Looks like no one added any tags here yet for you.
Demografische transitie
Van pre- industriele bevolking (hoog geboortecijfer +sterftecijfer) → moderne bevolking.
Plattelandsvlucht
Mensen kunnen →steden door neuw vervoersmiddelen ( trein).
Verstedelijking groeit
Uitstotingsfactoren
Landbouwinnovaties: maken kleine bedrijven onrendabel ( geen winst kunnen krijgen)
Plattelandsnijverheid → geen concurrentie met gemechaniseerde nijverheid.
Aantrekkingsfactoren
Stedelijke groei ( handel, administratie, dienst)
In steden: industrële tewerkstellingen
Mega steden
Steden met meer dan 15miljoen inwoners
Intercontinentale migratie
Volksverhuizing - andere werelddelen
Intracontinentale migratie
Volksverhuizing binnen werelddelen
Mortaliteit
Gemiddeld sterftecijfer
Nataliteit
Gemiddelde geboortecijfer
Ontwikkelingslanden
Staten die niet beoren tot de 1ste of 2e wereld, wel 3e.
Urbanisering
Verstedlijkingsproces
Cokeshoogovens
Liet preciezer gietwerk toe
Watts stoommachne
Grondwater wegpompen & meer en dieper steenkool opgraven
Vraagzijde
Bevolkingsexplosie
Koloniale expansie
Samenhangende markt
Aanbodzijde
Arbeidsoverschot
Aanbod → grondstoffen
Kapitaal
Adam Smith
= Filosoof
doel: eco vrijlaten, vrij ondernemen, handelen, overheid: niet moeien met eco.
Mercantilisme
Economisch systeem: 17e eeuw: staat bepaalde alles
Wet van vraag & aanbod
Bepaalde prijzen
Consument: koopt producten
roducent: maakt winst
Invisible hand
Onzichtbare hand; houdt eco in balans.
Door eigenbelang te volgen => eco groeit & ied is rijker
Monopolievorming
1 bedrijf biedt als enige iets aan, geen concurrentie, bepaald zelf de prijs.
* conccurentie → bedrijf kan prijs zo laag zetten → ander bedrijf = failliet
Tegen eco liberalisme: 1 bedrij alle macht → prijs zelf kiezen
Gilde
Kan ondernemers verbieden om zich te vestigen & maakt prijsafspraken
Naamloze venootschap
Mensen kopen stukje van een aandeel → gezamelijke eigenaar
Horizontale integratie
Samenwerking [ identieke bedrijven] → zelfde product verkopen.
Verticale integratie
Productieproces van grondstof tot eindproduct controleren.
Monopolie
Bedrijf beheerst volledig het productieproces
Standaardisatie vd productie
Grondslag vd massaconsumptie
Machineonderdelen= standaardmaten & waren verwisselbaar
Middel om productiekosten te drukken= besparing o/d arbeidskosten
Taylorisme
Taylor ( ijzerfabrikant & Amerikaanse ingeneur)
= arbeidsindeling: elke arbeid= gespecialiseerd in bep. deel.
Automatisering & Taylorisme= lopendebandsysteem
In Fordfabriek toegepast → grote productietoename
Aandeelhouder: in ruil controle over de bandsysteem.
Directie ( managers) gekozen → aandeelhouders
Handelskapitalisme
In vroegmoderne tijd: bleef beperkt tot lage burgerij
Koopman= centraal
Industriëel kapitalisme
Ondernemer = centraal
= systeem voor heel Europa
Maatschappijvorm, bepaald door eco systeem (= basis).
Principes I.K ( indus kapitalisle)
Winst
Vrije markt
Privé-bezit
individualisme
I.K= gekenmerkt door
Privébezit van productiemiddelen → voor mechanisering (machines & fabrieken).
Ondernemer
Controle over productieproces → kapitaal, wat hij investeerde in machines + fabrieken
Arbeider
Kon enkel zijn arbeid op de markt aanbieden
Arbeidsverdeling
Arbeiders: minder geschoold moesten zijn
Eco crisis in 19e eeuw:
Door schaarste
Oorlog, klimaat → hongersnood
I/h Westen IR
Crisis= niet gevolg van onderproductie maar van overproductie id industrie.
Conjuctuur
Beweging/ golf van 7-11 jaar → eco groei sneller & werkloosheid daalt.
Na highlight → crisis, neerggang: groei vertraagd & werkloosheid neemt toe.
I/h Westen: 3 golven
Elk een halve eeuw lang: op & neer fase
1850-1873
Opgang
1873-1896
Neergang
Marktverruiming= obsessie
Overproductie moest vermeden worden.
Marktverruiming: 3 methodes
Afsluiten van afzetgebieden
Nieuwe productiemiddelen & bedrijstakken
Reclame ( behoefte creëren= obsessie vr ondernemers)
Massaproductie
20ste eeuw
Productiviteit nam toe: mechanisring & arbeidsverdeling
Massaproductie in:
Kapitaalgoederen
Comsumptiegoederen
Kapitaalgoederen
Vb trein, schepen, machines
Comsumptiegoederen
Vb kledij, auto’s, fietsen
Massaproductie zorgde voor
Levensstandaard stijging, meer mensen: inkomen besteden → onnodige dingen die leven fijn maken.
→ groei van steden & hun winkelstraten.
Aandeelhouders & banken: meer inspraak:
gevolgen vr arbeiders
gevolgen vr bedrijven
Arbeiders: effeciënte productiemethodes
Bedrijsondernemingen: productieproces= gecontroleerd → managers