functionele biologie van planten
metabolisme
elke levensvorm heeft voeding nodig
dit moet worden afgebroken door afbraakreachties (katabolisme)
geeft enregie (vb. in vorm van ATP)
en vormt bouwstenen die via opbouwreacties (anabolisme) celeigen moleculen maakt (ook E voor nodig)
autotrofen (metabolisme)
voeding: mineralen uit de lucht (CO2, H2O, K+ , NH4+ , Mg2+ , NO3- , H2PO- ,…)
energiebron:
foto-autotrofen: licht
chemo-autotrofen: oxidatie van mineralen
heteroautotrofen (metabolisme)
voeding: organische moleculen van andere levende wezes
energiebron: afbraak van organische moleculen
fotosyntese
komt het meeste voor
vb.
cyanobacteriën (prokaryoten)
7 groepen van algen
alle landplanten met chloroplasten
hoe kan het dat planten O2 teruggeven?
ze geven zuurstof terug via fotosyntese, waar ze CO2 en H2O omzetten in glucose en zuurstof, met behulp van zonlicht, (het zuurstof word afgegeven via de huidmondjes)
dit is niet zo simpel, want het vraagt cellulaire processen en energie
waar vinden proccessen plaats?
in de bladeren, chloroplasten, stroma en tylacoiden
chloroplast
grana met tylakoide membranen (interne membranen)
fotosystemen met pigmenten (chlorofyl)
proteïnen (E transport, ATP productie,…)
licht afhankelijke reacties
stroma
calvincyclus (CO2 fixatie)
CO2 input, NADPH, ATP uit lichtreacties
lichtreacties
= fotosyntese
maakt ATP en ADP + O2 als afvalproduct
CO2 reduceert tot suiker (door calvincyclus)
Is calvinsyclus ook opperatief in de nacht wnr er geen licht is of toch te weinig licht?
ja en nee
er is ADP en ATP nodig om de calvincyclus in gang te zetten en vermits dit doormiddel van fotosyntese word aangemaakt gaat dit niet in de nacht worden aangemaakt
wnr de reserves dus op zijn gaat de calvincyclus dus ook ophouden met werken
(let op we spreken nooit van donkerreacties)
2 reacties
lichtreacties:
licht nodig
1) zonlicht capteren
2 ATP maken en reducerend vermogen (NADPH)
koolstof fixatie reacties (“donker reacties”)
licht eigenlijk niet nodig, maar gebeurd enkel tijdens de lichtfase (want E nodig)
ATP en NADPH aanwenden om organische moleculen te maken uit CO2
ATP
= het uitkomsproduct van de lichtreacties, slaat E op in zijn fosfaatgroep en geeft E vrij wnr de fosfaatgroep ontkoppeld word en maakt ADP
NADPH
vervoert E en electronen in cellen, vooral tijdens fotosyntese, word gevormd tijdens de fotosyntese en gebruikt als E voor de calvincyclus waar CO2 word omgezet nr suiker (dus NADPH is essentieel voor opbouw van suikers)
—> NADP+ (in electronenrijke omgeving kan het makkelijk elektronen afgeven)
pigmenten
moleculen die licht absorberen
licht = vorm E
foton:
korte golf = hoge E
fotoelectrisch effect; electron verlaat een pigment door licht
—> vooral blauw en rood licht absorberen, groen niet, word weerkaatst (rood nog beter want minder verlies bij opvangen van licht)
chlorofyl a en b
porphyrine ring (rol in fotosyntese en transport O2)
complexe ringstructuur met dubbelle en enkele bindingen
magnesium ion centraal
fotonen exciterenn electronen in de ring
electronen kunnen de ring verlaten
wat kan met E van foton gebeuren wnr moleculen raakt?
E verliezen onder vorm van warmte
e kan worden geabsorbeert door het electron van dat moleculen
(elektronen krijgen meer E en kunnen los komen van moleculen)
actie spectrum
is het lichtspectrum waar een plant het beste in fungeert (rood licht geeft meeste O2 terug)
lichtreacties 3 puntjes
1) lichtcapatie door pigmenten
2) electronen transport en productie NADPH
3) chemiosmose: ATP productie
organisatie fotosystemen
antenne complex:
heel veel (hondereden) hulp pigment moleculen
verzamelen fotonen en geven de gecapteerde licht E door aan het reactiecentrum
reactie centrum
1 of meer chlorofyl a moleculen
passeren geëxiteerde electronen buiten het fotosysteem
schema werking fotosysteem
een foton slaat in op een chlorofyl moleculen
geladen chlorofyl werkt in op het reactie centrum
vormt een electron dat vrij komt en bind op de electronen acceptor
(vide bekijken)
een electron exuteren
→ een foton nodig om aan de axeptor te geven
1) licht werkt in op het chlorofyl
2) chlorofyl moleculen krijgt een electron gebonden op zich
3) chlorofiel oxideert en geeft zijn electron af aan de electronen acceptor, die het electron reduceert
4) de electronendonor oxideert en geeft een electron af aan het chlorofyl
2 fotosystemen zijn gelinked
fotosysteem I = lichtenergie absorberen en electronen exiteren
fotosysteem II = heeft een andere voorkeur van licht en kan iets meer doen, namelijk een oxidatie pottentiaal ontstaat en kan dus water gaan splitsen
—> werken samen om ATP en NADPH te maken
Z schema (!!!)
