1/140
English Unit 4 + 5 3de Jaar
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
actor
een acteur
actress
een actrice
leading roles
een hoofdrol
trophy
een trofee
knight
een ridder
sword
een zwaard
to distribute
uitdelen
to announce
aankondigen
statue
een standbeeld
talented
getalenteerd
membership
een lidmaatschap
vote for
stemmen voor
nominees
een kandidaat
masterpiece
een meesterwerk
suspense
spanning
secret
een geheim
nickname
een bijnaam
to claime
beweren, verkondigen
to increase
(doen) verhogen, (doen) vergroten
earnings
winst
nomination
een kandidaatstelling, nominatie
advantage
een voordeel
salary
een salaris, wedde
to borrow
lenen
fashion designers
een mode-ontwerper
to lend
uitlenen
impressive
indrukwekkend
mastermind
een brein
elaborate
met zorg voorbereid en uitgewerkt
to be eligible for
in aanmerking komen voor iets
prize
een prijs, award
director
een regisseur
principal
een schoolhoofd
headmaster
een schoolhoofd
preceding
voorafgaand
fun
leuk, prettig
funny
grappig
banned
verbannen/uitzetten
behaviour
(het) gedrag
to apologize
verontschuldigen
to aim
streven, doelen
to restore
herstellen
maintaining
behouden
an allegation
een beschuldiging
to predict
voorspellen
aspect
een onderdeel, een specifiek deel
narrow down
verkleinen (meestal gaat dit over een lijst of een keuze)
hair
haar
a forehead
een voorhoofd
a cheek
een wang
an eye
een oog
an eyebrow
een wenkbrauw
an eyelid
een ooglid
an eyelash
een wimper
an ear
een oor
a nose
een neus
a mouth
een mond
a lip
een lip
a tongue
een tong
a tooth (plural = teeth)
een tand (meervoud = tanden)
a moustache
een snor
a beard
een baard
a chin
een kin
a throat
een hals
a neck
een nek
a shoulder
een schouder
a chest
een borst(kas)
a back
een rug
a belly
een buik
a stomach
een maag, buik
a waist
een middel, taille
a hip
een heup
a bottom
een achterste
an arm
een arm
an elbow
een elleboog
a wrist
een pols
a hand
een hand
a thumb
een duim
a finger
een vinger
a leg
een been
a thigh
een dij
a knee
een knie
a calf
een kuit
a foot (plural = feet)
een voet (meervoud = voeten)
an ankle
een enkel
a heel
een hiel
a toe
een teen
an injury
een verwonding
a wound
een wonde
a victim
een slachtoffer
a fracture
een breuk
a bruise
een kneuzing, buil, blauwe plek
a scratched face
een geschramd gezicht
a dangerous wound
een gevaarlijke wonde
a deep cut
een diepe snede
a cut finger
een gesneden vinger
a dislocated shoulder
een ontwrichte schouder
a painful burn
een pijnlijke brandwonde
a black eye
een blauw oog
a broken arm
een gebroken arm