business english vocabulary chapter 1

campany

bedrijf

corporation

maatschappij

enterprise

onderneming

enterpreneur

ondernemer

business

bedrijf

Commerce

handel

industry

industrie

to deal in something

handelen in

to focus on

zich concentreren op

supplier

leverancier

customer

klant

retailer

detailhandelaar

exporter/ Importer

exporteur/ importeur

the private sector

de particuliere sector

the public sector

de publieke sector

site

locatie, plaats

property

eigendom

facility

voorziening

infrastructure

infrastructuur

block

gebouw, blok

factory

fabriek

machine shop

fabriekshal

warehouse

magazijn

service centre

reparatiewerkplaats

outlet

verkooppunt

accessible

bereikbaar voor

within easy reach of area

gemakkelijk bereikbaar van(af)

outskirts

buitenwijk

head office

hoofdkantoor

branch

filiaal

unit

eenheid

employed

in dienst

sole trader

eenmanszaak

owner

eigenaar

partnership

venootschap

board of Directors

raad van bestuur

chairman

voorzitter

administration

bestuur

executive

manager

management

management

department

afdeling

office practice

kantoorpraktijk

company rules

bedrijfsregels

company policy

bedrijfsbeleid

health and safety regulations

voorschriften inzake veiligheid en gezondheid

sales conference

verkoopconferentie

to decide

besluiten

reception

receptie

manufacturing

productie

storage

opslag

check

controle

monitoring

bewaking

inquiry

navraag

business transaction

zakelijke transactie

business hours

kantooruren

report

rapport, verslag

as a rule

doorgaans

to employ

in dienst nemen

employee

werknemer

human resources

personeelszaken

manpower

arbeidskrachten

workforce

personeel

sales force

verkoperspersonee

staff

personeel

superior

leidinggevende

supervisor

toezichthouder

team leader

teamleider

boss

baas

be headed by

voorgezeten worden door

to export

exporteren

responsibility

verantwoordelijkheid

be responsible to

verantwoording verschuldigd zijn aan

in charge of

verantwoordelijk voor

subordinate

ondergeschikt

departmental

afdelings

managerial

leidinggevend

manager

bedrijfsleider

deputy

waarnemend

commercial clerk

commercieel medewerker

public relations officer

pr-verantwoordelijke

buyer

inkoper

typist

typist

craftsman

ambachtsman

tradesman

vakman

engineer

ingenieur

technician

technicus

designer

ontwerper

driver

chauffeur

office junior

kantoorbediende

secretary

secretaresse

translator

vertaler

sales representative

verkoper

qualified retailer

detailhandelaar

security officer

beveiligheidsmedewerker

developer

programmeur

intern

stagiair

temporary worker

tijdelijke medewerker

businessman

zakenman

premise

pand

property

eigendom