NDL 1 (2)
Studied by 0 people
Learn
Practice Test
Spaced Repetition
Match
Flashcards1/142
Earn XP
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
|---|
No study sessions yet.
143 Terms
L'abri, auvent
Het afdak
L'accord
De overeenkomst
L'accouchement
De bevalling
L'âge
De leeftijd
L'aide
De hulp
L'air frais
De frisse lucht
L'ambiance
De sfeer
L'ambulance
De ziekenwagen
L'amitié
De vriendschap
L'âne
De ezel
L'argent
Het geld
L'argent de poche
Het zakgeld
L'autorisation
De toestemming
L'avantage
Het voordeel
Les amis de vacances
De vakantievrienden
Les amis en ligne
De internetvrienden
Accepter
Aanvaarden
Accueillir/tonner
Opvangen VC) of / opgerlangs
Admirer
Bewonderen
Aider à la maison
Bij het huishouden helpen
Aider aux tâches ménagères
Met het huishouden helpen
Ajouter
Toevoegen
Aller chercher
Gaan halen
Améliorer/corriger
Verbeteren
Apparaitre
Ontstaan ontstond (sm) and stear
Apporter
Opbrengen bachcan) or orgelerscht
Apprendre
Leren
Apprendre (une nouvelle)
Vernemen nomcon)/nomen
La batterie
De batterij
La blague
Het grapje / Het mopje
La blessure
De wond
La boîte
De doos
Le baigneur
De bader
Le baiser
De zoen
Le beau-père
De stiefvader
Le billet d'avion
Het vliegticket
Le billet de train
Het treinkaartje
Le bruit/le son
Het geluid
Le but
Het doel
Les béquilles
De krukken
Des bonnes notes
Goede cijfers
Des mauvaises notes
Slechte cijfers
Balayer
Vegen
Bronzer
Zonnebaden
Brûler
Branden
Bizarre
Raar
Bon marché
Goedkoop
Bronzé
Gebruind
Apprendre (de manière supplémentaire)
Bijleren
Arriver/se passer
Gebeuren
Arriver
Aankomen komen
Atteindre
Bereiken
Augmenter
Toenemen momen) toe
Avoir besoin de
Nodig hebben
Avoir confiance
Vertrouwen
Avoir de la chance
Geluk hebben
Avoir un désagrément
Last hebben van
Avoir envie de + inf
Zin hebben om te + inf
Avoir horreur de…
Een hekel hebben aan …
Avoir l'impression
De indruk hebben
Avoir peur de
Bang zijn voor
Avoir raison
Gelijk hebben
Attentif
Aandachtig
Agréable
Aangenaam
Absent
Afwezig
Approfondi
Grondig
Aveugle
Blind
À l'arrière
Achteraan
À l'avance
Op voorhand
À l'heure
Op tijd
À voix haute
Hardop
Assez + nom
Genoeg + nom
Assez + adj
Nogal + adj
Autrefois
Vroeger
À côté de
Naast
À part
Behalve
Au-dessus / à propos de
Over
Afin que
Zodat
Avant que
Voordat
Aucun
Geen enkel
Autre
Ander(e)
Des cheveux bouclés
Krulhaar
La campagne
Het platteland
La capitale
De hoofdstad
La caractéristique
De eigenschap
La casquette
De pet
La cause
De oorzaak
La chanson
Het lied
La chose
Het ding
La circulation
Het verkeer
La civière
De draagberrie
La classe de maternelle
De kleuterklas
La collecte de sang
De bloedinzameling
La commune
De gemeente
La connaissance
De kennis
La conséquence
Het gevolg
La conversation
Het gesprek
La couleur de peau
De huidskleur
La cousine
De nicht
La crise
De crisis
Note 
Flashcards (22)