Nectar h2 vwo4 Cel

0.0(0)
studied byStudied by 0 people
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
Card Sorting

1/129

encourage image

There's no tags or description

Looks like no tags are added yet.

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

130 Terms

1
New cards

actief transport

transport via een membraan tegen de concentratierichting in, kost energie

2
New cards

adenine (A)

organische stikstofbase, onderdeel van een nucleotide in DNA en RNA 1

3
New cards

amyloplasten

zetmeelkorrels, plastiden zonder kleur, in het grondplasma van plantaardige cellen

4
New cards

aminozuren

bouwstenen van eiwitten

5
New cards

anafase

de fase van de mitose waarin de trekdraden de afzonderlijke chromatide als zelfstandige chromosomen uit elkaar trekken

6
New cards

apoptose

het sterven van een cel als na controle blijkt dat het DNA onherstelbaar beschadigd is

7
New cards

autotroof

organisme dat zelf organische stoffen kan maken uit anorganische stoffen

8
New cards

bestraling

behandeling bij kanker met radioactieve straling die kankercellen doodt

9
New cards

cascade

een proces dat in een aantal opeenvolgende stappen verloopt

10
New cards

cel

funtionele basiseenheid van het leven

11
New cards

celcyclus

de periode waarin een cel ontstaat, groeit, actief is en opnieuw deelt. Bestaat uit de G1-, S-, G2- en M-fase

12
New cards

celdeling

het splitsen van een cel in twee dochtercellen

13
New cards

celdifferentiatie

ontstaan van cellen die verschillen in grootte, vorm en functie

14
New cards

celkern

bevat DNA/erfelijke eigenschappen

15
New cards

celmembraan

membraan aan de buitenkant van de cel bestaat uit fosfolipiden, cholesterol en eiwitten

16
New cards

celskelet

een groot aantal eiwitdraden in het grondplasma, die de cel vorm geven en waarlangs transportblaasjes zich voortbewegen

17
New cards

celstrekking

het opzwellen van een plantencel door wateropname in de vacuole

18
New cards

celwand

buitenlaag bij plantaardige cellen (opgebouwd uit cellulose), bacteriën (opgebouwd uit suikers en aminozuren) en schimmels (opgebouwd uit chitine)

19
New cards

centromeer

bindingsplaats van de twee identieke chromatiden, deelt bij een celdeling als laatste

20
New cards

centrosoom

twee loodrecht op elkaar staande buisjes van eiwitten (centriolen) in dierlijke cellen, die een rol spelen bij de celdeling

21
New cards

chemotherapie

behandeling bij kanker met cytostatica die celdeling remmen

22
New cards

chitine

-gekoppelde eenheden glucose met een stikstofhoudende groep eraan

23
New cards

-bouwstof van celwand schimmels en skelet van insecten

24
New cards

chloroplasten

bladgroenkorrels in het grondplasma van plantaardige cellen, plaats voor fotosynthese

25
New cards

cholesterol

vetachtige stof, bouwsteen van celmembraan

26
New cards

chromatiden

identieke helften van een verdubbeld chromosoom, verbonden in het centromeer

27
New cards

chromoplasten

kleurstofkorrels in het grondplasma van plantaardige cellen, geven kleur aan onderdelen van planten

28
New cards

coderende streng

de DNA-streng complementair aan de matrijsstreng, waarvan de basenvolgorde overeenkomt met mRNA. Het verschil is dat mRNA uracil bevat in plaats van een thymine

29
New cards

codon

een tripletcode in het mRNA

30
New cards

complementaire streng

de tegenoverliggende streng

31
New cards

cytosine (C)

organische stikstofbase, onderdeel van een nucleotide in DNA en RNA 2

32
New cards

cytostatica

stoffen die de celdeling remmen

33
New cards

deoxyribose

suikermolecuul, onderdeel van een nucleotide in DNA

34
New cards

diffusie

verplaatsen van deeltjes, kost geen energie

35
New cards

DNA-codetaal

de volgorde van de nucleotiden in DNA

36
New cards

DNA-moleculen

moleculen, opgebouwd uit nucleotiden, die de bouwinstructies bevatten om eiwitten te maken

37
New cards

DNA-molecuul

bevat informatie voor de erfelijke eigenschappen

38
New cards

DNA-triplet

drie opeenvolgende stikstofbasen in DNA, de code voor één aminozuur

39
New cards

dubbele helix

de moleculaire bouw van een DNA-molecuul in de vorm van een wenteltrap

40
New cards

dubbelstrengs

bestaand uit twee strengen

41
New cards

ecosysteem

een begrensd gebied waarin organismen met elkaar en met de levenloze natuur relaties hebben

42
New cards

eiwitsynthese

het proces van het overschrijven van DNA in mRNA tot en met het vormen van het uiteindelijk functionele eiwit

43
New cards

eiwitten

organische stoffen, opgebouwd uit aminozuren; betrokken bij alle levensprocessen

44
New cards

emergente eigenschap

een nieuwe eigenschap op hoger organisatieniveau die ontstaat door interactie van delen op een lager organisatieniveau. De onderdelen apart hebben die eigenschappen niet

45
New cards

endocytose

opname van deeltjes door afsnoering van een stukje van het celmembraan

46
New cards

endoplasmatisch reticulum (ER)

organel dat bestaat uit een netwerk van membranen in de cel voor transport van eiwitten