1) begin bij fotosysteem II (nieuwste), een paar chlorofylen absorberen 2 fotonen licht in het reactiecentrum. Dit exiteerd 2 electronen, die worden overgedragen aan plastoquinone, verlies aan elektronen op reactiecentrum oroduceerd een oxidatiepottentiaal dat in staat is om water te oxideren
2) de electronen paseren de be-f-complex dat de vrijkomende energie gebruikt om prtonen over het tylakoïde membraan te pompen, door chemiosmose kan ATP worden geproduceert
3) eindigen bij fotosysteem I; een paar chlorofylen in het reactiecentrum absorberen 2 fotonen dit exiteert 2 elektronen die worden doorgegeven aan NADP+ (elektrontransport van fotosysteem II vervangt deze electronen)
platocenoom
= mobile molecule dat van de beginsituatie en placto
bevind zich in het celmembraan die de plasmodesma bevatten, die het cytoplasma van cellen verbinden , placmoceonoom speelt dus rol bij celcomunicatie
buitenwereld word meer basis (schema)
wnr protonen terugvloeien
ATP en NADPH stapelen nooit op, worden onmiddelijk doorgegeven aan de coolstofreacties onder licht
producctie NADPH in zwavelbacterien
1 FS (namelijk FS I, want eerste in evolutie), niet genoeg oxiderend vermogen om H2O te splitsen
dus oxidatie van H2S tot S
levert H+ en e- op, net zoals bij het splitsen van H2O
paarse niet zwavelbacteriën
1) ATP productie
2) NADH productie op andere wijze (omgekeerde elektronetransport
—> 1 werkbaar cyrculair fotosysteem (die ATP aanmaakt en NADH reduceert
chemiosmose
electrochemische gradient kan worden gebruikt om ATP te maken
door ATP syntase enzyme in tylakoide membraan (protonen stromen terug nr stroma)
cyclisch elektronetransport => extra ATP
calvincyclus
(bevind zich in het stroma) draait niet in het donker want altijd input van ATP nodig die door licht worden aangemaakt
6 moleculen CO2 -< 12 ATP en nog eens 6 ATP, dus per CO2, “ ATP nodig en 2NADPH (variaties zijn mogenlijk)
1) (CO2 fixatie: RuBP (ribulose 1,5-bifosfaat) + CO2 → 2PGA)
—> CO2 word gefixeert, gebonden op een precursor
2) reductie : PGA (3-fosfoglyceraat) word gereduceerd tot G3P (glyceraldehyde 3 fosfaat)
—> klein deeltje word opzijgezet om suiker aan te maken (sucrose in de bladeren) nodig om aan celdeling te kunnen doen
3) regeneratie van RuBP
—> terug gebruikt om opnieuw calvincyclus te gaan doen
output calvin cyclus
glucose is niet het echte produkt
G3P is een 3C suiker
gebruikt om sucrose te maken (belangrijkste transportsuiker, disacharide van glucose en fructose)
gebruikt om zetmeel van te maken (chloroplast) (onoplosbaar glucose polymeer, reserve)
—> polymeren van fructosen = fructaan (functie: osmotische regulatie en prebioticum)
suiker nodig voor groei
suiker door het floeem getransporteerd (in 2 richtingen)
floeemsap vol met suiker (concentratie dus heel groot, veel suiker)
gedraagt zich niet als een wateroplossing, dus transport is anders
masastroming: fotosyntetische cellen willen suiker, de stoffen in de plant gaan bewegen doordat er een drukverschil is (van hoge nr lage druk)
concentratie is dus veel lager, ATP nodig aan de uiteinden gebeurd omgekeerde SINK cellen
sucrose verlaat het floeemvat, suiker word uitgedreven dus de concetratie in is veel groter en aan de SINK-zijde word de concentratie laag gehouden en is de druk daar ook laag
kan ook nr zetmeelreserve worden omgezet om de winter te overleven
SINK
= deel van de plant die stoffen opneemt voor groei en opslag , is heet tegenovergestelde van de bron waar stoffen geproduceert worden
energie cyclus
respiratie: fotosynthese zijn producten gebruiken voor de ademhaling
proteïne die betrokken zijn bij electrontransport ketens en ATP productie (chloroplasten zijn evolutionair verwant met mitochondriën)
heterotrofe organisme gaan via ademhaling producten afbreken (respereren)
algemeen schema “cirkel of life”