grp 23

impuls

impuls

een stimulerende prikkel, een duw in de goede richting, een plotseling idee, een spontane actie, opwelling

transformatie

verandering van vorm, gedaanteverwisseling

spijtoptant

gevangene die, tegen vervroegde vrijlating, de politie bewijzen levert over andere misdadigers; iemand die een keus heeft gemaakt, en daar later op terug wil komen omdat hij spijt heeft van die keus

zwichten

iets toch doen dat je niet wilde of van plan was niet te doen, bezwijken, toegeven, door de knieën gaan

moraal

de opvatting (binnen een groep) over wat goed en slecht is en over hoe je hoort te leven; ook: een wijze les

non-profitsector

sector die niet gericht is op winst (bv. onderwijs, zorg …)

in se

in principe; in wezen

apocalyps

het einde van de wereld of de voorspelling daarvan

desinformatie

onjuiste informatie, fake news

escaleren

(van conflicten) stapsgewijs erger/heviger worden, uit de hand lopen

agitator

onruststoker, ophitser, aanstoker, intrigant, provocateur

revolteren

in opstand komen

retoriek

oorspronkelijk: redenaarskunst; vaak echter negatief: manier van spreken waarbij je veel mooie woorden zonder veel inhoud gebruikt, gezwollen taal

inherent

eigen aan, nauw verbonden, samengaand

de kastanjes uit het vuur halen

een risicovolle arbeid verrichten voor een ander, die dan geen gevaar loopt en er toch voordeel van geniet

opinie

denkwijze, heersende mening, wat je denkt over iets, oordeel, mening

devalueren

in waarde verminderen

ambulant

niet gebonden aan een vaste plaats, rondtrekkend, in staat om te lopen, zonder opname in een ziekenhuis

sneer

schampere opmerking, bedekte hatelijke opmerking

credibiliteit

geloofwaardigheid

operationeel

gebruiksklaar, geschikt om te gebruiken, in werking gesteld

opteren

kiezen

overstuur zijn

in de war zijn, van streek zijn;

paradoxaal

schrijnbaar tegenstrijdig, in strijd met de verwachting, tegengesteld aan de gangbare mening

periodiek

op geregelde tijdstippen terugkerend