47
New cards

enkelstrengs molecuul

bestaand uit één streng

48
New cards

eukaryoot

organisme waarvan cellen een celkern hebben

49
New cards

exocytose

afgifte van stoffen uit (transport)blaasjes die versmelten met het celmembraan

50
New cards

fagocytose

endocytose van bacteriën of vaste deeltjes

51
New cards

flagellen

lange eiwitdraden voor de voorbeweging van eencellen

52
New cards

fosfolipide

vetachtige stof met een fosfaatgroep, bouwstof voor (biologische) membranen

53
New cards

G0-fase

Fase na de celdeling waarin de cel niet deelt

54
New cards

G1-fase

de fase van de celcyclus waarin de cel groeit

55
New cards

G2-fase

de fase van de celcyclus waarin de cel groeit en de organellen verdubblen

56
New cards

gefaciliteerd transport

transport van deeltjes via specifieke eiwitpoorten in celmembraan

57
New cards

gen

een stuk van een DNA-molecuul met informatie voor het maken van een eiwit

58
New cards

gisten

eencellige soorten schimmels

59
New cards

golgi-systeem

organel dat bestaat uit een aantal platte membraanzakken, het sorteert stoffen voor verder transport naar specifieke organellen of het celmembraan

60
New cards

grensplasmolyse

in een hypertonische oplossing is een cel gekrompen door waterafgifte, het celmembraan zit nog net tegen de celwand aan. De turgor is nul

61
New cards

grondplasma

de waterige inhoud van de cel; vormt samen met de organellen het cytoplasma

62
New cards

guanine (G)

organische stikstofbase, onderdeel van een nucleotide in DNA en RNA 3

63
New cards

heterotroof

organisme dat leeft van organische stoffene

64
New cards

hydrofiel

trekt water aan

65
New cards

hydrofoob

waterafstotend

66
New cards

hypertonisch

met een hogere concentratie opgeloste stoffen / osmotische waarde

67
New cards

hypotonisch

met een lagere concentratie opgeloste stoffen / osmotische waarde

68
New cards

immunotherapie

behandeling bij kanker die het afweersysteem stimuleert, zodat het kankercellen kan doden

69
New cards

interfase

de voorbereiding op een celdeling, bestaat uit G1-, S- en G2-fase

70
New cards

isotonisch

met gelijke osmotische waarde

71
New cards

kanker

een kwaadaardige tumor die zich door het lichaam verspreidt

72
New cards

kapsel

beschermingslaag rond de celwand bij prokaryoten

73
New cards

levensgemeenschap

alle organismen en hun onderlinge relaties in een bepaald gebied

74
New cards

levenskenmerken

alle kenmerken, eigenschappen en processen die typisch zijn voor het leven zoals we dat op aarde kennen

75
New cards

lysosoom

blaasje afkomstig van het golgi-systeem met verterinsenzymen die versleten organellen en opgenomen stoffen afbreken

76
New cards

matrijsstreng

de DNA-streng waaraan de mRNA-streng groeit bij een transcriptie

77
New cards

metafase

de fase van de mitose waarin de verdubbelde chromosomen in het midden van de cel liggen

78
New cards

metastaseren

uitzaaien van tumoren naar andere organen of weefsels elders in het lichaam

79
New cards

middenlamel

scheidingswand tussen twee nieuw gevormde kernen bij plantencellen, bestaat uit pectine

80
New cards

mitochondrium

organel dat energie levert voor een cel, opgebouwd uit twee membranen

81
New cards

mitose (M-fase)

de fase van de celcyclus waarin de cel de verdubbelde DNA-moleculen over twee dochterkernen verdeelt

82
New cards

molecuul

een structuur die bestaat uit meerdere atomen en met alle eigenschappen van die bepaalde stof

83
New cards

mRNA

molecuul dat de informatie voor een eiwit van de kern naar de ribosomen in het grondplasma brengt

84
New cards

netto-transport

de berekende molecuulverplaatsing van twee tegengestelde routes, bijvoorbeeld de waterverplaatsing door een membraan bij osmose

85
New cards

nucleotiden

de bouwstenen van DNA- en RNA-moleculen

86
New cards

orgaan

verschillende weefsels die samenwerken in een bepaalde taak

87
New cards

orgaanstelsel

diverse organen die samen een bepaalde taak hebben

88
New cards

organel

een onderdeel van de cel met een bepaalde taak

89
New cards

organisatieniveaus

begrensde biologische structuren, met een duidelijke samenhang tussen de onderdelen waarbij elk niveau voortbouwt op de onderliggende niveaus

90
New cards

organisme

levend wezen

91
New cards

osmose

diffusie van water door een semipermeabel membraan heen; van een oplossing met lage concentratie opgeloste stoffen naar een oplossing met een hoge concentratie opgeloste stoffen

92
New cards

osmotische waarde

een maat voor de hoeveelheid opgeloste stoffen

93
New cards

p53

eiwit dat een rol speelt bij de controle van de celcyclus in de G1-fase, gemaakt met informatie van een tumorseuppressorgen

94
New cards

passief transport

transport via een membraan met de concentratierichting mee, kost geen energie

95
New cards

pectine

bouwstof van de middenlamel

96
New cards

permeabel

doorlaatbaar

97
New cards

plasmiden

stukjes cirkelvormig DNA in prokaryoten

98
New cards

plasmolyse

door het krimpen van een cel in een hypertonische oplossing laat het celmembraan los van de celwand

99
New cards

plastiden

gekleurde (zie cloroplasten en chromoplasten) en ongekleurde (zie amyloplasten) korrels in het grondplasma van plantaardige cellen

100
New cards

polypeptideketen

een keten aminozuren