag, zagen, heeft gezien
zijn
was, waren, is geweest
zingen
zong, zongen, heeft gezongen
zitten
zat, zaten, heeft gezeten
zoeken
zocht, zochten, heeft gezocht
zullen
zou, zouden
aantreffen
trof aan, troffen aan, heeft aangetroffen
binden
bond, bonden, heeft gebonden
breken
brak, braken, heeft gebroken
brengen
bracht, brachten, heeft gebracht
dwingen
dwong, dwongen, heeft gedwongen
gelden
gold, golden, heeft gegolden
klimmen
klom, klommen, heeft/is geklommen
kruipen
kroop, kropen, heeft/is gekropen
laten
liet, lieten, heeft gelaten
opbergen
borg op, borgen op, heeft opgeborgen
overlijden
overleed, overleden, is overleden
schelden
schold, scholden, heeft gescholden
schrikken
schrok, schrokken, is geschrokken
slaan
sloeg, sloegen, heeft geslagen
springen
sprong, sprongen, heeft gesprongen
stijgen
steeg, stegen, is gestegen
stinken
stonk, stonken, heeft gestonken
strijken
streek, streken, heeft gestreken
vangen
ving, vingen, heeft gevangen
vechten
vocht, vochten, heeft gevochten
verbergen
verborg, verborgen, heeft verborgen
verdwijnen
verdween, verdwenen, is verdwenen
vergelijken met
vergeleek, vergeleken, heeft vergeleken
vermijden
vermeed, vermeden, heeft vermeden
vliegen
vloog, vlogen, heeft gevlogen
winnen
won, wonnen, heeft gewonnen
zwemmen
zwom, zwommen, heeft/is gezwommen